En Elia, de Tisbiet, uit de
bewoners van Gilead, zei voorts tot Achab: Zo waar YHWH, de God van Israël,
leeft, ja, voor wiens aangezicht ik sta, er zal deze
jaren geen dauw of regen vallen, behalve op bevel van mijn woord!
De GW 4978 is ook die van 1) Js 30:15 >>
Want dit heeft de Heer YHWH, de Heilige Israëls, gezegd:
Door ommekeer en rust zullen jullie worden gered. Jullie kracht zal eenvoudig
gelegen blijken te zijn in rustig blijven en in vertrouwen. Maar jullie hebben
het niet gewild.
2.) 2Ko 11:5 >>
Toch meen ik dat ik in niets ben achtergebleven bij die
buitengewone apostelen.
GW 12256
≈≈ Hb 12:28 >> Daarom, in bezit
nemend een niet te schudden koninkrijk, laten wij voortgaan liefderijke gunst te
hebben, waardoor wij dienst voor God verrichten op een voor hem welgevallige
wijze, met godvruchtige vrees en ontzag.
Onmiddellijk ging hij heen
en deed overeenkomstig het woord van YHWH, en zo
ging hij wonen bij het stroomdal van de Krith, dat ten Oosten van de
Jordaan is.
GW 7449
≈≈ Ez 32:2 >> Mensenzoon, hef een
klaaglied aan betreffende Farao, de koning van Egypte, en jij moet tot hem
zeggen: Als een manen dragende jonge leeuw van de
Heidenvolken zijt gij tot zwijgen gebracht. En gij
zijt geweest gelijk het zeemonster in de zeeën, en gij bleeft gebruis
veroorzaken in uw rivieren en bleeft de wateren vertroebelen met uw poten
en hun rivieren bevuilen.
Sta op, ga naar Sarfath, dat
aan Sidon behoort, en daar moet je wonen. Zie! Ik
zal daar stellig een vrouw, een weduwe, gebieden jou van voedsel te voorzien.
GW 6298 ≈≈ Jr 17:8 >> En hij [die volledig op YHWH Elohim vertrouwt] zal stellig worden als een boom geplant bij de wateren, die zijn wortels uitslaat vlak bij de waterloop; en
hij zal niet zien wanneer er hitte komt, maar zijn loof zal werkelijk welig
blijken te zijn. En in een jaar van droogte zal hij niet
bezorgd worden, noch zal hij nalaten vrucht voort te brengen.
Ook Jh 17:16 >> Zij zijn
geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.
En Rm 15:2 >> Laat ieder
van ons de naaste behagen ten goede, tot opbouw.
Bijgevolg stond hij op en ging naar Sarfath en kwam bij
de ingang van de stad; en zie! een vrouw, een weduwe, was daar juist stukken
hout aan het sprokkelen. Hij dan riep haar toe en zei: Haal mij alstublieft
in een vat een slokje water, opdat ik kan drinken.
GW 6298 + 5820 = 12118
≈≈ 1Pt 1:24 >> Immers: Alle vlees
is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem van het gras. Het gras is
verdord en de bloem afgevallen.
Sta op, ga naar Sarfath, dat
aan Sidon behoort, en daar moet je wonen. Zie! Ik
zal daar stellig een vrouw, een weduwe, gebieden jou van voedsel te voorzien.
Bijgevolg stond hij op en ging naar Sarfath en kwam bij
de ingang van de stad; en zie! een vrouw, een weduwe, was daar juist stukken
hout aan het sprokkelen. Hij dan riep haar toe en zei: Haal mij alstublieft
in een vat een slokje water, opdat ik kan drinken.
GW 12485
≈≈ 1Jh 3:14 >> Wat ons betreft,
wij weten dat wij uit de dood zijn overgegaan in het leven, omdat wij de
broeders liefhebben. Wie niet liefheeft, blijft in de dood.
Daarop zei
zij: Zo waar YHWH, uw God, leeft, ik heb geen ronde koek, alleen maar een
handvol meel in de grote kruik en een beetje olie in de kleine
kruik; en zie, ik ben een paar stukken hout aan het sprokkelen, en ik
moet iets voor mijzelf en mijn zoon gaan klaarmaken, en wij zullen het moeten
eten en sterven.
GW 6633 is rijk aan
Schriftverwijzingen >>
Gn 28:15 >> En zie, ik ben
met je en ik wil je behoeden, overal waar je gaat, en ik wil je naar deze
grond terugbrengen, want ik zal je niet verlaten totdat ik metterdaad
heb gedaan wat ik tot je gesproken heb.
Zc 1:7 >> Op de vierentwintigste dag van de elfde
maand, dat is de maand Sjebat, in het tweede jaar van Darius, kwam het woord
van YHWH tot Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo,de profeet, hetwelk
luidde:
Zc 14:2 >> En ik zal stellig alle Heidenvolken tegen Jeruzalem ten oorlog
vergaderen; en de stad zal werkelijk ingenomen worden en de huizen zullen
geplunderd worden, en de vrouwen zelf zullen verkracht worden. En de helft
van de stad moet wegtrekken in ballingschap; maar wat de overgeblevenen van
het volk betreft, zij zullen niet afgesneden worden van de stad.
Lk 4:10 >> Want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal hij bevel
geven aangaande jou om je te behoeden.
Toen zei Elia tot haar: Wees
niet bevreesd. Ga, doe overeenkomstig je woord. Maak
van wat er is alleen eerst een kleine ronde koek voor mij, en je moet mij die
hier brengen, en voor jezelf en je zoon kun je daarna iets klaarmaken.
GW 11658
≈≈ Mt 20:28 >> Evenals de
Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn
ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen.
Jh 11:19 >> Velen van de
Joden waren dan ook naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten betreffende
hun broer.
Gl 1:13 >> Jullie hoorden
immers van mijn levenswijze destijds in het Jodendom, dat ik de Gemeente van God
bovenmate placht te vervolgen en haar wilde verwoesten.
Toen zei Elia tot haar: Wees
niet bevreesd. Ga, doe overeenkomstig je woord. Maak
van wat er is alleen eerst een kleine ronde koek voor mij, en je moet mij die
hier brengen, en voor jezelf en je zoon kun je daarna iets klaarmaken.
Want dit heeft YHWH, de God
van Israël, gezegd: De grote kruik met meel, die zal niet uitgeput raken, en
de kleine kruik met olie, die zal niet leeg raken tot de dag dat YHWH een
stortregen geeft op de oppervlakte van de aardbodem.
Voor GW 4884, zie ook Jh 12:30 >> Yeshua gaf ten antwoord: Deze stem is niet ter wille van
mij geschied, maar ter wille van jullie.
Zij ging dus heen en deed overeenkomstig Elia’s woord; en dagenlang bleef zij eten,
zij tezamen met hem en haar huisgezin.
Opmerkelijk dat GW 2529
ook wordt aangetroffen in Nm 30:9, waar de zelfstandigheid van de weduwe
wordt erkend >> Wat de gelofte van een weduwe
of een gescheiden vrouw betreft, alles wat zij haar ziel heeft opgelegd, zal
voor haar van kracht zijn.
GW 12438
≈≈ Jh 18:39 >> Bovendien bestaat
er bij jullie een gebruik dat ik jullie op het Pascha iemand
vrijlaat. Wenst jullie daarom dat ik jullie de koning der
Joden vrijlaat?
Ja, de grote kruik met meel
raakte niet uitgeput en de kleine kruik met olie raakte niet leeg, overeenkomstig YHWH’s woord dat hij door bemiddeling van
Elia gesproken had.
GW 5497
≈≈ Ez
1:11; geeft blijkbaar te kennen dat in de Eindtijd-vervulling het
tegenbeeld voortduurt tot YHWH Elohim komt voor het oordeel >> Zo waren hun gezichten. En hun vleugels waren naar boven
uitgespreid. Elk had er twee die met elkaar verbonden waren, en twee bedekten
hun lichaam.
Gaebelein
>> The vision then indicated the presence of the God of Israel and
his glory, ready to deal in judgment with his apostate people. The living creatures are the same as mentioned and seen
in Revelation 4.
Nu gebeurde het na deze
dingen dat de zoon van de vrouw, de meesteres van het huis, ziek werd, en
zijn ziekte werd zo ernstig dat er geen adem in hem overbleef.
