Openbaring van Yeshua Masjiach
Hoofdstuk 4
Enkele uitgangspunten om de Apocalyps te verklaren:
·
Een
profetisch Boek toegevoegd aan de boeken van het OT
om de Joden van de Eindtijd tot richtsnoer te zijn.
·
De
gebeurtenissen voltrekken zich voor een groot gedeelte in de 70e Jaarweek der Joden, wanneer YHWH Elohim de
draad der geschiedenis in verband met zijn uitverkoren volk weer oppakt.
·
De
christelijke Gemeente bevindt zich dan niet meer op aarde omdat ze bij
(waarschijnlijk) het begin van de 70e Week
is weggerukt in de 'Opname'.
Tekst
1 Na deze dingen zag ik
en zie een deur die geopend was in de hemel; en de eerste stem die ik als een
trompet met mij had horen spreken, zei: Stijg op hierheen, en ik zal je de
dingen tonen die na deze dingen moeten geschieden.
2 Onmiddellijk geraakte
ik in geest; en zie een troon rustte in de hemel, en op de troon [iemand]
zittend.
3 En hij die op de troon
is gezeten van aanzien gelijk een jaspis- en sardissteen,
en een regenboog rondom de troon, van aanzien gelijk een smaragd.
4 En rondom de troon
vierentwintig tronen, en op de tronen zittend vierentwintig Oudsten gekleed in
witte bovenklederen, en op hun hoofden gouden kronen.
5 En uit de troon komen
voort bliksemstralen en stemmen en donderslagen; en vóór de troon zeven lampen
van vuur brandend, welke zijn de zeven geesten Gods.
6 En vóór de troon als
een glazen zee, aan kristal gelijk. En in het midden van de troon en rondom de
troon vier Levende wezens, vóór en achter vol zijnde van ogen.
7 En het eerste Levende
wezen gelijkend op een leeuw, en het tweede Levende wezen gelijkend op een
jonge stier, en het derde Levende wezen hebbend het gezicht als van een mens,
en het vierde Levende wezen gelijkend op een vliegende arend.
8 En de vier Levende
wezens, hebbend een ieder van hen zes vleugels, zijn rondom en binnenin vol van
ogen, en dag noch nacht hebben zij rust zeggend: heilig, heilig, heilig de Heer
God de Almachtige, hij die was en hij die is en hij die komt.
9 En telkens wanneer de
Levende wezens heerlijkheid en eer en dankzegging zullen geven aan hem die op
de troon is gezeten, aan hem die leeft tot in alle eeuwigheid,
10 zullen de
vierentwintig Oudsten neervallen vóór hem die op de troon is gezeten, en hulde
brengen aan hem die leeft tot in alle eeuwigheid, en hun kronen zullen zij vóór
de troon werpen, zeggend:
11 Waardig zijt gij, onze Heer en God, om de
heerlijkheid, de eer en de kracht aan te nemen, want gij schiep alle dingen, en
door uw wil waren ze en werden ze geschapen.
Exegese
1 μετα ταυτα ειδον και
ιδου θυρα
ηνεωγμενη
εν τω ουρανω και
η φωνη η πρωτη ην
ηκουσα ως σαλπιγγος
λαλουσης μετ εμου
λεγων αναβα
ωδε και
δειξω σοι
α δει γενεσθαι
μετα ταυτα
Na deze dingen zag ik, en zie een deur die geopend
was in de hemel; en de eerste stem die ik als een trompet met mij had horen
spreken, zei: Stijg op hierheen, en ik zal je de dingen tonen die na deze
dingen moeten geschieden
In Op 1:19 had de Hogepriester Yeshua, rondwandelend te midden van
de zeven kandelaren, Johannes geboden om het volgende in geschrifte vast te
leggen:
1. de dingen die je zag;
2. de dingen die zijn;
3. de dingen die na deze dingen gaan
plaats vinden.
Uit Op 4:1 blijkt dat wij, de lezers, ons met Johannes nog
bevinden in fase 2; hij is nog steeds bezig de dingen die zijn te aanschouwen. Nadat hij eerst
kennis had genomen van de situatie die binnen de Joodse gemeenschap op aarde zal bestaan wanneer de 70e Jaarweek is aangebroken, krijgt hij nu te
zien hoe in die tijd de omstandigheden in
de hemel zullen zijn.
