Schriftstudies.tk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jeremia – Rampspoed vanuit het Noorden Attentie: In deze studie wordt vooral volgens het gematriabeginsel geredeneerd. Jeremia
Jr 1:13-16 >>
Deze profetie had een eerste vervulling in 587 v.Chr. Koning Nebukadnezar van het Neo-Babylonische wereldrijk had definitief afgerekend met de Assyriërs, alsook Egypte achter zijn grenzen teruggejaagd. En daarop kwam voor YHWH Elohim de tijd om Nebukadnezar in de dagen van Zedekia, de laatste koning van het koninkrijk Juda, tegen Jeruzalem te laten optrekken. In augustus 587 werd de stad door hem ingenomen. En dat alles op grond van Israëls grove ontrouw jegens YHWH, hun Elohim. Maar Jeremia’s profeteren reikt verder in de tijd. Waarom? Omdat het merendeel der Joden zich door alle eeuwen heen steeds weer halsstarrig bleef verzetten tegen YHWH. We hoeven elkaar slechts te herinneren aan de wijze waarop het Volk zich in de Eerste eeuw opstelde tegen Yeshua, hun rechtmatige Masjiach. En dat tot op de dag van Heden in die situatie niets is veranderd. Onder aanvoering van hun religieuze elite wil de meerderheid van het Joodse volk nog altijd niets weten van Yeshua!
Totaal GW 16972 ≈≈ Hn 13:46
Daarom zeiden Paulus en Barnabas, terwijl zij met vrijmoedigheid spraken: Het was noodzakelijk dat het Woord van God eerst tot jullie [Joden] werd gesproken. Aangezien jullie het van je afstoten en jezelf het eeuwige leven niet waardig oordeelt, ziet! wij keren ons tot de Heidenvolken.
Heel bijzonder hoe de gematria van Jr 1:13-16 leidt tot Hn 13:46! 1. Omdat de tekst verwijst naar de bediening van het Evangelische Woord door Paulus en Barnabas in de synagoge van Syrisch Antiochië, en die locatie was pal ten Noorden van het land Israël.
Vergelijk Ez 38:6 en 15, waar we worden geïnformeerd hoe Gog van het land Magog, met zijn bendes, vanuit de meest afgelegen streken van het Noorden in de Eindtijd zal optrekken tegen het land [van mensen] die teruggewonnen zijn van het zwaard, bijeengebracht uit vele volken, op de bergen van Israël.
2. En dat bij die gelegenheid, zoals altijd, er onder de Joden zich slechts een minderheid bevond – het welbekende Overblijfselidee – die gehoor gaf aan de goddelijke oproep tot inkeer. Vandaar dat Paulus in Hfdst 11 van zijn Romeinenbrief schreef:
1 Ik zeg dan: Verstiet God zijn volk? Mag dat niet geschieden! Ook ik ben immers een Israëliet, uit Abrahams zaad, van stam Benjamin. 2 God verstiet zijn volk dat hij tevoren kende niet. Of weten jullie niet wat de Schrift zegt omtrent Elia? Zoals hij bij God pleit tegen Israël: 3 Heer, uw profeten brachten zij ter dood, uw altaren haalden zij omver, en ik werd alleen achtergelaten, ook zoeken zij mijn ziel. 4 Maar wat zegt de godsspraak tot hem? Ik liet voor mijzelf zevenduizend mannen over, die de knie voor de Baäl niet bogen. 5 Zo is er dan ook in het tegenwoordige tijdperk een overblijfsel verschenen, overeenkomstig genadige verkiezing.
In de Eindtijd zal het niet anders zijn; bij voorbaat weten we dat er ook dan slechts een minderheid onder Joodse mensen zal zijn die tijdens de 70ste Week voor Israël zal terugkeren (Zf 3:12-13). Zie de studie: Het Overblijfsel dat tot zegen zal zijn. Alsook de gematriastudie Jesaja 10:5-34.