Daarop zei zij tot Elia: Wat
heb ik met u te maken, o man van de God? Gij zijt
bij mij gekomen om mijn dwaling in herinnering te brengen en mijn zoon ter
dood te brengen.
Maar hij zei tot haar: Geef
mij je zoon. Toen nam hij hem van haar boezem en droeg hem naar het
dakvertrek, waar hij woonde, en legde hem op zijn eigen rustbed.
Nu riep hij tot YHWH en zei:
O YHWH, mijn God, moet gij ook de weduwe bij wie ik
als vreemdeling vertoef, kwaad berokkenen, door haar zoon ter dood te
brengen?
Vervolgens strekte hij zich
driemaal over het kind uit en riep tot YHWH en zei: O YHWH, mijn God, laat toch
alstublieft de ziel van dit kind in hem terugkeren.
GW 15376
≈≈ Lk 9:13 >> Maar hij zei tot
hen: Geeft jullie hun te eten. Zij echter zeiden: Er zijn voor ons niet meer
dan vijf broden en twee vissen, tenzij wij voedsel gaan kopen voor al dit volk.
Nu nam
Elia het kind en bracht het van het dakvertrek naar beneden in huis en gaf
het aan zijn moeder; en Elia zei toen: Zie, je zoon leeft.
De GW 2653
is ook die van Jr 50:5.
Binnen een
context waarin de ondergang van Babel wordt aangekondigd,
Lezen we
vanaf vers 4 >>
In die dagen en in die tijd, is de uitspraak
van YHWH, zullen de zonen van Israël komen, zij en de zonen van Juda tezamen. Zij zullen gaan, wenend onder het gaan, en YHWH,
hun God, zullen zij zoeken. Vers 5 >> Naar
Sion zullen zij de weg blijven vragen, met hun gezicht in die richting: Komt
en laten wij ons aansluiten bij YHWH in een voor onbepaalde tijd durend
verbond datniet vergeten zal worden.
Daarop zei de vrouw tot
Elia: Ja, nu weet ik werkelijk dat gij een man Gods
zijt en dat YHWH’s woord in uw mond waar is.
Uiteraard
geldt dit [voortreffelijke] standpunt voor elk profetisch woord!
Zoals
eveneens de profetie van Nahum 3:5 – ook GW 3646 - ten opzichte van Ninevé
>>
Zie!
Ik ben tegen je, luidt de uitspraak van
YHWH der legerscharen, en ik zal je slippen, die je tot bedekking dienen,
over je gezicht trekken, en ik wil Heidenvolken je naaktheid doen zien, en koninkrijken
je oneer.
GW 8570
≈≈ 2Ko 10:10 >> Want zo zegt men:
De brieven zijn weliswaar gewichtig en krachtig maar de lichamelijke
aanwezigheid zwak en het woord verachtelijk.
En 1Pt 4:12 >> Geliefden,
laat het [louterend] vuur onder jullie
dat tot jullie beproeving geschiedt, jullie niet bevreemden alsof jullie iets
vreemds overkomt.
Nu geschiedde het [na] vele dagen dat in het derde jaar YHWH’s eigen
woord tot Elia kwam, dat luidde: Ga, vertoon je aan Achab, daar ik van plan
ben regen te geven op de oppervlakte van de aardbodem.
Daarom gebeurde het dat toen
Izebel YHWH’s profeten afsneed, Obadja voorts honderd profeten nam en hen
vijftig bij vijftig in een grot verborgen hield, en hij voorzag hen van brood
en water.)
GW 7797 + 3011 = 10808
≈≈ Hn 28:28 >> Het
zij jullie daarom bekend dat dit, het middel waardoor God redt, tot de
Heidenvolken is uitgezonden; zij zullen er stellig naar luisteren.
Vervolgens zei Achab tot
Obadja: Trek het land door naar alle waterbronnen en naar alle stroomdalen.
Misschien vinden wij groen gras, opdat wij de paarden en muildieren in het
leven kunnen houden en er niet van de beesten afgesneden behoeven te worden.
Zij verdeelden dus het land
onder elkaar om erdoor te trekken. Achab zelf ging alleen de ene weg op, en
wat Obadja betreft, die ging alleen de andere weg op.
GW 5205≈≈ Dn 7:24 >> En wat de tien
hoorns aangaat, uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan; en nog een
ander zal er na hen opstaan, en hijzelf [de Romeinse Kleine hoorn] zal verschillend
zijn van de eersten, en drie koningen zal hij
vernederen.
Terwijl
Obadja voortging op de weg, zie, daar kwam Elia hem tegemoet. Hij herkende hem terstond en viel op zijn aangezicht en zei: Zijt gij het, mijn heer Elia?
GW 6233≈≈ 2Sm 21:1 >> Nu ontstond
er in de dagen van David een hongersnood, drie jaar lang, jaar op jaar; en
David ging het aangezicht van YHWH raadplegen. Toen
zei YHWH: Op Saul en op zijn Huis rust bloedschuld, omdat hij de Gibeonieten
ter dood gebracht heeft.
Zo waar YHWH, uw God, leeft,
er is geen volk of koninkrijk waar mijn Heer u niet heeft laten zoeken. Nadat
men had gezegd: Hij is er niet, liet hij het koninkrijk en het volk zweren
dat zij u niet konden vinden.
En het zal stellig
geschieden dat wanneer ík van u wegga, dan YHWH’s geest u zal wegvoeren, zonder dat ik zal weten waarheen; en ik zal
het Achab zijn komen melden, en hij zal u niet vinden, en hij zal mij stellig
doden, daar uw knecht zelf van zijn jeugd af YHWH heeft gevreesd.
Js 36:5 heeft ook GW 3978 >> Waar we
vernemen dat Rabsaké, de spreekbuis van Sanherib, dreigende taal tot Israël
uit: Zegt tegen Hizkia: Dit heeft de grote koning, de koning van Assyrië,
gezegd: „Wat is dit voor een vertrouwen dat gij hebt
gekoesterd?
Vers 5 >> Gij
hebt gezegd (doch het is het woord van de lippen): Er is raad en macht tot de
oorlog. Op wie hebt gij nu uw vertrouwen gesteld,
dat gij tegen mij hebt gerebelleerd?
GW 9878≈≈ Jh 8:29 >> En hij die
mij gezonden heeft, is met mij; hij heeft mij niet aan mijzelf overgelaten,
omdat ik altijd de dingen doe die hem behagen.
Is het mijn heer niet
verteld wat ik gedaan heb toen Izebel de profeten van YHWH doodde, hoe ik
sommigen van de profeten van YHWH, honderd man, vijftig bij vijftig in een
grot verborgen hield en hen van brood en water bleef voorzien?
GW 9172≈≈ 1Th 2:12 >> Wij vermaanden en bemoedigden en betuigden dat jullie
waardig zouden wandelen de God die jullie roept tot zijn eigen koninkrijk en
heerlijkheid.
Daarop zei hij: Ik heb niet
de banvloek over Israël gebracht, maar gij en het
Huis van uw vader, doordat jullie de geboden van YHWH hebben
verlaten en de Baäls zijn gaan volgen.
GW 4794 is ook die van:
Mt 24:28 >> Waar
maar ook het dode lichaam is, daar zullen de arenden vergaderd worden.
Mr 14:17 >> Nadat
de avond was gevallen, kwam hij met de twaalf.
Rm 15:11 >> En
wederom: Looft de Heer, alle Heidenen, en prijst hem, alle volken!
En nu, zend heen, breng heel
Israël bij mij op de berg Karmel bijeen en ook de vierhonderd vijftig
profeten van Baäl en de vierhonderd profeten van de heilige paal,die aan de
tafel van Izebel eten.
Nu trad Elia op het gehele
volk toe en zei: Hoe lang zullen jullie nog op twee verschillende
gedachten hinken? Indien YHWH de [ware] God is, gaat hem volgen; maar is
het Baäl, gaat hem volgen. En het volk zei hem geen woord terug.
GW 4827 wordt aangetroffen in drie andere
vv >> 2Kr 14:11; Js 57:4 en Hs 2:5.
Steeds staat Israël voor de vraag op welke
God zal ze vertrouwen?
GW 13201≈≈ 1Pt 1:22 >> Jullie
zielen gezuiverd hebbend in de gehoorzaamheid der waarheid tot ongeveinsde
broederliefde, moet gij elkaar vanuit [het] hart
bestendig liefhebben.