Het tafereel verandert dus ingrijpend, wat ook te kennen wordt
gegeven door de frase ná deze dingen zag ik, [en zie]. Er volgt dan telkens een
gewichtige openbaring. Zie ook Op
7:1, 9; 15:5;
18:1;
19:1.
Met en zie wordt
de aandacht op iets speciaals gericht, hier een deur geopend in de hemel.
De hemel wordt voorgesteld als een paleisachtig heiligdom, dat men
door een poort kan binnengaan. Vergelijk:
In het
jaar dat koning Uzzía stierf, kreeg ik YHWH te zien,
zittend op een hoge en verheven troon, en zijn zomen vulden de tempel. Serafim
stonden boven hem (Js 6:1,
2).
De hemel
werd geopend en ik schouwde visioenen van God
(Ez 1:1).
YHWH is
in zijn heilige tempel; YHWH - in de hemel is zijn troon
(Ps 11:4).
De eerste stem die met Johannes in het eerste tafereel
had gesproken, behoorde toe aan de Mensenzoon, Masjiach Yeshua. Ook nu is hij
degene die spreekt. Hij wordt daarom nog steeds aanwezig geacht,
maar in het visioen dat nu volgt wordt hij op een geheel andere wijze
voorgesteld: als het Lam Gods (Op
5:6).
Samen met Johannes begeven wij ons nu
binnen een hemels tafereel. Vandaar: Stijg op
hierheen.
Naast de profeten Jesaja, Daniël en Ezechiël, krijgt ook Johannes
thans de gelegenheid tot in de hemel te zien. Maar zijn voorrecht gaat
in dit geval een stap verder; hij wordt namelijk gesommeerd om de hemel ook
werkelijk te betreden.
De actie die spreekt uit de dingen
tonen die ná deze dingen moeten geschieden, begint eerst in Op
6:1. Maar voor ons verdere begrip is het wel van
belang ons te realiseren dat Johannes de dingen die staan te gebeuren, zal
waarnemen vanuit die speciale, bevoorrechte positie.
Sommigen kennen hieraan nog een extra betekenis toe. Waarom? Tot
nu toe is de Gemeente (van christenen) nog niet in beeld geweest. Om die reden
acht men het niet onwaarschijnlijk dat Johannes hier de Gemeente
vertegenwoordigt en wel op het specifieke moment van de Opname. Stijg op hierheen in dit vers, komt overeen met de strekking van 1Th 4:15-17 .
Vergelijk 1Ko 15:51-53, waar we vernemen dat de Opname plaatst
vind bij een specifiek eschatologisch signaal: de
Laatste trompet.
Zie
ook het commentaar op Openbaring 1:9-11,
waar we eveneens de laatste trompet hoorden
klinken bij de aanvang van de Dag die de
Heer toebehoort, teneinde de Joodse
Eindtijdgemeenschap bijeen te roepen.
2 ευθεως εγενομην
εν πνευματι
και ιδου
θρονος εκειτο εν
τω ουρανω
και επι
τον θρονον
καθημενος
Onmiddellijk
geraakte ik in geest; en zie een troon rustte in de hemel, en op de troon [iemand] zittend
Het feit dat Johannes al vanaf Op 1:10 in geest
geraakte
en daarmee
overgezet werd in de Dag van de Heer, hoeft geen probleem op te leveren.
Er is eenvoudig sprake van een extra dimensie: naast de factor tijd wordt nu ook de plaats vermeld
waarheen hij zich in geestvervoering begeeft.
Het eerste wat Johannes te zien krijgt is een troon. Die troon blijkt
in het vervolg een begrip te zijn dat centraal staat in de meeste taferelen. Er
zijn maar vijf hoofdstukken waarin het woord troon niet voorkomt.
Het gaat dan ook om de Troon van waaruit YHWH Elohim als
Koning het gehele universum regeert:
Voorwaar, ik zie YHWH op zijn
troon zitten en heel het hemelleger aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand
bij hem staan (1Kn 22:19).
YHWH heeft in de hemel zijn troon
stevig bevestigd; zijn koningschap heerst over alles (Ps
103:19).
Dit betekent dat er niets op aarde gebeurt buiten God om. De
mensheid is niet aan noodlot onderhevig. Alles is dienstbaar aan zijn soeverein
voornemen. Dit is onder meer kenbaar in de
absolutismes die in de schepping gelegd zijn en die door geen mens, zelfs niet
in de geringste mate, kunnen worden veranderd. Wetenschappers werken daarmee;
zij moeten daarbij ontdekken op welke 'wetten' ze berusten.