Jr 3:16-18 >>
In deze profetie wordt ook melding gemaakt van het Noorden, maar dan in de zin dat in de Eindtijd veel Joodse mensen aliyah zullen hebben gedaan, d.i. vanuit de Diaspora naar hun Homeland teruggekeerd. Het betreft hier duidelijk een herstelprofetie, vergelijkbaar met die van Js 2:1-5 >>
Datgene wat Jesa̱ja, de zoon van Amoz, geschouwd heeft betreffende Juda en Jeruzalem: En het zal geschieden in het laatst der dagen [dat] de berg van het Huis van YHWH stevig bevestigd zal zijn boven de top der bergen, verheven boven de heuvels; en daarheen moeten alle Heidenvolken stromen. En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, en laten wij opgaan naar de berg van YHWH, naar het Huis van de God van Jakob; en Hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal wet uitgaan, en het woord van YHWH uit Jeruzalem. En hij zal rechtspreken onder de Heidenvolken en de zaken rechtzetten met betrekking tot vele volken. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen; noch zullen zij de oorlog meer leren. O Huis van Jakob, komt en laten wij in het licht van YHWH wandelen.
De GW van deze Jesajapassage is 17620 (2044+3620+5364+5596+996), overeenkomend met Op 14:7, waar we lezen over een engel vliegend in het midden van de hemel, in het bezit van een ‘eeuwig Evangelie’ dat bestemd is voor alle mensen op aarde in de Eindtijd: Zeggend met een luide stem: Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van zijn oordeel kwam, en aanbidt hem die de hemel en de aarde en zee en bronnen van wateren maakte.
Geheel dus in de zin van Jr 3:16-18, dat GW 13877 heeft. Die GW treffen we alleen nog aan in 2Pt 1:3, >> Zoals van zijn goddelijke kracht ons alle dingen vrijelijk geschonken zijn die leven en godsvrucht betreffen, door de verdiepte kennis van hem die ons riep door eigen heerlijkheid en voortreffelijkheid. Zie aub ons commentaar aldaar.
Overigens komt de aankondiging in vers 18 – zij zullen wandelen, het Huis van Juda zijde aan zijde met het Huis van Israël - profetisch volkomen overeen met de voorzegging in Ez 37:15-20.
Jr 4:1-4
>>
Wat een betekenisvolle oproep aan het huidige Israël! De GW van dit tekstdeel is 15134, treffend overeenkomend met de strekking van Rm 8:32, ook met GW 15134. YHWH Elohim gaf zijn Zoon als verzoenend offer voor de hele mensheid >> Hoe zal hij, die zelfs de eigen Zoon niet spaarde maar hem voor ons allen overgaf, ons ook niet met hem alle dingen goedgunstig schenken?
Jr
6:1 >>
Dit vers lijkt geheel op zichzelf te staan. In de komende tijd van rampspoed zal Jeruzalem geen veilige haven zijn. De vijand komt uit het Noorden en loopt de stam Benjamin als eerste onder de voet. En ook al zijn Juda en Bejamin stamgenoten, de stad Jeruzalem biedt geen redding. Verder naar het Zuiden moet de tocht. Om de vluchtelingen de weg te wijzen wordt te Tekoa – de thuishaven van de profeet Amos – op de hoorn geblazen. Boven Beth-Kerem moet een lichtsignaal van vuur worden gegeven.
Het zal in de Eindtijd, bij Yeshua’s paroesie, gaan zoals ook in Mt 24 profetisch wordt aangegeven: Wanneer jullie dan de verwoestende gruwel - waarover door de profeet Daniël gesproken is - in een heilige plaats zien staan (de lezer geve er acht op), laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten.
