Daarna zei YHWH tot Mozes en
Aäron: Neemt jullie beide handen vol roet uit een kalkoven, en Mozes
moet het voor de ogen van Farao naar de hemel opgooien.
En het moet tot fijn stof
worden over het gehele land Egypte, en het moet op mens en dier in het gehele
land Egypte tot zweren worden die met blaren uitbreken.
Zij namen dus het roet van
een kalkoven en gingen voor Farao staan, en Mozes gooide het op naar de hemel
en het werd tot zweren met blaren, die op mens en dier uitbraken.
In Op
16:1-2 lezen we over de tegenhanger van die ‘plaag’ in de Eindtijd
>>
En ik hoorde een luide stem uit het
tempelheiligdom zeggen tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven
schalen van de toorn Gods uit naar de aarde. En de
eerste ging heen en goot zijn schaal uit naar de aarde en er kwam een lelijke
en kwaadaardige zweer op de mensen die het merkteken van het Beest hebben en
die zijn Beeld aanbidden.
GW 4481 is ook die van Lk 2:3 >>
En allen gingen op weg om ingeschreven te
worden, ieder naar zijn eigen stad.
[Nu ging ook Jozef op van Galilea uit stad Nazareth naar Judea, naar stad van David
die Beth-Lechem wordt genoemd, omdat hij uit het Huis
en de familie van David was, om ingeschreven te worden samen met Mariam].
40 … zo zal het ook gaan in de voleinding der eeuw. 41
>> De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen
geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen.
En eveneens Rm 8:29 >> Want hen die hij tevoren kende, bestemde hij ook tevoren [tot] gelijke
gedaante van het beeld van zijn Zoon, opdat hij eerstgeborene zou zijn
onder vele broeders.
Zij dan braken op uit Rafidim en
kwamen in de wildernis van Sinaï en legerden zich in de wildernis; en Israël
legerde zich daar voorts tegenover de berg.
En Mozes klom op tot de God, en toen riep YHWH tot hem
van de berg en zei: Dit moet je tot het Huis van Jakob zeggen en aan de
zonen van Israël meedelen:
GW 9636≈≈
Lk 19:12 >> Hij zei dan: Een zeker mens van edele afkomst
reisde [tien dagen vóór Shavuot in 33 AD] naar een ver land
om voor zich een koninkrijk in ontvangst te nemen en
terug te keren.
En Mozes klom op tot de God, en toen riep YHWH tot hem
van de berg en zei: Dit moet je tot het Huis van Jakob zeggen en aan de
zonen van Israël meedelen:
Nu dan, indien jullie mijn stem strikt zullen
gehoorzamen en mijn verbond inderdaad zullen onderhouden, dan zullen
jullie stellig uit alle volken mijn speciale bezit worden,want de gehele aarde behoort mij
toe.
GW 18040≈≈ Mt 17:25 >> Hij zei: Ja. Maar
toen hij het huis binnenging, was Yeshua hem vóór en zei: Wat denk jij ervan, Simon? Van wie ontvangen de koningen der aarde rechten of
hoofdgeld? Van hun zonen of van de vreemden.
en ten slotte zagen zij de
God van Israël. En onder zijn voeten was iets als een werk van saffieren
vloertegels en als de hemel zelf wat zuiverheid betreft.
Het visionaire tafereel
doet denken aan Openbaring
4.
GW 8891
≈≈ 2Kr 27:5 >> En hijzelf[de goede koning Jotham;
die bleef doen wat recht is in YHWH’s ogen]
streed tegen de koning van de zonen van Ammon en hij bleek ten slotte sterker te zijn dan zij,
zodat de zonen van Ammon hem dat jaar honderd
talenten zilver en tienduizend kor-maten
tarwe en tienduizend gerst gaven. Dit betaalden de zonen van Ammon hem, ook in het tweede en het derde jaar[dus
drie jaar achtereen].
YHWH zei nu tot Mozes: Klim
op tot mij op de berg en blijf daar, aangezien ik u de stenen tafelen wil
geven en de wet en het gebod, die ik moet schrijven om hen te onderwijzen.
Volgens Lv 26:25 en Hs 8:14, vv met dezelfde GW 5583,
zal het ontrouwe deel van Israël in de Eindtijd nog veel vergelding ontvangen
van de zijde van YHWH (!)
Maar tot de oudsten had hij
gezegd: Wacht op deze plaats op ons totdat wij tot jullie terugkeren. En
ziet! Aäron en Hur zijn bij jullie. Al wie een
rechtszaak heeft, wende zich tot hen.
GW 6073≈≈ Zc 12:10 >> En ik wil over het huis van David en over de inwoners van
Jeruzalem de geest van gunst en smekingen uitstorten, en zij zullen stellig
opzien naar degene die zij doorstaken, en zij zullen stellig over hem weeklagen
zoals bij het geweeklaag over een enige [zoon]; en er zal een bittere jammerklacht over
hem zijn zoals wanneer er een bittere jammerklacht is over de eerstgeboren [zoon].
YHWH’s heerlijkheid verbleef nu op de berg Sinaï en de
wolk bedekte hem voorts zes dagen lang. Ten slotte riep hij op de zevende dag
tot Mozes uit het midden van de wolk.