Naast wetenschappelijke- zijn er ook morele absolutismes. Ook die
kunnen door niemand gewijzigd worden, hoe ver de menselijke maatschappij er ook
van weg drijft. God handhaaft ze alle en dwingt ze desnoods af.
Op de troon [iemand]
zittend is logischerwijs vaag, gezien het feit dat God niet echt in
menselijke termen en bewoordingen kan worden beschreven. Deze terughoudendheid
en schroom stemmen overeen met de apocalyptische wijze van uitdrukken als het
om God zelf gaat. Vergelijk Ez 1:26-27; 2Ko 12:4.
3 και ο καθημενος
ομοιος ορασει λιθω
ιασπιδι και σαρδιω
και ιρις
κυκλοθεν του θρονου
ομοιος ορασει σμαραγδινω
En
hij die op de troon is gezeten van aanzien gelijk een jaspis- en sardissteen, en een
regenboog rondom de troon, van aanzien gelijk een smaragd
Dezelfde terughoudendheid; Johannes vermijdt elke antropomorfische
beschrijving; hij wil geen afbreuk doen aan Gods geestelijke natuur. De indruk
die hij overbrengt is een tafereel van een en al heerlijkheid (Ez 1:4, 27-28).
Zoals bij Ezechiël is ook hier sprake van een [smaragdgroene]
regenboog, wellicht om de sereniteit rond Gods troon te verzinnebeelden. God is
altijd met zichzelf in vrede; niets kan veroorzaken dat hij uit zijn evenwicht
raakt, ook niet de wereldschokkende gebeurtenissen die zich op de Dag van de Heer gaan ontvouwen.
Indien de regenboog een terugwijzing is naar Gods verbond met de
mens ná de Vloed, verzinnebeeldt ze blijkbaar de
verzekering dat het voortbestaan van de mens op aarde gewaarborgd is. De
smaragdgroene kleur zou dan op de natuur kunnen duiden, de overheersende kleur
van de vegetatie op aarde:
Nooit
weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit
weer zal een geweldige vloed komen om de aarde te verderven… Dit is het teken
van het verbond dat ik stel tussen mij en u en elke levende ziel die bij u is, voor alle volgende geslachten (Gn
9:11, 12).
4 και κυκλοθεν
του θρονου
θρονους εικοσι τεσσαρες
και επι
τους θρονους
εικοσι τεσσαρας πρεσβυτερους
καθημενους
περιβεβλημενους
εν ιματιοις
λευκοις και επι
τας κεφαλας
αυτων στεφανους
χρυσους
En
rondom de troon vierentwintig tronen, en op de tronen zittend vierentwintig
Oudsten gekleed in witte bovenklederen, en op hun hoofden gouden kronen
Het eerste wat we met Johannes in de onmiddellijke nabijheid van
God op zijn troon te zien krijgen is de koninklijke priesterschap – zo aangeduid in 1Pt 2:9 - en wel het hemelse deel daarvan, de
christelijke Gemeente.
Als resultaat van de
Opname zijn
zij - toen de Gemeente-eeuw afliep en Yeshua’s paroesie aanbrak, en daarmee de Dag
van de Heer
- in de meest
heilige plaats gekomen, de hemel zelf, waar
Yeshua als de ware hogepriester reeds in 33 AD binnenging
om ten behoeve van zijn koninklijke priesterschap de waarde van zijn offer aan
God aan te bieden
(Hb 9:11, 24).
Op de vooravond van zijn dood had Yeshua aan zijn leerlingen de
verzekering gegeven:
In het huis van mijn Vader zijn vele woningen (anders zou ik het jullie
gezegd hebben) want ik ga heen om voor jullie een plaats te bereiden…, opdat waar ik ben ook jullie mogen
zijn (Jh
14:2-3).
Zie: In
het Huis van mijn Vader zijn vele woningen
Nu lezen wij over 24 Oudsten. Daarmee wordt vele niet veranderd in een specifiek getal. Naar velen terecht concluderen, wijst 24 terug naar de 24 priesterafdelingen
die destijds in Israël onder Davids bestuur in het leven werden geroepen (1Kr 24:5-19); een reden te meer om de 24 Oudsten te
identificeren als de voltallige christelijke Gemeente, het hemelse tegenbeeld
van de zonen van Aäron (via Eleazar en Ithamar) die in Israël uitsluitend het priesterschap
mochten uitoefenen.
