en met elke levende ziel die bij jullie is, van
het gevogelte, van de viervoetige dieren en van alle levende schepselen der
aarde met jullie, van al
wat uit de ark gegaan is tot elk levend schepsel van de aarde toe.
Ja, ik richt waarlijk mijn verbond met U op:
Nooit meer zal alle vlees door wateren van een
geweldige vloed worden afgesneden, en nooit meer zal er een geweldige vloed
komen om de aarde te verderven.
GW 12384
≈≈ Lk 1:32 >> Deze zal groot
zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
33 en de Heer God zal hem de
troon van zijn vader David geven, en hij zal als koning over het huis van Jakob
regeren tot in eeuwigheid, en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.
Lk 13:16 >> Moest
dan deze [vrouw], die een dochter van
Abraham is, welke de Satan, zie, achttien jaar gebonden hield, niet van deze
band worden losgemaakt op de dag van de sabbat?
Jd 1:18 >> dat
zij [de apostelen] tot jullie
zeiden: "In het laatst der tijd zullen er spotters zijn, die naar hun
eigen goddeloze begeerten wandelen".
En God voegde eraan toe: Dit
is het teken van het verbond dat ik geef tussen mij en jullie en
elke levende ziel die bij jullie is, voor de geslachten tot onbepaalde
tijd.
En ik zal aan mijn verbond
denken, dat tussen mij en jullie en elke levende ziel van alle vlees bestaat;
en nooit meer zullen de wateren tot een geweldige
vloed worden om alle vlees te verderven.
1Pt 3:13 heeft ook GW 5142 >> En wie [is] hij die jullie kwaad zal berokkenen, indien gij ijveraars van het goede wordt?
En de regenboog moet in de
wolk komen, en ik zal hem zien om te denken aan het
verbond tot onbepaalde tijd tussen God en elke levende ziel onder alle vlees
dat op de aarde is.
GW 5220 is ook die van Ex 25:9 >> Overeenkomstig
alles wat ik u toon als het model van de tabernakel en
het model van al zijn toebehoren, zo moeten julliehet maken.
en Es 9:21 >> Om hun de verplichting op te leggen,
ieder jaar weer de
veertiende dag van de maand Adar en
de vijftiende dag daarvan geregeld te vieren.
GW 22289
≈≈ Fp 1:27 >> Alleen, leeft als burgers het Evangelie van de Masjiach
waardig, opdat ik, hetzij ik zou komen en jullie zien, hetzij ik afwezig ben,
over de dingen aangaande jullie mag horen dat jullie vaststaan in één geest,
één van ziel eendrachtig strijdend voor het geloof van het Evangelie,
28 en je in niets door de tegenstanders laat verschrikken,
hetwelk voor hen een aanwijzing is van ondergang, maar
van jullie redding; en dit vanwege God.
Nu gebeurde het in de dagen
van Amrafel, de koning van Sinear,
Arioch, de koning van Ellasar,
Kedorlaomer, de koning van Elam,
en Tideal, de koning van Gojim,
dat dezen oorlog voerden tegen Bera, de koning
van Sodom, en tegen Birsa,
de koning van Gomorra, Sineab,
de koning van Adma, en Semeber,
de koning van Zeboïm, en de koning van Bela (dat wil zeggen Zoar).
De twee vv samen hebben GW 7843,
opmerkelijk corresponderend met Es
1:14, waarin de machthebbers binnen het
Perzische Rijk worden opgesomd >> En die hem
het naast stonden, waren Karsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena[en] Memukan, zeven vorsten
van Perzië en Medië, die
toegang hadden tot de koning, die de eerste plaats bekleedden in het
koninkrijk.
Hun totale getalswaarde bedraagt 3934, t.w. 571 – 900
– 446 – 1210 – 300 – 351 – 156 (Es 1:11-15).
GW 3934 is de waarde van Js 22:22, waar aan Eljakim wordt toegezegd dat de sleutel van het Huis
van David op zijn schouder zal worden gelegd. Als Beheerder moest hij de
ontrouwe Sebna vervangen. Vergelijk Es
8:1-2.
Wat hebt gij hier, en wie hebt gij hier, dat gij u hier een
grafstede hebt uitgehouwen? Gij die in een hoogte
een grafstede uithieuw; die zich in een steile rots een woning groef.
vast
ineengerold, als een bal, naar een wijd uitgestrekt land. Daar zult gij sterven, en daarheen zullen uw praalwagens gaan, gij
schandvlek van het Huis van uw Heer!