Zoals hierboven bij Jr 6:1 is aangegeven is de GW van het vers 6464. Die getalswaarde wordt alleen nog aangetroffen in 2Kr 20:9, waar we lezen over de dreiging dat in de dagen van koning Josafat Israël ook al werd gedreigd met uitroeiing. Maar de getrouwe Josafat zocht zijn toevlucht bij YHWH Elohim. In gebed herinnerde hij Elohim aan de bede die koning Salomo bij de inwijding van de Eerste tempel tot YHWH had gericht >> Mocht er rampspoed over ons komen: zwaard, strafgericht, of pestilentie of hongersnood, laten wij dan voor dit Huis en voor u gaan staan - want uw naam is in dit Huis - opdat wij uit onze benauwdheid tot u om hulp kunnen roepen, en moogt gij horen en redden.
Vergelijk 1Kn 8:33-34. En zie het verband met Psalm 83. Jr 6:22-23 >>
GW 6229 ≈≈ 2Kn 19:6 >> Toen zei Jesa̱ja tot hen: Dit dient gij tot uw heer te zeggen: Dit heeft YHWH gezegd: Wees niet bevreesd wegens de woorden die gij hebt gehoord, waarmee de bedienden van de koning van Assyrië schimpend over mij gesproken hebben.
In de Jesaja profetieën wordt breed uitgeweid over de Assyriër van de Eindtijd, hij die het herstelde Israël zal bedreigen. Zie ons commentaar op Js 10:5-34. Jr 6:24
>>
Gevoegd bij Jr 6:22-23 verkrijgen we 6229 + 2653 = GW 8882, welke waarde ook wordt aangetroffen in Gl 2:11 >> Maar toen Kèfas [Petrus] naar Antiochië kwam weerstond ik hem in [het] gezicht, omdat hij te laken was.
Gedoeld wordt op Syrisch Antiochië, pal ten Noorden van Palestina. Blijkbaar moeten we Petrus’ bezoek aan Antiochië in tijd rond het jaar 48 AD plaatsen, nadat Paulus en Barnabas aldaar van hun Eerste zendingsreis waren teruggekeerd. Kort daarop arriveerden blijkbaar ook aanhangers van de 'besnijdenispartij' die zich, zoals steeds, zeer wantrouwend opstelden en voor wie Petrus toen blijkbaar capituleerde. Wellicht een vingerwijzing naar wat er vanaf de Helft van de 70ste Jaarweek opnieuw verwacht mag worden van de zijde der Joden die, ondanks het Nieuwe Verbond, toch halsstarrig zullen willen vasthouden aan ‘Mozes’.
Jr 10:22-23 >>
GW 3939+1975 = 5914, corresponderend met Gn 22:12 >> En hij zei: Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, mij niet hebt onthouden. Maar ook met Mt 24:40 >> Dan zullen er twee in het veld zijn, een zal meegenomen worden en een achtergelaten.
De aankondiging komt overeen met die in Lk 17:34-35 >> Ik zeg jullie: in die nacht zullen twee op één bed zijn, de ene [man] zal meegenomen en de andere [man] zal achtergelaten worden. Twee zullen op dezelfde plaats aan het malen zijn, de ene [vrouw] zal meegenomen en de andere [vrouw] zal achtergelaten worden. Commentaar.
Alsook met Mt 27:14 >> En Hij antwoordde hem op geen enkele vraag, zodat de landvoogd zich zeer verwonderde. En Jh 11:29 >> En toen zij [Maria, Martha’s zuster] dat hoorde, stond zij ijlings op en ging naar hem [Jezus] toe.
Jr 13:20-23 >>
Totaal GW 12987 ≈≈ 2Ko 10:11 >> Laat zo iemand dit bedenken dat wij, wanneer wij aanwezig zijn, net zo in daad zullen zijn als bij onze afwezigheid in woord door brieven.
Toegepast op het Israël van de Eindtijd: Zijzelf wordt verantwoordelijk gesteld voor de rampen die haar zullen overkomen; nota bene van de zijde van haar nabuurstaten die zij als haar ‘minnaars’ had beschouwd. Hoe groot zal haar ontgoocheling zijn als ze juist van die zijde als een ontuchtige vrouw wordt behandeld! Maar zij is dan ook volkomen met het kwaad vergroeid; haar ontucht is als een tweede natuur voor haar geworden. Vergelijkbaar met een Kuschiet die zijn huid geen andere kleur kan geven, en als een luipaard die altijd een gespikkeld vel zal dragen.