In de gematria moet het getal 24
de lezer wel opvallen. Buiten Eén Kronieken 24 waar de 24 priesterafdelingen
worden opgesomd, vinden we in Genesis 24 de roeping van de zinnebeeldige 24
Oudsten afgebeeld in Abrahams knecht (afbeeldend Elohims
geest) die naar Charan reist om Rivqah (Rebekka) uit
te nodigen om de echtgenote te worden van Yitzchak
(Isaäk, beeld van Yeshua Masjiach).
Spaak 24 van het Bijbelwiel
wordt gevormd door de drie Bijbelboeken
2
Exodus
ב 24
Jeremia 46 1 Korinthe
In Exodus lezen we uitvoerig over de zonen van
Aäron waaruit Israëls priesterschap moest worden samengesteld om bij de
Tabernakel dienst te doen.
Jeremia is uiteraard een priesterlijk Boek bij
uitstek en in 1Korinthe 15 lezen we over de Opname
van de Gemeente:
Een geheimenis: Wij zullen niet
allen ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar
moment, in een knippering van [het] oog, bij de laatste trompet. Want
de trompet zal klinken en de doden zullen onverderfelijk worden opgewekt en wij
zullen veranderd worden.
Daarnaast lezen we in Jesaja 24 dat die Oudsten
getuigen zullen zijn bij de inauguratie van het Davidische koninkrijk waardoor Elohims eigen Koningschap zal worden vernieuwd:
Dan zal de blanke maan schaamrood
worden, en de gloeiende zon zal zich schamen, want YHWH der Legerscharenscharen
zal Koning zijn op de berg Sion en in Jeruzalem, en er zal heerlijkheid zijn
ten aanschouwen van zijn
Oudsten.
In Lv 24:1-9 vernemen wij hoe Aäron en zijn Zonen
dagelijks resp. wekelijks bepaalde zaken in de voorste afdeling van de
Tabernakel (Het Heilige) in orde moesten brengen.
In tegenstelling tot hun Levitische helpers, mochten Aärons zonen wél het Heilige, de voorste afdeling van de
Tabernakel, binnengaan. In dat eerste vertrek bevond zich ondermeer de
Zevenarmige gouden kandelaar en het gouden reukaltaar, terwijl de linnen bedekking
geborduurd was met kleurrijke figuren van cherubim rondom.
Gelet op het feit dat in Johannes' visioen van de troon en zijn
entourage die dingen eveneens in een of andere vorm verschijnen, kan
geconcludeerd worden:
1. Dat het in Openbaring hoofdstuk
4 gaat om een (hemels) tafereel dat gebaseerd is op de Tabernakel- cq de Tempelregeling zoals die vroeger in Israël fungeerde;
2. dat
de 24 Oudsten geen hemelse geestenvorsten kunnen vertegenwoordigen, zoals door
sommigen wordt verondersteld, maar de christelijke koninklijke priesterschap.
De details die in
Op
5:8-11 nog
zullen volgen betreffende die 24 Oudsten, verschaffen aanvullende argumenten
voor die these.
Er kunnen nog enkele argumenten
worden aangevoerd die de gedachte ondersteunen dat de 24 Oudsten geen engelen
zijn, t.w.:
a. Ze zijn gezeten op
tronen.
Zij staan niet en ook vliegen of zweven zij niet. Van engelen lezen wij
nergens dat zij in Gods tegenwoordigheid gezeten zijn. Volgens 1Kn 22:19 en Jb 1:6 wordt het gehele heerleger van engelen staande gezien
in de nabijheid van YHWH God en zijn troon. Zelfs Gabriël staat voor Gods aangezicht
(Lk 1:19).
Het is daarom niet vreemd dat de
apostel Paulus in verband met de zekerheid (het onderpand idee) betreffende de
hemelse vooruitzichten van christenen, in Ef 2:6
vermeldt:
En hij wekte [ons] mede op en deed [ons]
mede zitten in de hemelsferen in Messias Yeshua.