Vervolgens zei Elia tot het
volk: Ikzelf ben als profeet van YHWH overgebleven, ik alleen, terwijl de
profeten van Baäl met vierhonderd vijftig man zijn.
Laat men ons nu twee jonge stieren
geven, en laten zij zich één jonge stier uitkiezen en die in stukken snijden
en op het hout leggen, maar zij dienen er geen vuur bij te doen. En ík zal de
andere jonge stier gereedmaken, en ik moet die op het hout leggen, maar ik
zal er geen vuur bij doen.
En jullie moeten de
naam van jullie god aanroepen, en ik voor mij zal de naam van
YHWH aanroepen; en het moet geschieden dat de God die door vuur antwoordt, de
[ware] God is. Hierop antwoordde het gehele volk en zei:
De zaak is goed.
Nu zei Elia tot de profeten
van Baäl: Kiezen jullie één jonge stier uit en maakt hem eerst gereed,
want jullie zijn in de meerderheid; en roept de naam
van jullie god aan, maar jullie mogen er geen vuur bij doen.
Bijgevolg namen zij de jonge
stier die hij hun gaf. Toen maakten zij hem gereed, en zij bleven van de
ochtend tot de middag de naam van Baäl aanroepen en zeiden: O Baäl, antwoord
ons! Maar er was geen stem en niemand antwoordde. En zij bleven om het
altaar hinken dat zij gemaakt hadden.
GW 10639≈≈ Mr 4:24 >> Voorts zei
hij tot hen: Schenkt aandacht aan hetgeen jullie
horen. Met de maat waarmee jullie meten, zal
men jullie meten, ja, er zal voor jullie nog meer aan
worden toegevoegd.
Nu
gebeurde het op de middag dat Elia de spot met hen ging drijven en zei:
Roept met luider stem, want hij is een god; want hij moet zich wel met iets
bezighouden, en hij moet zijn behoefte doen en zich afzonderen. Of misschien slaapt hij wel en dient hij wakker te worden!
Dn 8:9 heeft ook GW 3455 >> En uit een van
die kwam nog een hoorn voort, een kleine, en hij bleef in aanzienlijke
mate groter worden naar het Zuiden en naar de opgang [der
zon] en naar het Sieraad.
De Antichristelijke macht
van de Eindtijd – de Hellenistische Kleine hoorn; de koning met bars gelaat
en bedreven in listen-
is vergelijkbaar met de pseudo-god Baäl.
Toen
riepen zij met luider stem en maakten zich naar hun gewoonte
insnijdingen met dolken en met lansen, totdat zij dropen van het bloed.
Opvallend dat we in Ps 102:17, eveneens met
GW 3023, over het gebed lezen >> Hij zal zich
stellig wenden tot het gebed van hen die berooid zijn, en hun gebed niet
verachten.
Nu geschiedde het dat zodra
de middag voorbij was en zij zich als profeten
bleven gedragen tot het opstijgen van het graanoffer, er geen stem was
en er niemand antwoordde en er geen aandacht werd geschonken.
Ten slotte zei Elia tot het
gehele volk: Treedt op mij toe. Heel het volk trad dus op hem toe. Toen ging
hij ertoe over het altaar van YHWH dat omvergehaald was, te herstellen.
Vervolgens bouwde hij van de
stenen een altaar in de naam van YHWH en maakte rondom het altaar
een geul met ongeveer een oppervlakte die met twee sea-maten zaad
bezaaid kon worden.
Daarna schikte hij de
stukken hout en sneed de jonge stier in stukken en legde hem op de
stukken hout. Nu zei hij: Vult vier grote kruiken met water en giet die uit
over het brandoffer en over de stukken hout.
GW 6802
≈≈ Mr 7:14 >> En na de menigte weer tot zich te hebben geroepen, zei hij
voorts tot hen: Luistert allen naar mij en begrijpt de betekenis.
En Lk 21:38 >> En al het
volk kwam steeds 's morgens vroeg naar hem toe in de tempel om hem te horen.
En ook Hn 18:13 >> En [de Joden]
zeiden: In strijd met de wet brengt deze persoon [Paulus] de mensen tot een andere overtuiging in verband met het
aanbidden van God.
GW 5498≈≈ Mr 5:39 >> En
toen hij naar binnen was gegaan,
zei hij tot hen: Waarom veroorzaken jullie misbaar en geween? Het jonge
kind is niet gestorven, maar slaapt.
Ook Hn 20:33 >> Ik heb
niemands zilver of goud of kleding begeerd.
Nu gebeurde het op de
tijd waarop het graanoffer opstijgt, dat de profeet Elia voorts naderbij
trad en zei: O YHWH, de God van Abraham, Isaäk en Israël, laat het
heden bekend worden dat gij God zijt in
Israël en dat ik uw knecht ben en dat ik door uw woord al deze
dingen heb gedaan.
De GW 5584 is ook die van Hn
26:28 >>
Maar Agrippa zei tot Paulus: Gij zoudt mij in korte tijd overreden een
christen te worden.
En van Hb 4:5 >>
En daarom wederom: Indien zij in
mijn rust zullen ingaan.
Antwoord mij, o YHWH,
antwoord mij, opdat dit volk moge weten dat gij,
YHWH, de [ware] God zijt en dat gíȷ́ hun hart hebt teruggebracht.
Ook koning Hizkia was een trouwe dienaar
van YHWH. Hij roeide eveneens valse aanbidding uit >>
En hij bleef aan YHWH gehecht.
Hij week er niet van af hem te volgen, maar onderhield voortdurend zijn
geboden, die YHWH aan Mozes geboden had (GW 3188).
GW 8772≈≈ 2Pt 2:7 >> En hij
rechtvaardige Lot bevrijdde die het benauwd had vanwege het liederlijke gedrag
van hen die van geen wet of tucht willen weten.
Daarop viel het vuur van
YHWH neer en verteerde voorts het brandoffer en de stukken hout en de
stenen en het stof, en het water dat in de geul was, lekte het op.
Nu zei Elia tot hen: Grijpt
de profeten van Baäl! Laat geen enkele van hen ontsnappen! Terstond
grepen zij hen, waarop Elia hen naar het stroomdal van de Kison afvoerde
en hen daar afslachtte.
GW 4725 vinden we ook bij
Gn 37:9 >> Daarna
had hij nog een andere droom, en hij verhaalde die aan zijn broers en zei:
Ziet, ik heb weer een droom gehad, en ziet, de zon en de maan en elf sterren
bogen zich voor mij neer.
1Kn 8:23 >> en
hij zei vervolgens: O YHWH, de God van Israël,er is in de hemel boven of op de aarde
beneden geen God als gij, die zich houdt aan het Verbond en de
liefderijke goedheidjegens uw knechten,die met geheel hun hart voor uw
aangezicht wandelen.
Nh 2:6 >> Hierop
zei de koning tot mij, terwijl zijn gemalin naast hem zat: Hoe lang zal uw
reis duren en wanneer zult gij terugkeren? Het
scheen de koning dan goed toemij te zenden, toen ik hem de vastgestelde tijd opgaf.
Js 37:23 >> Wie hebt gij
gehoond en beschimpt?
En tegen wie hebt gij[de]
stem verheven, en
slaat gij uw ogen omhoog?
Tegen de Heilige Israëls!
GW 11328≈≈ Lk 23:33 >> En toen zij op
de plaats kwamen die Schedel wordt genoemd, hingen zij hem en de misdadigers
daar aan palen, de een ter rechter-, de ander ter linkerzijde.
Toen ging Achab op om te
eten en te drinken. Wat Elia betreft, hij klom naar de top van de Karmel en
hurkte toen ter aarde neer en hield zijn gezicht tussen zijn knieën gestoken.
Daarop zei hij tot zijn
bediende: Klim omhoog alstublieft. Kijk in de richting van de zee. Hij klom
dus omhoog en keek en zei toen: Er is helemaal niets. Vervolgens zei hij: Ga
terug, tot zevenmaal toe.
Hier worden we herinnerd aan Jk 5:17-18
>>
Elia was een mens van dezelfde
gevoelens als wij, en hij bad met aandrang dat het niet zou regenen, en het
regende drie jaar en zes maanden niet op de aarde. En hij bad wederom, en de
hemel gaf regen en de aarde bracht haar vrucht voort.