Jr 15:11-14
>>
GW 11107 ≈≈ Mr 13:1 >> Terwijl hij de tempel uitging, zei een van zijn discipelen tot hem: Leraar, zie toch eens, wat een stenen en wat een gebouwen! En Lk 19:33 >> Toen zij nu het veulen losmaakten, zeiden de eigenaars ervan tot hen: Waarom maken jullie het veulen los?
Opmerkelijk is dat a.) beide verzen verwijzen naar de ‘Lijdensweek’ die een aanvang nam op ‘Palmzondag’ van het jaar 33 AD (4036 AM). Lk 19:33 verwijst naar die dag (9 Nisan); b.) dit al de vierde (gematria) verwijzing is naar Palmzondag in het Boek Jeremia. Zie
ook de commentaren bij Jr 1:1-3; 2:18-19 en 2:23-
Niet minder opmerkelijk is vers 12, waar YHWH zijn profeet de vraag voorlegt: Kan men ijzer aan stukken breken, ijzer uit het Noorden, en koper? Overigens een vraag die blijkbaar gelezen moet worden in samenhang met vers 11, aangezien beide tezamen bedoeld lijken te zijn om als bemoediging te dienen voor de profeet zelf: YHWH heeft gezegd: Waarlijk, ik wil u dienen ten goede. Waarlijk, ik wil ten tijde van rampspoed en ten tijde van benauwdheid voor u tussenbeide komen, tegen de vijand. Het is kennelijk YHWHs antwoord op Jeremia’s wanhopige uitroep in vers 10 >>
Wee mij, o mijn moeder, omdat gij mij gebaard hebt, een man die is blootgesteld aan ruzie en een man die is blootgesteld aan twist met de gehele aarde. Ik heb niet te leen gegeven, en men heeft mij niet te leen gegeven. Zij allen smeken kwaad over mij af.
In Jeremia’s meest kritieke situatie – blijkbaar terwijl hij dient als voorafbeelding van Israëls Overblijfsel in de Eindtijd - schiet YHWH Elohim zijn dienstknecht dus te hulp. Hoe? Door (voor mensen) het onmogelijke te doen: Werkelijk het ijzer en koper – dat vanuit het Noorden nadert – te vermorzelen. Toegelicht vanuit de beeldspraak in Daniël, hoofdstuk 4 >> De banden van ijzer en koper rondom de stronk van de (tijdelijk) gevelde reusachtig hoge Boom van Gods soevereiniteit verwijderen, en wel op de Helft van de 70ste Jaarweek. Zonder beeldspraak: Het herstel of wederoprichting van het Davidische koninkrijk Gods, zoals we lezen:
Laat zijn wortelstomp in de grond staan, met een band van ijzer en van koper, tussen het gras van het veld. Laat hij door de dauw van de hemel bevochtigd worden, en laat zijn deel zijn met het gedierte en zijn deel tussen de vegetatie der aarde. Laat zijn hart worden veranderd zodat het niet meer dat van een mens is; een dierenhart worde hem gegeven, en laten er Zeven Tijden over hem voorbijgaan.
Zie de studie: Taalverwarring en de Zeven Tijden
Jr 16:14-15 volgt dan ook niet onlogisch op het bovenstaande >>
GW 10354 ≈≈ Lukas 11:4 en 16:4; resp.:
En vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven ieder die ons schuldig is. En breng ons niet in verzoeking. Met betrekking tot dit ‘modelgebed’ moet men nooit vergeten dat Yeshua daarin voorzag op grond van een verzoek van zijn toenmalige Joodse leerlingen. Zie ons commentaar. En Ik weet wat ik zal doen, opdat, wanneer ik uit het beheer wordt gezet, zij mij in hun huizen opnemen. Voor commentaar, zie aub De kwestie van het beheer.