Vergelijk Ef 1:3-14.
b. De term "Oudsten"
[Grieks: presbuteroi] wordt nooit gebruikt met betrekking tot engelen, wat trouwens
ook niet te verwachten viel. Oudste staat immers tegenover jongere
(1Tm 5:1), en ook in tegenstelling tot personen met
minder geestelijke ervaring, en dat contrast is onder engelen niet relevant (Hn 20:17; Tt 1:5; 1Pt 5:5).
c. Op hun hoofden dragen zij gouden
kronen. Engelen worden nooit op die manier afgebeeld of gezien, zelfs niet zij die
Gods soevereiniteit hoog houden in de vorm van tronen, heerschappijen,
regeringen, autoriteiten (Ks 1:16).
Zie het commentaar bij Op
4:6b-8.
Van de demonensprinkhanen zal in
Op 9:7 worden opgemerkt dat zij
op hun koppen als kronen [hebben], aan goud gelijk, maar
dat is weer één van Satans vele parodieën. Op hun koppen lijken zij gouden kronen te hebben. Dat wijst er
op dat de demonen niet alleen met autoriteit zullen spreken en als dwingelanden
de mensen zullen onderdrukken, maar ook dat zij daadwerkelijk als koningen
zullen heersen, zoals in Op
17:12-13 nader zal worden aangegeven.
In Op 3:11 werd tot de getrouwen van de
gemeente in Filadelfia gezegd: Houd vast wat je hebt opdat niemand je kroon neemt.
Terecht wordt het aardse deel van de koninklijke
priesterschap ook in verband gebracht met kronen.
Maar alleen de 24 Oudsten worden gezien met gouden kronen.
d. Zij zijn gekleed in witte
bovenklederen [himatiois leukois], symboliek die in de Openbaring
alleen in verband met de Koninklijke priesterschap wordt gebruikt; hier met het hemelse deel, maar in Op
3:5, 18 met het aardse deel.
e. In Op
5:11 zijn
de Oudsten duidelijk onderscheiden van de engelen.
Zie eventueel ook: Wat
is de identiteit van de 24 Oudsten in de Openbaring?
4:5-6a
5 και εκ του
θρονου εκπορευονται
αστραπαι και φωναι
και βρονται
και επτα
λαμπαδες πυρος καιομεναι
ενωπιον του θρονου
α εισιν τα επτα
πνευματα του θεου
6a και ενωπιον
του θρονου
ως θαλασσα
υαλινη ομοια κρυσταλλω
En vanuit de troon komen voort bliksemstralen en
stemmen en donderslagen; en vóór de troon zeven lampen van vuur brandend, welke
zijn de zeven geesten Gods; en vóór de troon als een glazen zee, aan kristal
gelijk
Er lijkt een onderling verband te zijn tussen de hier genoemde
dingen. De bliksemstralen, stemmen en donderslagen herinneren aan de
ontzagwekkende theofanie bij de berg Sinaï toen YHWH Elohim daarop neerdaalde
om het volk de Wet te geven (Ex
19:16-20:21).
Bij God vindt daarom alle geestelijke verlichting haar oorsprong;
ook afkondigingen, waarschuwingen, aankondigingen van oordeel (Ps
29:3-4).
De hier vermelde symbolen - bliksemstralen, stemmen en
donderslagen - worden verschillende malen in de Openbaring herhaald. Zij worden
daardoor een soort van referentiepunt, waarop het Boek geregeld terugvalt.
Gewoonlijk komen we ze tegen in taferelen waarin God optreedt tegen het kwaad
op aarde. Voorbeelden: Op
8:5 en 11:19.
De volledige werkzaamheid van de geest van God – de zeven lampen –
zorgt er voor dat wat God spreekt ook werkelijk degenen bereikt voor wie die
geestelijke verlichting bedoeld is (1Ko 2:9, 10).
De glazen zee, aan kristal gelijk wordt alleen nog in Op
15:2 vermeld en daar in verband met de Joodse heiligen die zich als
overwinnaars over het Beest, diens Beeld en het getal van zijn naam, bij die 'zee' bevinden.
Dit wijst daarom op een goddelijke voorziening die de hemelse en
de aardse Koninklijke priesterschap gemeenschappelijk hebben: het reinigende bad van het water in het Woord (Ef 5:26).
In het wasbekken in het voorhof van de Tabernakel en later in de zee
van Salomo’s tempel, moesten de priesters
zich baden (Ex
30:17-21).
Omdat het bekken (de zee) zich in het Voorhof bevond,
buiten het Heiligdom, wees ze op een aardse situatie. Welke?
Na door God gerechtvaardigd te zijn op grond van geloof, wordt
door de werking van Gods geest, in combinatie met zijn Woord, de nieuwe schepping voortgebracht;
d.i. van boven geboren in water en geest (Jh
3:3-5).