Bij de zevende maal nu
gebeurde het dat hij ten slotte zei: Zie! Een wolkje als de handpalm van een
man stijgt uit de zee op. Nu zei hij: Ga op, zeg tot Achab: Span in! En daal
af, opdat de stortregen u niet ophoudt!
Nu gebeurde het ondertussen
dat de hemel zelf zwart werd van wolken en wind, en toen kwam er een zware stortregen.
En Achab reed voort en ging heen naar Jizreël.
Daarop zond Izebel een bode naar Elia en liet zeggen: Zo
mogen de goden doen, en zo mogen zij daaraan toevoegen, indien ik morgen om
deze tijd jouw ziel niet gelijk zal maken aan de ziel van elk van hen!
Interessant zijn enkele vv met GW
4547, t.w.:
Er 8:22 >> Want ik
schaamde mij, de koning om een krijgsmacht en ruiters te vragen, om ons
onderweg tegen de vijand te helpen, omdat wij tot de koning hadden gezegd: De
hand van onze God is ten goede over allen die hem zoeken, maar zijn sterkte
en zijn toorn zijn tegen allen die hem verlaten.
Js 38:17 >>
Zie! Tot vrede had ik wat bitter was, ja, bitter; en gij,
gij zijt gehecht geraakt aan mijn ziel [behoed] voor de kuil der ontbinding. Want gij
hebt al mijn zonden achter uw rug geworpen.
Jr 18:6 >>
Kan ik met jullie niet net zo doen als deze pottenbakker, o Huis van
Israël?, luidt de uitspraak van YHWH. Ziet! Zoals
het leem in de hand van de pottenbakker, zo zijn jullie in mijn hand,
o Huis van Israël.
En hij werd bevreesd. Dientengevolge stond hij op en
ging heen ter wille van zijn ziel en kwam te Berseba, dat tot Juda behoort.
Toen liet hij zijn bediende daar achter.
2Sm 2:1 heeft ook GW 3202 >>
Nu geschiedde
het naderhand dat David YHWH ging raadplegen en
zei: Zal ik optrekken naar een van de steden van Juda? Hierop zei YHWH tot hem: Trek op. Vervolgens zei David: Waarheen zal ik optrekken?
Toen zei hij: Naar Hebron.
Mogen we daaruit begrijpen dat Elia eerst YHWH had moeten raadplegen,
alvorens voor Izebel op de vlucht te slaan?
GW 11190
≈≈ Hb 4:13 >> En geen schepsel is niet openbaar voor zijn aangezicht; maar alle dingen zijn naakt en blootgelegd voor
de ogen van hem met wie wij te doen hebben.
En hijzelf ging een dagreis ver de wildernis in, en ten
slotte kwam hij daar en zette zich onder een zekere bremstruik neer. Toen vroeg hij
of zijn ziel mocht sterven en zei: Het is genoeg! Neem nu, YHWH, mijn ziel
weg, want ik ben niet beter dan mijn voorvaders.
De GW 6575 komt ook terug
in Lk 8:48 >>
Hij nu zei tot
haar: Dochter, je geloof heeft je gered, ga heen in vrede.
En ook Jh 17:4 >>
Ik heb u op de aarde
verheerlijkt, daar ik het werk heb voleindigd dat gij
mij te doen hebt gegeven.
GW 11190 + 6575 = 17765
≈≈ Op 7:15, waar we duidelijk in de
Tweede helft van de 70ste Jaarweek zijn >> Om die reden zijn zij vóór de troon van God en verrichten
zij dag en nacht voor hem heilige dienst in zijn tempelheiligdom. En Hij die op
de troon zit zal zijn tent over hen vestigen.
Toen hij opkeek, zie, daar
was aan zijn hoofdeinde een ronde koek op gloeiende stenen en een
veldfles met water. En hij ging eten en drinken, waarna hij zich weer
neerlegde.
10 De discipelen legden hem echter de
vraag voor: Waarom zeggen de Schriftgeleerden toch dat Elia eerst moet komen?
11 Hij gaf ten antwoord: Elia komt inderdaad en zal alle
dingen herstellen.
12 Ik zeg jullie echter dat Elia al
gekomen is, en zij hebben hem niet herkend, maar met hem gedaan al wat zij
wilden. Zo staat ook de Mensenzoon door hun toedoen lijden te wachten.
13 Toen bemerkten de discipelen dat hij
tot hen gesproken had over Johannes de Doper.
Lk 9:20 >>
18 En het geschiedde, toen hij in
afzondering aan het bidden was, dat de leerlingen bij hem waren, en hij
ondervroeg hen, zeggend: Wie zeggen de menigten dat ik
ben?
19 Zij nu
zeiden in antwoord daarop: Johannes de Doper; maar anderen: Elia; weer anderen
dat iemand van de vroegere profeten is opgestaan.
20 Hij nu
zei tot hen: Jullie evenwel, wie zeggen jullie dat ik
ben? Petrus nu zei ten antwoord: De Messias van God.
Jh 15:21 >>
Maar zij zullen jullie al deze dingen
aandoen wegens mijn naam, omdat zij hem niet kennen die mij zond.
Rm 11:5 >>
2 God verstiet
zijn volk dat hij tevoren kende niet. Of weten jullie niet wat de Schrift zegt omtrent Elia? Zoals hij bij God pleit tegen Israël: 3 Heer, uw profeten brachten zij ter dood, uw altaren
haalden zij omver, en ik werd alleen achtergelaten, ook zoeken zij mijn
ziel. 4 Maar wat zegt de godsspraak tot
hem? Ik liet voor mijzelf zevenduizend mannen over, die de knie voor de Baäl
niet bogen.
5 Zo is er dan ook in het tegenwoordige tijdperk een
overblijfsel verschenen, overeenkomstig genadige
verkiezing.
Hij stond derhalve
op en at en dronk, en hij ging in de kracht van dat voedsel veertig dagen en
veertig nachten voort, tot aan de berg van de God, de Ho̱reb.
10. Maar wat de Levieten betreft die ver van mij
verwijderd zijn geraakt toen Israël, dat van mij afdwaalde, afdwaalde achter
hun drekgoden aan, zij moeten ook hun dwaling dragen. 11. En in mijn heiligdom
moeten zij dienaren worden op posten van toezicht over de poorten van het Huis
en dienaren in het Huis. Zijzelf zullen het volledige brandoffer en het
slachtoffer voor het volk slachten en zijzelf zullen voor hun aangezicht staan om hen te dienen. 12. Omdat zij hen voor
het aangezicht van hun drekgoden bleven dienen en voor
het Huis van Israël een struikelblok werden tot dwaling, daarom heb ik mijn
hand tegen hen opgeheven, is de uitspraak van de Heer YHWH, en zij moeten hun
dwaling dragen. 13. En zij zullen niet tot mij naderen om als priester
voor mij op te treden of om te naderen tot enige heilige dingen van mij, tot de
allerheiligste dingen, en zij moeten hun schande en hun verfoeilijkheden die
zij hebben gedaan, dragen.
14. En ik zal hen stellig tot
waarnemers van de plicht ten opzichte van het Huis maken[het
Joodse Overblijfsel van Op 20:4-6, die op aarde koningen en priesters zullen
zijn], met betrekking tot de gehele dienst ervan en met betrekking
tot alles wat erin gedaan dient te worden.
15. Maar wat de Levitische priesters, de zonen van
Zadok [Yeshua’s
Gemeentelichaam; de 24 Oudsten] betreft, die de plicht ten opzichte
van mijn heiligdom waarnamen toen de zonen van Israël van mij afdwaalden, zíȷ́ zullen tot mij naderen om
mij te dienen, en zij moeten voor mijn aangezicht
staan om mij vet en het bloed aan te bieden, luidt het woord van de Heer
YHWH. 16. Zij zijn het die in mijn heiligdom [het hemelse Nieuwe Jeruzalem]
zullen komen, en zijzelf zullen tot mijn tafel naderen om mij te dienen, en zij
moeten de plicht jegens mij waarnemen.
Hs 4:6 >> Mijn volk zal
stellig tot zwijgen worden gebracht, omdat er geen kennis is. Omdat gijzelf de
kennis hebt verworpen, zal ik ook u verwerpen, zodat
gij mij niet als priester dient; en gij de wet van uw God blijft vergeten,
zal ik, ja ik, uw zonen vergeten.