Jr 23:7-8 >>
GW 9633 ≈≈ 2Ko 6:7 >> in woord der waarheid, in kracht Gods, door de wapens van de rechtvaardigheid ter rechter- en ter linkerzijde; Dit Schriftdeel in Jr 23 bevestigt Mozes’ profetie mbt de terugkeer uit de Diaspora van het volk Israël naar hun homeland volgens Dt 30:1-4. Zie de studie De Staat Israël in gevaar? (Inleiding). En dat de passage in gematriaverband staat met de Twee Korinthe Brief behoeft ons niet te bevreemden, aangezien uit Hoofdstuk 3 van dat Bijbelboek kan worden geconcludeerd dat beide Gemeenten van het Israël Gods steunen op de kracht van het Nieuwe Verbond. Omdat in dit hoofdstuk van Jeremia de profetische schijnwerper wordt gericht op de Eindtijd, en met name op het Messiaanse tijdperk dat in 33 AD een aanvang nam, lijkt het goed ook kennis te nemen van Jr 23:23-25 >>
GW 9423 ≈≈ Lk 23:47. In context >> 46 En
met luider stem roepend zei Jezus: Vader, in uw handen geef ik mijn geest in bewaring.
En na dit gezegd te hebben, blies hij de laatste adem uit.
Jr 25:8-11 >>
Gw 18583 ≈≈ 2Ko 12:2 >> Ik ken een mens in [de] Messias, veertien jaar geleden – hetzij in een lichaam, ik weet het niet; hetzij buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet het – die persoon werd weggerukt tot [de] derde hemel. Opnieuw is de passage gerelateerd aan de Twee Korinthebrief; bovendien verwijzend naar de visionaire 'wegrukking' welke de apostel Paulus ervoer als voorproef van de Opname der Gemeente bij Yeshua’s paroesie. Zie Hoofdstuk 12. Even visionair is de Jeremiapassage voor de Eindtijd, tijdens de 70ste Jaarweek voor Israël, in het bijzonder vanaf de Helft van die Week.
Wat betreft de juiste visie op de vervulling in de Oudheid van genoemde 70-jarige periode van dienstbaarheid der volken (waaronder Juda) aan de koning van Babel, zie De zekerheid van het jaar 587. Jr 25:26 >>
Voor commentaar op deze passage, zie Jr
30:6- Jr 25:32-33 >>
Nog een passage uit Jeremia 25 die, hoewel niet verwijzend naar de uit het Noorden komende rampspoed, wél profetisch Gods Eindgericht schildert, en dat op een huiveringwekkende wijze! De totale GW van beide verzen is 5870, overeenkomend met onder meer >> 1.) Js 17:6 >> En er zal een nalezing in overblijven zoals bij het afslaan
van de olijfboom: twee [of] drie rijpe olijven in de top van de tak; vier [of] vijf
aan de vruchtdragende grote takken ervan, luidt het woord van YHWH, de God van Israël. Zie het commentaar op de passage Js 17:4-6 in de studie Jesaja en de Assyriër, als onderdeel van de profetie over de totale ondergang van Damaskus. 2.) 2Th 2:12 >> Opdat allen geoordeeld worden, zij die geen geloof stelden in de waarheid maar behagen schepten in de ongerechtigheid. De zelfde verwijzing naar de totale ondergang in de Eindtijd van allen die – nadat Yeshua’s Gemeentelichaam Is opgenomen en de heilige geest
niet langer een huis op aarde zal hebben – gehoor zullen geven aan de leugenachtige tekenen, wonderen en elke vorm van bedrog van de Wetteloze,
wanneer de werking van de Satan voor
een korte tijd alle ruimte krijgen zal krijgen. Met al zijn beschikbare kracht
zal hij de
Wetteloze ondersteunen, zeer ten nadele van de op aarde
achtergebleven mensen. Zie: Hoofdsuk 2 van Twee Thessalonicenzen. 3.) Jr 40:11, verwijzend naar het Joodse Overblijfsel >> En al de Joden die in Moab en
onder de zonen van Ammon en in Edom waren en degenen
die in al de [andere]
landen waren, ook zij hoorden dat de koning van Babel aan Juda een Overblijfsel
gelaten had en dat hij Gedalja, de zoon van Ahikam, de zoon van Safan, over
hen had aangesteld. Kennelijk een hint naar een vergelijkbare situatie zoals die zich in de Eindtijd zal voordoen. Ook dan zal er wereldwijd - in al de [andere] landen – een Joods Overblijfsel verschijnen. Interessant is namelijk de totale GW van Jr 40:11, 12 en 13 tezamen, nl 5870 + 3795 + 2689 = 12354; ook de GW van 2Ko 1:3 >> Gezegend de God en vader van onze Heer Jezus Messias, de Vader der hartelijke barmhartigheden en God van alle vertroosting.