Wil men daarna als christen op aanvaardbare wijze priesterlijke
taken vervullen, is dagelijks geestelijke reiniging nodig vanwege
de invloed van de onreine wereld om ons heen, afgebeeld door het wassen van de
handen en de voeten (Jh 13:10).
De christelijke Gemeente gaat daarin de joodse Gemeente vooraf:
Gelijk ook de Masjiach de Gemeente liefhad en
zichzelf voor haar overgaf, opdat hij haar zou heiligen, gereinigd hebbend met het bad des waters krachtens [het] Woord, opdat hij de Gemeente naast zichzelf zou stellen,
glorierijk, geen vlek of rimpel of iets dergelijks hebbend, maar opdat zij
heilig en onberispelijk zou zijn (Ef 5:25-27).
Evenzo breekt in de Dag van de Heer voor het joodse Overblijfsel de
tijd aan dat de leden daarvan in het kader van het Nieuwe Verbond de vervulling
van Jr 31:31-34 en Ez 36:25-27 gaan ervaren en, als het aardse deel van
het Israël Gods, eveneens tot een nieuwe schepping worden (Gl 6:15, 16).
Zie Op
12:6, 14 en vergelijk dit met Ex
19:3-6, 16-19.
Teneinde volledig te overwinnen, moeten
ook zij in een toestand van dagelijkse reiniging voortgaan. Vandaar dat wij hen
in Op
15:2 staande op de glazen zee zien.
4:6b-8
6b και εν μεσω
του θρονου
και κυκλω
του θρονου
τεσσαρα ζωα γεμοντα
οφθαλμων εμπροσθεν και οπισθεν
7 και το ζωον
το πρωτον
ομοιον λεοντι και
το δευτερον
ζωον ομοιον
μοσχω και
το τριτον
ζωον εχων
το προσωπον
ως ανθρωπου
και το
τεταρτον ζωον ομοιον
αετω πετομενω
8 και τα τεσσαρα
ζωα εν
καθ εν
αυτων εχων
ανα πτερυγας
εξ κυκλοθεν
και εσωθεν
γεμουσιν οφθαλμων και αναπαυσιν
ουκ εχουσιν
ημερας και νυκτος
λεγοντες αγιος αγιος
αγιος κυριος
ο θεος ο παντοκρατωρ
ο ην και
ο ων και
ο ερχομενος
En in het midden van de troon en rondom de troon
vier Levende wezens, vóór en achter vol zijnde van ogen; en het eerste Levende
wezen gelijkend op een leeuw, en het tweede Levende wezen gelijkend op een
jonge stier, en het derde Levende wezen hebbend het gezicht als van een mens,
en het vierde Levende wezen gelijkend op een vliegende arend. En de vier
Levende wezens, hebbend een ieder van hen zes vleugels, zijn rondom en binnenin
vol van ogen, en dag noch nacht hebben zij rust zeggend: Heilig, heilig, heilig
de Heer God de Almachtige, hij die was en hij die is en hij die komt
En
in het midden van de troon en rondom de troon vier Levende wezens…
Vier
is steeds het getal dat verbonden is met de aarde en met heerschappij. De
Levende wezens [of: schepselen] zijn daarom op een of andere wijze met Gods heerschappij
over zijn aardse schepping verbonden. Mogelijk doelde de apostel op hen toen
hij in Ks 1:16 betreffende de Zoon van God schreef:
Omdat in hem alle dingen werden geschapen in de hemelen en op de
aarde, de zichtbare en de onzichtbare dingen; hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door hem en
tot hem geschapen.
Vier zaken worden ook hier vermeld m.b.t. de
geschapen onzichtbare dingen:
tronen, heerschappijen, overheden, machten.
Prof Brouwer vertaalde: engelentronen en heerschappijen, machten en krachten.
Hun relatie met de aarde zou ook blijken uit het
feit dat zij een gelijkenis vertonen met aardse schepselen, dieren en de mens.
Een vergelijking met Jesaja
6 en Ezechiël
1 en 10 leert dat zij hemelse geesten zijn, die worden aangeduid als cherubim en serafim.
De verschijning van cherubim in de Hof van Eden om
de weg naar de boom des levens te bewaken, schijnt hun relatie met mens en dier
te bevestigen.
Blijkbaar had de cherub die Satan werd eens een
belangrijke toewijzing in Eden, als de
gezalfde cherub die beschut (Ez 28:13-15).