Jh 19:1 >> Toen nam
Pilatus dan Yeshua en geselde hem.
Daar ging hij ten slotte een
grot binnen, om er te overnachten; en zie! daar was YHWH’s woord voor hem, en
het zei vervolgens tot hem: Wat heb je hier te doen, Elia?
Hierop zei hij: Ik ben
beslist naijverig geweest ten opzichte van YHWH, de God der
legerscharen; want de zonen van Israël hebben uw verbond verlaten; uw altaren
hebben zij omvergehaald en uw profeten hebben zij
met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven; en nu zoeken zij
mijn ziel, om die weg te nemen.
Maar het zei: Ga naar
buiten, en gij moet op de berg voor het aangezicht
van YHWH gaan staan. En zie! YHWH ging voorbij, en een grote en sterke wind
verscheurde bergen en verbrijzelde steile rotsen voor YHWH uit. YHWH was niet
in de wind. En na de wind was er een aardbeving. YHWH was niet in de
aardbeving.
Nu geschiedde het dat zodra Elia
dit hoorde, hij onmiddellijk zijn gezicht in zijn ambtsgewaad hulde en naar
buiten ging en aan de ingang van de grot bleef staan; en zie! er was een stem
voor hem, en die zei vervolgens tot hem: Wat hebt gij
hier te doen, Elia?
GW 10975
≈≈ Lk 13:2 >> En ten antwoord zei
hij tot hen: Menen jullie dat deze Galileeërs grotere zondaars waren dan alle
[andere] Galileeërs, omdat zij deze dingen hebben
ondergaan?
Jh 6:14 >> Toen de mensen derhalve de tekenen zagen die hij verrichtte, zeiden zij
voorts: Dit is stellig de Profeet die in de wereld zou komen.
Hierop zei hij: Ik ben
beslist naijverig geweest ten opzichte van YHWH, de God der legerscharen;
want de zonen van Israël hebben uw verbond verlaten; uw altaren hebben zij omvergehaald en uw profeten hebben zij met het zwaard
gedood, zodat ik alleen ben overgebleven; en nu zoeken zij mijn ziel, om die
weg te nemen.
En Jehu, de
kleinzoon van Nimsi, moet je tot koning over Israël zalven; en Elisa, de
zoon van Safat, uit Abel-Mehola, moet je tot profeet in jouw plaats zalven.
En het moet geschieden dat
wie aan het zwaard van Hazaël ontkomt, door Jehu ter dood gebracht zal
worden; en wie aan het zwaard van Jehu ontkomt, door Elisa ter dood gebracht
zal worden.
GW 18972
≈≈ 1Tm 6:17 >> Beveel de rijken
in de tegenwoordige eeuw niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet gevestigd te
hebben op de onzekerheid van de rijkdom, maar op God die ons van alles
rijkelijk voorziet om daarvan te genieten.
En het moet geschieden dat
wie aan het zwaard van Hazaël ontkomt, door Jehu ter dood gebracht zal
worden; en wie aan het zwaard van Jehu ontkomt, door Elisa ter dood gebracht
zal worden.
15. En indien jullie mijn inzettingen
zullen verwerpen, en indien jullie ziel een afschuw zal hebben van
mijn rechterlijke beslissingen, zodat jullie niet al mijn geboden
doen en zo mijn verbond verbreken,
16. dan zal ik, van mijn kant, jullie het volgende
aandoen, en als straf zal ik stellig ontsteltenis over jullie brengen door
tuberculose en brandende koorts, die de ogen doen verkwijnen en de ziel doen
versmachten. En jullie zullen jullie zaad eenvoudig voor niets
zaaien, daar jullie vijanden het stellig zullen opeten.
17. En ik zal werkelijk mijn aangezicht tegen jullie keren, en jullie
zullen stellig de nederlaag lijden voor jullie vijanden. En zij die jullie
haten, zullen jullie eenvoudigweg vertrappen, en jullie zullen
werkelijk vluchten terwijl niemand jullie achtervolgt.
En ook Mt 24:23; Yeshua’s waarschuwingen aan het
Eindtijdoverblijfsel >>
Wanneer dan iemand
tot jullie zegt: Ziet! Hier is de Masjiach, of: Daar! gelooft het niet.
24. Want er zullen valse masjiachen en valse
profeten opstaan, die grote tekenen en wonderen zullen doen ten
einde, indien mogelijk, zelfs de uitverkorenen te
misleiden. 25. Ziet! Ik heb jullie van
tevoren gewaarschuwd.
Bijgevolg
ging hij daar weg en trof Elisa, de zoon van Safat, terwijl deze aan het
ploegen was met twaalf span vóór zich, en hij was zelf bij het twaalfde. Elia dan stak naar hem over en wierp zijn ambtsgewaad op
hem.
De GW 6108 wordt ook aangetroffen in
2Kr 36:23 >> Dit
heeft Cyrus, de koning van Perzië, gezegd: Alle koninkrijken van de aarde
heeft YHWH, de God van de hemel, mij gegeven, en hijzelf heeft mij opgedragen
hem een Huis te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda is. Al wie er
onder jullie is van heel zijn volk, YHWH, zijn God, zij met hem.
Laat hij dus optrekken.
Mr 10:44 >> En
wie onder jullie de eerste wil zijn, moet de slaaf van allen zijn.
Daarop liet
hij de stieren in de steek en snelde Elia achterna en zei: Laat mij
alstublieft mijn vader en mijn moeder kussen. Dan wil ik u gaan volgen. Hierop zei
hij tot hem: Ga, keer terug; want wat heb ik je gedaan?
Hij keerde dus van achter hem
terug en nam vervolgens een span stieren en slachtte ze, en met het tuig van
de stieren kookte hij hun vlees en gaf het toen aan het volk, waarop zij
aten. Daarna stond hij op en ging Elia volgen en hem
dienen.
GW 15145≈≈ Hn 20:6 >> Wij staken
echter na de dagen der ongezuurde broden van Filippi af in zee en kwamen binnen
vijf dagen bij hen in Troas, waar wij zeven dagen doorbrachten.
Elia zei nu tot Elisa: Blijf
alstublieft hier, want YHWH zelf heeft mij helemaal naar Bethel gezonden.
Maar Elisa zei: Zo waar YHWH leeft en zo waar jouw ziel leeft, ik wil je niet
verlaten. Zij daalden dus af naar Bethel.
GW 4156 is ook die van Ez
45:25 >> In de zevende [maand], op de vijftiende dag van de maand, gedurende het [Loofhutten]feest, dient hij [de vorst; נשיא] hetzelfde als deze
voor de zeven dagen te verschaffen, hetzelfde als het zondeoffer, als het
volledige brandoffer, en als het graanoffer en als de olie.
GW 6607
≈≈ 1Sm 15:6 >> Ondertussen zei
Saul tot de Kenieten: Gaat weg, jullie moeten je verwijderen; trekt af uit
het midden der Amalekieten, opdat ik jullie niet met hen wegvaag.
Wat jullie betreft, jullie
hebben liefderijke goedheid betracht jegens alle zonen
van Israël toen zij uit Egypte optrokken. De Kenieten verwijderden
zich dus uit het midden van Amalek.
Elia zei nu tot Elisa: Blijf
alstublieft hier, want YHWH zelf heeft mij helemaal naar Bethel gezonden.
Maar Elisa zei: Zo waar YHWH leeft en zo waar jouw ziel leeft, ik wil je niet
verlaten. Zij daalden dus af naar Bethel.
Toen kwamen de profetenzonen
die te Bethel waren uit tot Elisa en zeiden tot hem: Weet je wel dat YHWH
vandaag je meester uit de positie van hoofd over jou wegneemt? Hierop zei
hij: Ook ik weet het heel goed. Houden jullie [maar] stil.
De GW 5054 is ook die van Mt 15:9 en Mr 7:7
>>
Tevergeefs blijven zij mij
aanbidden, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen.
GW 9210
>> Mr 3:4 >> Vervolgens zei hij tot
hen: Is het geoorloofd op de sabbat een goede daad te doen of een slechte daad
te doen, een ziel te redden of te doden? Maar zij bleven zwijgen.