Jr 31:7-9 >>
GW 13736 ≈≈ 1Ko 1:4 >> Ik breng altijd dank aan mijn God betreffende jullie voor Gods liefderijke gunst welke jullie werd geschonken in Masjiach Yeshua. Die dankbare gebedsuiting zal met dezelfde kracht gelden voor Israëls Overblijfsel van de Eindtijd!
Zie voor de gematriabehandeling van enkele andere (zeer belangrijke) passages in Jeremia 31, de studie Jeremia en de Eindtijd.
1. Dit is hetgeen als het woord van YHWH tot de profeet Jeremia kwam betreffende de Heidenvolken: 2. Aangaande Egypte, betreffende de krijgsmacht van Farao Necho, de koning van Egypte, die zich aan de rivier de Eufraat bij Karkemis bevond, die door Nebukadrezar, de koning van Babel, werd verslagen in het vierde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda: 3. Stelt beukelaar en groot schild op, en rukt aan tot de strijd.
GW resp. 1287 + 6989 + 1008 = 9284 9284 ≈≈ 2Kr 34:21 >>
Gaat ten behoeve van mij en ten behoeve van wat overgebleven is in Israël en in Juda, YHWH raadplegen betreffende de woorden van het boek dat gevonden is, want groot is YHWHs woede die over ons uitgestort moet worden wegens het feit dat onze voorvaders het woord van YHWH niet hebben onderhouden door te doen naar alles wat in dit boek geschreven staat. Jr 46:6-9 >>
GW 12700 ≈≈
Mt 7:3 Waarom kijkt gij dan naar het strootje in het oog van uw broeder, maar beschouwt niet de balk in uw eigen oog? Mt 11:12 Sedert de dagen van Johannes de Doper tot op heden is het koninkrijk der hemelen echter het doel waarnaar mensen voorwaarts dringen, en zij die voorwaarts dringen, grijpen het. Lk 11:32 Ninevitische mannen zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zij zullen het veroordelen, omdat zij tot inkeer kwamen op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona hier! Lk 20:14 Toen de landlieden echter hem zagen, gingen zij onder elkaar overleggen, zeggend: Deze is de erfgenaam; laten wij hem doden, opdat de erfenis van ons wordt. Jr
46:20-24 >>
GW 10826 ≈≈ 2Kn 23:8
Hij [koning Josía] deed al de priesters uit de steden van Juda komen en verontreinigde de hoogten waar de priesters offerrook hadden gebracht; van Geba af tot Berseba toe. Ook slechtte hij de hoogten bij de poorten, aan de ingang der poort van Jozua, de overste der stad, die gelegen was aan de linkerzijde als men de stadspoort binnenkwam.
en Gl 3:28 Daarbij
is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije; er is geen manlijk en
vrouwelijk; want allen zijn jullie één in Messias Jezus. Het is interessant om te zien hoe dit hoofdstuk, Jeremia 46, eindigt met een aanmoedigende verzekering jegens Israëls Overblijfsel van de Eindtijd, in de vv 27 en 28 >>
Totale GW 12909,
overeenkomend met de GW van Hn 25:7, waar we worden
ingelicht dat destijds de apostel Paulus hetzelfde ervoer >> Toen hij [Paulus] vóórkwam
[voor Festus], gingen de Joden
die van Jeruzalem waren gekomen, om hem heen staan en brachten vele en zware
beschuldigingen tegen hem in, die zij niet konden bewijzen.