GW 9673
≈≈ Mt 12:24 >> Toen de Farizeeën dit hoorden, zeiden zij: Deze mens werpt
de demonen slechts uit door bemiddeling van Beëlzebub, de heerser der
demonen.
En in het veertiende jaar
kwam Kedorlaomer, en ook de koningen die met hem
waren, en zij brachten nederlagen toe aan de Refaïeten
in Asteroth-Karnaïm, en aan de Zuzieten
in Ham, en aan de Emieten in Schavé-Kirjathaïm.
GW 12041
≈≈ Hn 9:11 >> De Heer zei tot hem: Sta op, ga naar de straat die de Rechte
wordt genoemd en zoek in het huis van Judas naar een man genaamd Saulus, uit Tarsus. Want zie! hij is in gebed.
En in het veertiende jaar
kwam Kedorlaomer, en ook de koningen die met hem
waren, en zij brachten nederlagen toe aan de Refaïeten
in Asteroth-Karnaïm, en aan de Zuzieten
in Ham, en aan de Emieten in Schavé-Kirjathaïm,
Toen keerden
zij om en kwamen te En-Mispat, dat is Kades, en
versloegen het gehele veld van de Amalekieten en
ook de Amorieten die in Hazezon-Tamar
woonden.
GW 7270
≈≈ 1Tm 1:3 >> Zoals ik je opriep
om in Efeze te blijven toen ik naar Macedonië
vertrok, doe ik het ook nu om zekere lieden te
gebieden geen andere leer te onderwijzen.
Toen trok de koning van Sodom uit, en ook de koning van Gomorra
en de koning van Adma en de koning van Zeboïm en de koning van Bela
(dat wil zeggen Zoar), en zij schaarden zich tegen
hen in slagorde in de Laagvlakte van Siddim,
tegen Kedorlaomer,
de koning van Elam, en Tideal,
de koning van Gojim, en Amrafel, de koning van Sinear, en Arioch, de koning
van Ellasar; vier koningen tegen de vijf.
De Laagvlakte van Siddim nu was vol asfaltputten; en toen de koningen van Sodom en Gomorra de vlucht
namen, vielen zij voorts daarin, en de overigen vluchtten naar het bergland.
GW 11946
≈≈ Mr 4:16 >> En evenzo zijn dit degenen die op de rotsachtige plekken
zijn gezaaid: zodra zij het woord hebben gehoord, aanvaarden zij het met
vreugde.
Daarna kwam een man die
ontkomen was aan Abram, de Hebreeër, meedelen. Hij
hield toen verblijf te midden van de grote bomen van Mamré,
de Amoriet, de broer van Eskol
en de broer van Aner; en zij waren bondgenoten van Abram.
Aldus kreeg Abram te horen dat zijn broeder gevangengenomen was.
Daarop monsterde hij zijn geoefende mannen, driehonderd achttien slaven,
geboren in zijn huis, en zette de achtervolging in tot Dan toe.
Het getal 318 is – in gematria
opzicht – in het leven van Abraham van veel betekenis geweest.
Abraham had namelijk een
knecht, Eliëzer geheten, en velen zijn van
mening dat die knecht Gods geest afbeeldde. Waarom? Omdat Eliëzer in typologisch opzicht door YHWH Elohim werd
gebruikt om de christelijke Rebekkagemeente te roepen en
vervolgens naar haar bestemming te leiden; een actie die in werkelijkheid
door de werking van Gods geest geschiedt (geschiedde).
In Gn 24:10 lezen wij hoe die knecht op weg ging
naar Mesopotamië, naar het gebied van Abrahams
familie van geloof:
Hierop nam de knecht tien kamelen uit de
kamelen van zijn meester, pakte allerlei kostbaarheden van zijn meester
bijeen, trok op en reisde naar Mesopotamië, naar de
stad van Nachor.
De getalswaarde van dit vers bedraagt 2703.
Die waarde wordt ook aangetroffen in Zc 4:6
>> Dit is het
woord van YHWH tot Zerubbabel dat luidt: Niet door macht noch door kracht, maar door mijn
geest, spreekt
YHWH der legermachten.
Vanaf Pinksteren 33 AD tot op heden is door de werking van Gods geest
onafgebroken voortgebouwd aan de Rebekkagemeente
van het Israël Gods, het hemelse deel van het nieuwe Heiligdom Nieuw
Jeruzalem.
Bij het aanbreken van de 70ste Jaarweek voor Israël komt dat deel
van de Stad tot voltooiing doordat de Rebekkagemeentede Opname
ervaart.