Elia zei nu tot hem: Elisa,
blijf alstublieft hier, want YHWH zelf heeft mij naar Jericho gezonden. Maar
hij zei: Zo waar YHWH leeft en zo waar jouw ziel leeft, ik wil je niet
verlaten. Zo kwamen zij dan te Jericho.
Toen traden de profetenzonen
die te Jericho waren op Elisa toe en zeiden tot hem: Weet je wel dat YHWH
vandaag je meester uit de positie van hoofd over jou wegneemt? Hierop zei
hij: Ook ik weet het heel goed. Houden jullie je stil.
Elia zei nu tot hem: Blijf
alstublieft hier, want YHWH zelf heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij
zei: Zo waar YHWH leeft en zo waar jouw ziel leeft, ik wil je niet verlaten.
Zij gingen dus beiden verder.
GW 11020
≈≈ Lk 14:28 >> Want wie van
jullie, die een toren wil bouwen, gaat er niet eerst voor zitten om de kosten
te berekenen, of hij [genoeg] bezit ter
voltooiing?
En ook
Jh 8:38 >> Ik spreek de dingen
die ik bij de Vader heb gezien; en jullie doen daarom de dingen
die jullie hoorden bij [je]
vader.
Toen nam Elia zijn
ambtsgewaad en wond het samen en sloeg de wateren,
en geleidelijk werden ze herwaarts en derwaarts verdeeld, zodat zij beiden op
de droge grond naar de overkant gingen.
Nu gebeurde het dat zodra
zij aan de overkant gekomen waren, Elia zelf tot Elisa zei: Vraag wat ik voor
je dien te doen voordat ik van je word weggenomen. Hierop zei Elisa: Dat
alstublieft twee delen van jouw geest op mij mogen komen.
GW 9442≈≈ 2Ko 4:11 >> Want wij
die leven worden voortdurend omwille van Yeshua aan de dood overgegeven, opdat
ook het leven van Yeshua openbaar wordt gemaakt in ons sterfelijk vlees.
Nu gebeurde het dat zodra
zij aan de overkant gekomen waren, Elia zelf tot Elisa zei: Vraag wat ik voor
je dien te doen voordat ik van je word weggenomen. Hierop zei Elisa: Dat
alstublieft twee delen van jouw geest op mij mogen komen.
Daarop zei hij: Je hebt iets
moeilijks gevraagd. Indien je mij ziet wanneer ik van jou word weggenomen,
zal het je aldus geschieden; maar niet, dan zal het niet geschieden.
Nu gebeurde het, terwijl zij
al sprekende verder gingen, ziedaar! een vurige strijdwagen en vurige
paarden, en die maakten vervolgens scheiding tussen hen beiden; en Elia voer
toen in de storm ten hemel.
En welke andere natie op aarde
is als uw volk Israël, dat de [ware] God zich tot een volk ging loskopen, om
u een naam toe te kennen van grote daden en vrees inboezemende dingen
door natiën te verdrijven van voor uw volk dat gij
uit Egypte hebt losgekocht?
GW 10557
≈≈ Ez 8:3 >> Toen stak hij iets
uit dat de vorm van een hand had en nam mij bij een lok van mijn hoofdhaar,
en een geest voerde mij tussen de aarde en de hemel en bracht mij naar
Jeruzalem in de visioenen van God, naar de ingang van de binnenste
poort die op het noorden uitziet, waar de standplaats is van het symbool van
jaloezie dat tot jaloezie prikkelt.
En ook Lk 19:29 >> En het
geschiedde toen hij Bethfage en Bethanië naderde, tegen de
-zoals hij genoemd wordt- Berg der Olijven, dat hij twee van de
leerlingen uitzond.
Hier lezen we overhet
gebeuren op ‘Palmzondag’, op 9 Nisan van het jaar 33 AD (4037 AM), toen Yeshua
Mashiach, rijdend op een ezel, zich aan Israël aanbood als haar Messiaanse
koning. Door zijn Joodse tijdgenoten werd hij echter in die hoedanigheid
verworpen, wat zelfs tot op de dag van heden heeft voortgeduurd. Zij
erkennen niet dat hij op die dag Zc 9:9 in voorlopige zin vervulde >>
Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf,
o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw koning komt tot
u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig en rijdend op een ezel, ja, op een
volwassen dier, het jong van een ezelin.
Maar ook een andere combinatie, t.w. Jeremia 2:18-19 heeft
GW 10557 >>
Jr 2:18
Nu dan, wat voor belang hebt
gij om naar Egypte te gaan; om het water
van de Nijl te drinken? En wat voor belang hebt gij
om naar Assyrië te gaan; om de wateren van de Eufraat te drinken?
5213
Jr 2:19
Laat uw eigen slechtheid u
tuchtigen en uw eigen daden van ontrouw u terechtwijzen. Erken dan en zie dat
het iets slechts en bitters is dat gij YHWH, uw God,
hebt verlaten; en dat er geen vrees voor mij bij u is, spreekt de Heer, YHWH
der legerscharen.
5344
Dit in aanmerking
genomen vernemen wij uit het profetische Woord dat de overgang van het
‘Eliawerk’ naar het ‘Elisawerk’ in de Eindtijd zal samenvallen met Israëls
ultieme afvalligheid. In haar ontrouw zal zij zich niet alleen tot het ‘Egypte’
van deze wereld wenden, maar ook tot de
Assyriër, de Pseudo Masjiach; in werkelijkheid de demonische Antichristelijke
macht.
Zie ook de Studie >> Een mogelijk verloop van de 70ste
Jaarweek, met nameGesuggereerde
Helft.
Al die tijd zag Elisa het,
en hij riep luid: Mijn vader, mijn vader, de strijdwagen van Israël en zijn
ruiters! En hij zag hem niet meer. Dientengevolge greep hij
zijn eigen kleren en scheurde ze in twee stukken.
Toen nam hij het ambtsgewaad
van Elia, dat van hem afgevallen was, en sloeg de wateren en
zei: Waar is YHWH, de God van Elia, ja hij?
Toen hij de wateren sloeg, werden ze daarop geleidelijk herwaarts en
derwaarts verdeeld, zodat Elisa naar de overkant ging.
Onder de vv met GW 4513 is
Jr 31:8 >>
7 Want dit
heeft YHWH gezegd: Roept Jakob luidkeels toe met verheuging, en jubelt aan
het hoofd der natiën. Verkondigt. Zingt lof en zegt:
Red, o YHWH, uw volk, het overblijfsel van Israël.
8.Ziet, ik breng hen uit het land van het
Noorden, en ik wil hen bijeenbrengen van de meest
afgelegen streken der aarde. Onder hen zullen de blinde en de kreupele zijn,
de zwangere vrouw en de barende, allen te zamen. Als
een grote gemeente zullen zij hierheen terugkeren.
9 Met geween zullen zij
komen, en met smekingen om gunst zal ik hen brengen. Ik zal hen doen gaan
naar stroomdalen met water, op een rechte weg waarop zij niet tot struikelen
gebracht zullen worden. Want ik ben Israël tot een Vader geworden; en wat
Efraïm betreft, hij is mijn eerstgeborene.
De GW van Jr
31:7-9 bedraagt 5393+4513+3830 = 13736
en die GW correspondeert met 1Ko 1:4 >> Ik breng altijd dank aan mijn God
betreffende jullie voor Gods liefderijke gunst welke jullie werd geschonken
in Masjiach Yeshua.
GW
12341
≈≈ 1Ko 12:21 >> Het oog nu kan
niet tegen de hand zeggen: "Ik heb je niet nodig", of wederom het
hoofd tegen de voeten: "Ik heb jullie niet nodig".
Toen de profetenzonen die te
Jericho waren hem op enige afstand zagen, zeiden zij voorts: De geest van
Elia is op Elisa komen te rusten. Bijgevolg gingen zij hem
tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde neer.
Vervolgens zeiden zij tot
hem: Zie toch, er zijn bij jouw knechten vijftig mannen, dappere personen.
Laat hen alstublieft jouw meester gaan zoeken. Misschien heeft de geest van
YHWH hem opgeheven en hem daarna op een van de bergen of in een van de dalen
geworpen. Maar hij zei: Jullie moeten hen niet zenden.