Jr 47:2-3 >>
GW 7932 (3787 + 4145) ≈≈ 1Pt 2:13 >> Onderwerpt je ter wille van de Heer aan elke menselijke ordening; hetzij aan een koning als superieur; Jr
47:4-7 >>
GW 15674 ≈≈ Mr 12:43 >> En hij riep zijn leerlingen en zei tot hen: Voorwaar, ik zeg jullie, deze arme weduwe heeft het meeste in de offerkist geworpen van allen die er iets in geworpen hebben. En Lk 13:15 >> De Heer echter antwoordde hem en zei: Huichelaars, maakt niet ieder van jullie op de sabbat zijn os of ezel los van de voederbak, leidt [ze] weg en geeft [ze] te drinken?
Overigens hebben de vv 4 en 5 tezamen GW 11031 ≈≈ Mt 14:36 >> En zij smeekten hem dat zij alleen maar de kwast van zijn kleed mochten aanraken. En allen, die hem aanraakten werden volkomen gezond.
Maar ook de vv 4, 5 en 6 vormen een geheel; t.w. GW 13523 ≈≈ Mt 27:9 >> Toen werd vervuld het gesprokene door de profeet Jeremia, toen hij zei: En zij namen de dertig zilverstukken, de geschatte waarde van de geschatte, die zij geschat hadden van de zonen van Israël.
Jr 50:1-3 >>
Terwijl in vorige profetieën de rampspoed uit het Noorden gewoonlijk van Babel (Babylon) afkomstig was, wordt nu Babel zelf vanuit die richting met ondergang bedreigd. Duidelijk is daarom dat we in dit geval te maken hebben met het mystieke Babel (de Grote) van Openbaring, de hoofdstukken 17 en 18. Daaruit vernemen we dat mystiek
Babel – volgens velen het pauselijke Rome – volledig ten onder zal gaan door de
agressie van het Beest dat ze in haar (laatste) vermetelheid nog zal trachten
te ‘berijden’; bij de profeet Jesaja de
Assyriër, de Antichristelijke macht van
de Eindtijd. Jr 50:1-2 >> 2060 + 4258 = 6318 ≈≈ 1Ko 1:6 >> Zoals het getuigenis van de Messias onder jullie werd bevestigd.
Jr 50:1-3 >> 2060 + 4258 + 3069 = 9387 ≈≈ Mr 1:41 >> Door medelijden bewogen strekte hij toen zijn hand uit, raakte hem aan en zei tot hem: Ik wil het. Word rein. Ook Mr 5:14 >> De zwijnenhoeders
vluchtten echter en berichtten het in de stad en op het land; en de mensen
kwamen kijken wat er gebeurd was. Jr
50:4-5 >>
Herstel voor Israël is in aantocht! Een Overblijfsel zal in de Eindtijd berouwvol tot YHWH, hun Elohim, terugkeren! Wanneer in het bijzonder? Het antwoord vinden we in bovenstaande twee verzen gehint: GW 2674 + 2653 = 5327 ≈≈ Nm 13:16; 2Kr 9:4; Jr 41:3 en Ez 8:1. Vooral Ez 8:1 is (voor ons) belangwekkend: Nu geschiedde het in het zesde jaar, in de zesde [maand], op de vijfde dag van de maand, dat ik in
mijn huis zat en de oudsten van Juda voor mij zaten, toen
de hand van de Heer YHWH daar op mij viel. We worden verplaatst naar 5 Elul, de datum
waarop, naar wij verwachten, de Helft van de 70ste Jaarweek valt. Zie: Een
mogelijk verloop van de Zeventigste Jaarweek. Dan ook vernieuwt YHWH Elohim zijn huwelijksverhouding met Israël door
het Nieuwe Verbond met hen te sluiten. Zie: Een hernieuwd huwelijksverbond in de Wildernis. En ook: Hebreeën 8 >> Binnen het Nieuwe Verbond. Jr 50:6-7 >> 6 Een