Maar die geest moet ook al destijds Abraham in staat hebben
gesteld om met zijn 318 mannen de overwinning te behalen op het gecombineerde
leger van Amrafel, de koning van Sinear, Arioch, de koning van Ellasar, Kedorlaomer, de koning van Elam,
en Tideal, de koning van Gojim.
En ’s nachts ging hij
ertoe over zijn strijdkrachten, hij en zijn slaven, tegen hen te verdelen, en
aldus versloeg hij hen en bleef hen achtervolgen tot Hoba
toe, dat ten Noorden van Damaskus ligt.
Toen ging de koning van Sodom uit, hem tegemoet, nadat hij was teruggekeerd van
het verslaan van Kedorlaomer en de koningen die met
hem waren, naar de Laagvlakte van Schavé, dat is de
Laagvlakte van de koning.
GW 16627
≈≈ 1Ko 14:21 >> In de Wet staat
geschreven: In vreemde talen en met lippen van vreemdelingen zal ik tot dit
volk spreken, en zelfs dan zullen zij mij geen gehoor schenken, zegt de Heer.
Voor commentaar, zie Eén
Korinthe 14, waar ondermeer geconcludeerd wordt dat in Gods voornemen
tongentaal een teken vormt voor ongelovigen, zowel voor Heidenen als Joden die
het Evangelie uiteindelijk niet zullen aanvaarden!
En ook 1Pt 4:3 >> Want
voldoende [is] de voorbijgegane tijd dat gij de wens
der Heidenen hebt volbracht door een leven te leiden in daden van
losbandigheid, begeerten, overmatig wijngebruik, brasserijen,
drinkgelagen en misdadige afgoderijen.
GW 5975
≈≈ 1Kn 20:22 >> Later trad de
profeet op de koning van Israël toe en zei tot hem: Ga, versterk u en merk op
en zie wat gij doen zult; want bij de terugkeer van
het jaar trekt de koning van Syrië tegen u op.
En Jh 1:36 >> En toen hij [de Doper] Jezus zag lopen, zei hij: Ziet, het Lam Gods!
Geen enkele twijfel! Yeshua, de tegenbeeldige Melchizedek,
is inderdaad Gods ‘offerlam’.
Interessant
detail: de waarde 294 wordt eveneens aangetroffen in de naam van die
mysterieuze koning-priester Melchizedek מלכי־צדק (40+30+20+10+90+4+100) die koning was van Salem en die Abraham zegende ná diens overwinning op
de koningen die zijn neef Lot hadden meegevoerd.
Hoe
kon Melchizedek priester zijn van de Allerhoogste God, zoals het verslag in
Genesis 14:18-20 vaststelt?
Volgens
joodse overleveringen was deze Melchizedek niemand anders dan Sem die toen nog steeds in leven was. Mocht dus
Melchizedek identiek zijn aan Sem, dan geeft die
conclusie steun aan het feit – hierboven vermeld – dat Sem en
Nimrod tegenover elkaar hebben gestaan.
Jz 5:12 >> Toen hield op de volgende dag het manna op, nadat zij van de
opbrengst van het land hadden gegeten, en er kwam geen manna meer voor de zonen
van Israël, en zij gingen in dat jaar van de opbrengst van het land Kanaän
eten.
1Kn 19:18 >> En ik heb er zevenduizend in Israël overgelaten, alle knieën die
zich niet voor Baäl hebben gebogen, en elke mond die hem niet heeft gekust.
Mt 12:16 >> Maar hij gelastte hun streng hem niet openbaar te maken.
1Ko 9:6 >> Of hebben
alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om niet te
werken?
1Ko 12:27 >> Jullie nu
zijn Lichaam van de Messias en afzonderlijk leden.
Niets voor mij! Alleen wat
de jonge mannen reeds hebben gegeten, en het aandeel
van de mannen die met mij zijn gegaan, Aner, Eskol en Mamré — laat
hen hun aandeel nemen.
GW 8202
≈≈ Gn 26:18 >> En Isaäk ging de waterputten weer opgraven die men in de
dagen van zijn vader Abraham had gegraven maar die de Filistijnen na Abrahams
dood waren gaan dichtstoppen; en hij gaf ze weer hun namen naar de namen
waarmee zijn vader ze had genoemd.
En Mt 24:33 >> Zo ook jullie, wanneer jullie al deze dingen
zien, weet dan dat hij nabij is, voor de deur.