GW 10603≈≈ Lk 19:47 >> En dagelijks onderwees hij in de tempel. Maar de overpriesters
en de schriftgeleerden trachtten hem om te brengen; zo ook de voornaamsten van
het volk. 48 En zij vonden niet wat zij
moesten doen, want al het volk hing aan zijn lippen.
Nu ging hij vandaar op naar
Bethel. Terwijl hij de weg opging, kwamen er kleine jongens uit de stad,
en zij gingen hem beschimpen en bleven tot hem zeggen: Ga op, kaalkop! Ga op, kaalkop!
Ps 78:5 heeft ook GW 4100; aldaar krijgen we blijkbaar de verklaring voor Gods
oordeel over de 42 jeugdige beschimpers >>
Hij dan richtte een vermaning op in Jakob, en
een wet stelde hij in Israël, dingen die hij onze voorvaders gebood, om ze aan
hun zonen bekend te maken.
Ten slotte
keerde hij zich om en zag hen en smeekte kwaad over hen af in de naam
van YHWH. Toen kwamen er twee
berinnen uit het bos en verscheurden vervolgens tweeënveertig kinderen
van hun aantal.
Jr 9:16 heeft ook GW 4446. Zie het
contextueel verband >>
13. En YHWH zei toen:
Omdat zij mijn wet die ik hun had voorgelegd verlaten hebben, en zij mijn
stem niet hebben gehoorzaamd en er niet naar hebben gewandeld,
14. maar zij bleven
wandelen naar de verstoktheid van hun hart en achter de Baälsbeelden aan,
waarover hun vaderen hen hadden onderwezen;
15.
daarom, dit heeft YHWH der legerscharen, de God van Israël, gezegd: Zie, ik
doe hen, dat wil zeggen dit volk, alsem eten, en ik wil hen gifwater doen
drinken;
16. en ik wil hen verstrooien onder
de natiën die noch zij noch hun vaderen hebben gekend, en ik wil hun het
zwaard achternazenden, totdat ik hen uitgeroeid zal hebben.
Ten slotte kwam Jehu naar Jizreël,
en Izebel zelf vernam het. Zij beschilderde toen haar ogen met zwarte
verf en maakte haar hoofd mooi en ging door het venster naar beneden
kijken.
Hij dan zei: Laat haar
vallen! Toen lieten zij haar vallen, waarop er wat van haar bloed tegen de
muur en tegen de paarden opspatte; en hij vertrapte haar nu.
Daarna ging hij naar binnen
en at en dronk en zei toen: Ziet alstublieft om naar deze vervloekte en
begraaft haar, want zij is de dochter van een koning.
GW 15165
≈≈ 1Pt 5:10 >> Maar de God van alle
liefderijke gunst, die jullie heeft geroepen tot zijn eeuwige heerlijkheid in
Messias, hijzelf zal jullie - een korte tijd geleden hebbend - volledig maken,
bevestigen, sterken.
Vergelijk de
beschrijving van de Eindtijdfiguur Izebel. Tot de Joodse gemeenschap,
vertegenwoordigd door de gemeente Thyatira, zegt koning Yeshua >>
Maar ik heb
tegen je dat je de vrouw Izebel laat
begaan, zij die van zichzelf zegt profetes [te zijn], en mijn slaven leert en misleidt
zij om hoererij te bedrijven en afgodenoffers te eten. Hoewel ik haar gelegenheid gaf tot inkeer te komen, weigert
zij berouw te hebben van haar hoererij.
Zie! Ik werp haar te bed en zij die
overspel met haar bedrijven in grote verdrukking, tenzij zij berouw hebben van
haar werken. En haar kinderen zal ik ter dood brengen door de pest. Dan zullen
alle gemeenten weten dat ik degene ben die nieren en harten doorvors, en dat ik
een ieder vergeld naar hun werken (Zie het uitgebreide commentaar
op Openbaring 2:18-29).
Dientengevolge zonden zij die
over het huis gingen en degene die over de stad ging en de oudsten en de
verzorgers een boodschap aan Jehu en lieten zeggen: Wij zijn uw knechten, en
al wat gij ons zegt, zullen wij doen. Wij zullen
niemand koning maken. Doe wat goed is in uw eigen ogen.
Daarop schreef hij hun een
tweede brief, waarin stond: Indien jullie mij toebehoren en
mijn stem gehoorzamen, neemt dan de hoofden van de mannen die zonen zijn van
jullie Heer en komt morgen om deze tijd bij mij te Jizreël. De zonen van de
koning nu, zeventig man, waren bij de aanzienlijken van de stad, die hen
grootbrachten.
GW 14338
≈≈ Allen die zich mooi willen voordoen
in [hun] vlees, juist zij noodzaken jullie besneden te worden, slechts om niet vanwege
de martelpaal van de Messias vervolgd te worden.
Nu gebeurde het dat zodra de
brief hen bereikte, zij daarop de zonen van de koning namen en [hen]
afslachtten, zeventig man, waarna zij hun hoofden in
manden deden en ze naar hem toe zonden te Jizreël.
Toen kwam de
bode en berichtte het hem en zei: Men heeft de hoofden van de zonen van
de koning gebracht. Hij dan
zei: Legt ze tot de morgen in twee hopen aan de ingang van de poort.
Nu gebeurde het dat zodra de
brief hen bereikte, zij daarop de zonen van de koning namen en [hen]
afslachtten, zeventig man, waarna zij hun hoofden in
manden deden en ze naar hem toe zonden te Jizreël.
Toen kwam
de bode en berichtte het hem en zei: Men heeft de hoofden van de zonen
van de koning gebracht. Hij
dan zei: Legt ze tot de morgen in twee hopen aan de ingang van de poort.
Nu gebeurde het ’s morgens dat hij voorts naar buiten ging. Toen bleef
hij staan en zei tot al het volk: Jullie zijn rechtvaardig. Ziet, ikzelf heb
een samenzwering gesmeed tegen mijn heer en heb hem
ten slotte gedood; maar wie heeft al dezen neergeslagen?
GW 12512
≈≈ Mt 26:13 >> Voorwaar, ik
zeg jullie: Overal waar dit goede nieuws in de gehele wereld wordt
gepredikt, zal tevens ter gedachtenis aan deze vrouw worden verteld wat zij
heeft gedaan.
Nu gebeurde het dat zodra de
brief hen bereikte, zij daarop de zonen van de koning namen en [hen]
afslachtten, zeventig man, waarna zij hun hoofden in
manden deden en ze naar hem toe zonden te Jizreël.
Toen kwam
de bode en berichtte het hem en zei: Men heeft de hoofden van de zonen
van de koning gebracht. Hij
dan zei: Legt ze tot de morgen in twee hopen aan de ingang van de poort.
Nu gebeurde het ’s morgens dat hij voorts naar buiten ging. Toen
bleef hij staan en zei tot al het volk: Jullie zijn rechtvaardig. Ziet,
ikzelf heb een samenzwering gesmeed tegen mijn heer en heb
hem ten slotte gedood; maar wie heeft al dezen neergeslagen?
Weet dan dat van het woord
van YHWH, dat YHWH tegen het huis van Achab heeft gesproken, niets ter aarde
zal vallen. En YHWH zelf heeft gedaan wat hij door bemiddeling van zijn
knecht Elia gesproken heeft.
GW 16351 ≈≈ Jh 9:24 >> Derhalve riepen zij de mens die blind was geweest, voor de tweede
maal en zeiden tot hem: Geef heerlijkheid aan God; wij weten dat deze mens een
zondaar is.
Het antwoord van de
blinde >> Of hij een
zondaar is, weet ik niet. Eén ding weet ik wel, dat ik, terwijl ik blind was,
op het ogenblik zie.
Bovendien
ging Jehu voort allen neer te
slaan die te Jizreël van het Huis van Achab waren overgebleven en al zijn
aanzienlijkenen zijn kennissen en zijn priesters, totdat hij niemand
van hem in leven had gelaten.
En Jehu zelf trof de
broeders van Ahazia, de koning van Juda, aan. Toen hij tot hen zei: Wie
zijn jullie, zeiden zij vervolgens: Wij zijn de broeders van Ahazia, en wij
trekken af om te vragen of alles goed is met de zonen van de koning en
de zonen van de Vrouwe.
Onmiddellijk zei hij: Grijpt
hen levend! Zij grepen hen dus levend en slachtten hen af bij de regenput van
het bindhuis, tweeënveertig man, en hij liet niet één van hen overblijven.