kudde van omkomende schepselen is mijn volk geworden. Hun eigen herders hebben
hen doen ronddolen. Op de bergen hebben zij hen weggeleid. Van berg tot heuvel
zijn zij gegaan. Zij zijn hun rustplaats vergeten. 7 Allen
die hen vonden, hebben hen opgegeten, en hun eigen tegenstanders hebben gezegd:
Wij zullen geen schuld op ons laden, wegens het feit dat zij gezondigd hebben tegen
YHWH, de verblijfplaats van rechtvaardigheid en
de hoop van hun voorvaders, YHWH. GW 3238 + 3650 = 6888
≈≈ Jr 26:18 >> Het was Micha van Moreseth die profeteerde in de dagen van Hizkia, de koning van Juda, en hij zei tot het gehele volk
van Juda: Dit heeft YHWH der legerscharen gezegd: “Sion zal worden omgeploegd
als was het een veld, en Jeruzalem zal tot niets dan puinhopen worden, en de
berg van het Huis zal zijn tot hoge plaatsen van een woud”. Maar ook Lk 1:39 >> Mariam nu
stond in die dagen [nadat
Gabriël haar de bovennatuurlijke zwangerschap van Masjiach Yeshua had
aangekondigd] op en trok met spoed naar het
bergland, naar een stad van Juda. Jr 50:8-10
>>
Totaal GW 8615 ≈ Hn
15:8 >> En God die het hart kent heeft
getuigenis afgelegd door hun de heilige geest te geven, evenals hij die ook aan
ons heeft gegeven. En dit gaat opnieuw gebeuren op de Helft van de 70ste
Jaarweek, wanneer YHWH Elohim - op grond van het Nieuwe Verbond - Israël de
heilige geest zal schenken.
Jr 50:41-42 >>
Totaal GW 5954 ≈ Lv 6:5 >> Of wat maar ook waarover hij vals zou kunnen zweren, en hij moet het volle bedrag ervan vergoeden, en hij zal een vijfde daarvan eraan toevoegen. Aan degene van wie het is, zal hij het geven op de dag waarop zijn schuld wordt bewezen. Jr 50:41-44 >>
Totaal GW 12807 ≈ Lk 18:24 >> Toen nu Jezus hem [zo] zag, zei hij: Hoe moeilijk gaan zij die vermogen hebben, het koninkrijk Gods binnen. Wederom een hint naar de uitdaging
welke de tweede helft van de 70ste Jaarweek zal vragen van (vooral)
Joodse gelovigen. Vergelijk de eindtijdboodschap aan de gemeente te Laodicea
>> Omdat je zegt "Ik ben rijk en ik heb me verrijkt en aan
niets heb ik gebrek", terwijl het je ontgaat dat jij de ellendige en
deerniswekkende en arme en blinde en naakte bent, raad ik je aan bij mij goud
te kopen dat in vuur gelouterd is, opdat je rijk moogt
worden; ook witte bovenklederen opdat je je moogt
kleden en de schande van je naaktheid niet openbaar wordt, en oogzalf om je
ogen te bestrijken opdat je moogt zien. Jr 51:47-49 >>
Totaal GW
7151
≈ Ez 16:25; 29:5 en Mt
22:29 >> Jezus antwoordde en zei tot
hen: Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet, noch de kracht Gods. Ook nu een belangrijke hint naar de Tweede Weekhelft en wat daarop gaat volgen in het Millenniumrijk van de Messias. Lees in Lukas 20, vanaf vers 27 hoe Yeshua het ongeloof in de opstanding van de zijde der Sadduceeën pareerde. -.-.-.- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© 2011 RMS.x95 - All rights reserved. |