GW 5276
≈≈ o.a. Ez 23:8 >> Ook gaf zij [eenmaal
in het land Kanaän] haar hoererijen met de
Egyptenaren niet op. Zij hadden immers in haar jeugd met haar geslapen, zij
hadden haar maagdelijke tepels betast en zij hadden hun hoererij over haar
uitgestort.
Mc 5:8 >> En de
overgeblevenen van Jakob moeten onder de natiën, te midden van vele volken, als
een leeuw onder de dieren van een woud worden, als een manen dragende jonge
leeuw onder schaapskudden, die, wanneer hij werkelijk doortrekt, stellig zowel
vertrapt als verscheurt; en er is geen bevrijder.
Mt 15:10 >> Daarop riep
hij de menigte bij zich en zei tot hen: Luistert en begrijpt de betekenis
ervan: [11] Niet wat de mond ingaat, verontreinigt de mens, maar wat
de mond uitgaat, dat verontreinigt de mens.
Sem en Jafeth namen toen
een mantel en legden die over hun beider schouders en liepen
achterwaarts naar binnen. Aldus bedekten zij de naaktheid van hun vader,
terwijl hun gezicht afgewend was, en zij zagen de naaktheid van hun
vader niet.
GW 8902
≈≈ Hn 28:20 >> Waarlijk, om die
reden heb ik dringend verzocht jullie te mogen zien en toe te
spreken, want wegens de hoop van Israël ben ik in deze keten gesloten.
Rm 11:21 >> Want indien
God de natuurlijke takken niet spaarde, zal hij wellicht ook jou niet sparen.
1Ko 4:14 >> Niet om jullie
beschaamd te maken schrijf ik deze dingen, maar [om jullie] als mijn geliefde kinderen ernstig te vermanen.
en Lk 7:15 >> En de dode
ging overeind zitten en begon te spreken, en hij gaf hem aan zijn moeder.
GW 12236≈≈ Hn 26:7 >> Terwijl toch
onze twaalf stammen hopen tot de vervulling van deze belofte te komen door
nacht en dag op intensieve wijze heilige dienst voor hem te verrichten.
Betreffende deze hoop, o koning, word ik door Joden beschuldigd.
Hij [Nimrod, de kleinzoon van Cham via Kusch, de broer van Kanaän] deed zich kennen als een geweldig jager gekant
tegen YHWH. Daarom zegt men wel: Zoals Nimrod, een geweldig jager gekant
tegen YHWH.
GW 9700
≈≈ Lk 3:3 >> En hij [Johannes, de eerste ‘Elia’] kwam in de gehele omtrek van de Jordaan, verkondigend een
doop van berouw, tot vergeving van zonden.