Toen hij vandaar verder ging,
trof hij voorts Jonadab, de zoon van Rechab aan, die hem tegemoet [kwam]. Toen
hij hem zegende, zei hij bijgevolg tot hem: Is jouw hart oprecht met mij, net
zoals míȷ́n hart met jouw hart is? Hierop zei Jonadab: Ja. Indien
het zo is, geef mij dan werkelijk je hand. Hij gaf hem dus zijn hand. Daarop
liet hij hem bij zich op de wagen klimmen.
Dn 11:4 >>En wanneer
hij [Alexander de Grote] opgestaan zal
zijn, zal zijn koninkrijk verbroken worden en naar de vier windstreken van de
hemel verdeeld worden [de 4 Hellenistische Rijken, waarvan al vlug
de Noordelijke Seleuciden en de Zuidelijke Ptolemëen], maar niet aan zijn nakomelingschap en
niet naar zijn heerschappij waarmee hij geheerst had; want zijn koninkrijk
zal uitgerukt worden, en wel voor anderen dan deze.
Lk 1:1 >>Aangezien
velen ondernamen een verslag [het
Evangelie]
samen te stellen betreffende feiten die zich onder ons voltrokken hebben.
Rm 2:19 >> En
van jezelf[een
joodse gesprekspartner]overtuigd bent een gids
van blinden te zijn, een licht van hen in duisternis.
Toen zei hij: Ga toch met mij
mee en zie hoe ik geen mededinging ten opzichte van YHWH duld. En
zij lieten hem op zijn strijdwagen meerijden.
GW 2435 is ook die van Gn 28:12; mbt Jakob>> Toen
droomde hij, en zie! er stond een ladder op de aarde en de top
ervan reikte tot aan de hemel; en zie! Gods engelen klommen daarlangs op en
daalden daarlangs af.
Engelen waren zeker in de nabijheid van Jehu, zoals zij ook bij aartsvader
Jakob waren!
Ten slotte kwam hij te
Samaria. Nu sloeg hij allen neer die van Achabs [Huis] te
Samaria overgebleven waren, totdat hij hen verdelgd had, naar het woord van
YHWH dat hij tot Elia gesproken had.
GW 6264
≈≈ Mr 7:22 >> [Wat van de mens uitgaat, dat
verontreinigt de mens:] … overspel, hebzucht,goddeloosheden,
bedrog, een losbandig gedrag, een afgunstig oog, lastering, hoogmoed,
onredelijkheid.
Lk 21:5 >> En
toen sommigen over de tempel zeiden dat hij met fraaie stenen en
gewijde voorwerpen was versierd, zei hij: [Deze dingen die jullie
aanschouwen − er zullen dagen komen waarin hier geen steen op steen
gelaten zal worden die niet gesloopt zal worden].
1Jh 3:21 >> Geliefden, indien
het hart niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid jegens
God.
Nu dan, roept alle profeten
van Baäl, al zijn aanbidders en al zijn priesters bij mij. Laat er
niet één gemist worden, want ik heb een groot slachtoffer voor Baäl. Al wie
gemist wordt, zal niet in leven blijven. Wat Jehu betreft, hij handelde sluw,
met de bedoeling de aanbidders van Baäl te verdelgen.
GW 8072
≈≈ Op 17:3 >> En hij voerde mij in geest weg naar een wildernis. En ik zag
een vrouw gezeten op een scharlakenrood Beest dat vol
was van lasterlijke namen, hebbend zeven koppen en tien horens.
Zoals we allen weten zag Johannes hier, in de
Eindtijdtaferelen, Vrouwe Babel, in een dollemansrit op de rug van het
Antichristelijke Beest. Dat geeft ons een idee tot wie de ontaarde
Baälaanbidders van Jehu’s dagen behoorden!
Daarna zond Jehu [boden] door heel
Israël, zodat alle aanbidders van Baäl kwamen. En niet één bleef er over die
niet kwam. En zij bleven in het huis van Baäl komen, en het huis van
Baäl liep vol, van het ene einde tot het andere.
Nu zei hij tot degene die
over de garderobe ging: Haal voor alle aanbidders van Baäl kleren te
voorschijn. Hij haalde dus de kledij voor hen te voorschijn.
Moeten we wellicht aan onderstaande kledij
denken?
Overigens
heeft de prachtige belofte in Js 32:3 eveneens de GW 2654. In context
>>
Zie! Een
koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat
vorsten betreft, zij zullen als vorsten heersen voor louter
gerechtigheid. En een ieder moet als een wijkplaats voor de
wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als
waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots
in een uitgeput land. (3)En de ogen der
zienden zullen niet dichtgestreken zijn, en zelfs de
oren der horenden zullen aandacht schenken.
Toen ging Jehu met Jonadab,
de zoon van Rechab, het huis van Baäl binnen. Hij zei nu tot de aanbidders
van Baäl: Onderzoekt zorgvuldig en ziet toe dat niet misschien een van de
aanbidders van YHWH hier bij jullie is, maar alleen de aanbidders
van Baäl.
GW 9866
≈≈ 2Kn 23:27 >> Maar
YHWH zei: Ook Juda zal ik van voor mijn aangezicht
verwijderen, net zoals ik Israël [Samaria]verwijderd heb; en ik zal deze stad die ik uitgekozen heb, ja, Jeruzalem,
en het huis waarvan ik gezegd heb: Mijn naam zal daar blijven, stellig
verwerpen.
Toen ging Jehu met Jonadab,
de zoon van Rechab, het huis van Baäl binnen. Hij zei nu tot de aanbidders
van Baäl: Onderzoekt zorgvuldig en ziet toe dat niet misschien een van de
aanbidders van YHWH hier bij jullie is, maar alleen de aanbidders
van Baäl.
Ten slotte gingen zij naar
binnen om slachtoffers en brandoffers op te dragen, en Jehu zelf stelde
buiten tachtig man op over wie hij kon beschikken en zei vervolgens: Wat de
man betreft die ontsnapt van de mannen die ik in jullie handen lever, de
ziel van de een zal voor de ziel van de ander in de plaats gesteld worden.
GW 6809 is
ook die van Ef 3:2 >> Indien jullie tenminste
hebben gehoord van het beheer van de liefderijke gunst Gods, welke mij [Paulus] met het oog op jullie gegeven werd.
GW
10000
≈≈ Mt 10:21; alsook Mr 13:12 >> Voorts
zal de ene broer de andere ter dood overleveren, en een vader zijn kind, en
kinderen zullen tegen de ouders opstaan en zullen hen ter dood laten brengen.
Vooral Mr 13:12
bevindt zich binnen een profetische context van Eindtijdgebeurtenissen.
Nu gebeurde het dat zodra
hij klaar was met het opdragen van het brandoffer, Jehu onmiddellijk tot de
hardlopers en de adjudanten zei: Komt binnen, slaat hen neer! Laat er niet één
uitgaan. Toen sloegen de hardlopers en de adjudanten hen met de scherpte
van het zwaard en wierpen hen eruit, en zij drongen door tot aan de stad van
het huis van Baäl.
Esther 7:7 heeft ook, zeker betekenisvol, GW 6076 >>
Wat
de koning betreft, hij stond in zijn woede op van het wijnfeestmaal [en begaf zich] in de tuin van het paleis; en Haman zelf
stond op om Esther, de koningin, een verzoek te doen voor zijn ziel, want hij
zag dat er kwaad tegen hem besloten was door de koning.
Voorts braken zij de heilige
zuil van Baäl af en braken het huis van Baäl af, en zij hielden het
voor privaten afgezonderd tot op deze dag.
Hs 1:10 (ook met GW 4171) geeft aan
dat een en ander gaat gebeuren ten tijde van Israëls herstel >>
En het getal van de zonen
van Israël moet worden als de zandkorrels der zee, die niet gemeten noch
geteld kunnen worden. En het moet geschieden dat op de plaats waar tot hen
gezegd placht te worden: Jullie zijn mijn volk niet, tot hen gezegd zal
worden: De zonen van de levende God.
GW 12425
≈≈ Jh 7:8 >> Gaan jullie [Yeshua’s
broers] op naar het feest [het
Loofhuttenfeest van 32 AD]; ik ga nog niet op naar
dit feest, omdat mijn bestemde tijd nog niet volledig is gekomen.