Ook worden zij in
Eindtijdvisioenen gezien in verband met Gods troon; kennelijk om zijn
heerschappij en heiligheid tegenover de mens op aarde hoog te houden (Js 6:1-3; Ez 1:22, 25-27). Vergelijk ook Ex
25:17-22; Ps 99:1.
Er is gesuggereerd dat hun voorkomen, gelijkend op
leeuw, jonge stier, mens en arend, betrekking zou hebben op de vier voornaamste
hoedanigheden van God die ook bij de mens - als geschapen naar
Gods beeld
- worden aangetroffen, t.w. gerechtigheid, macht, liefde en
inzicht.
Ook zijn zij vol ogen, wat doet vermoeden dat zij
een rol spelen in de verwezenlijking van 2Kr 16:9
YHWH laat voortdurend zijn ogen rondgaan
over de aarde om zijn sterkte te tonen jegens een ieder die hem met een onverdeeld hart is
toegewijd.
Maar ook Sp 15:3
De ogen van YHWH zijn op elke plaats,
opmerkzaam acht gevend op kwaden en goeden.
Kortom, zoals de Gemeente in Masjiach Yeshua is en slechts kan functioneren in
volledige afhankelijkheid van hem, zo zijn de cherubim en de sefarim,
verzinnebeeld in de vier Levende wezens, in hun functioneren geheel op God
gericht.
Hun relatie tot de aarde en de geschapen wezens
daarop komt waarschijnlijk ook tot uitdrukking in Js
6:3 waar de serafim elkaar toeroepen: Heilig, heilig, heilig is Jahweh der legerscharen. De volheid van
heel de aarde is zijn heerlijkheid.
Deze machtige gestalten die opkomen voor Gods
absolute soevereiniteit, met hun altijd wakende ogen, verzinnebeelden kennelijk
Gods wereldbestuur. De 24 Oudsten met hun menselijke gestalte vertegenwoordigen
een meer geestelijk element. Als het hemelse deel van het Zaad van Abraham zijn
zij vooral betrokken bij het op effectieve wijze toedienen van de voordelen van
Yeshua's verzoenend offer ten behoeve van de mensheid (Op
22:1-2, 17).
9 και οταν δωσουσιν τα ζωα δοξαν και
τιμην και
ευχαριστιαν
τω καθημενω
επι τω
θρονω τω
ζωντι εις
τους αιωνας
των αιωνων
10 πεσουνται οι εικοσι
τεσσαρες πρεσβυτεροι
ενωπιον του καθημενου
επι του
θρονου και προσκυνησουσιν
τω ζωντι
εις τους
αιωνας των αιωνων
και βαλουσιν
τους στεφανους
αυτων ενωπιον
του θρονου
λεγοντες
11 αξιος ει ο κυριος και
ο θεος ημων
λαβειν την δοξαν
και την
τιμην και
την δυναμιν
οτι συ
εκτισας τα παντα
και δια
το θελημα
σου ησαν
και εκτισθησαν
En telkens wanneer de Levende wezens heerlijkheid
en eer en dankzegging zullen geven aan hem die op de troon is gezeten, aan hem
die leeft tot in alle eeuwigheid, zullen de vierentwintig Oudsten neervallen
vóór hem die op de troon is gezeten, en hulde brengen aan hem die leeft tot in
alle eeuwigheid, en hun kronen zullen zij vóór de troon werpen, zeggend:
Waardig zijt gij, onze Heer
en God, om de heerlijkheid, de eer en de kracht aan te nemen, want gij schiep alle
dingen, en door uw wil waren ze en werden ze geschapen
De twee speciale groepen die zich in de directe
nabijheid van God en zijn troon bevinden, dienen in volledige harmonie Gods
voornemen. Elke machtsuiting op aarde wordt in de hemel met een lofzang aan de
Schepper ondersteund.
De lofzangen jegens God
voor de wonderen der schepping weerspiegelen de taal van verschillende Psalmen,
zoals 19:1-6
en Ps 104.
Dat de 24 Oudsten in Masjiach Yeshua zijn,
blijkt uit het feit dat zij dezelfde gezindheid bezitten als die Mensenzoon.
Evenals hij denken zij er niet over zichzelf te verheffen, maar willen zij
alles tot heerlijkheid en eer van God doen. Vergelijk Fp 2:5-11.
Laat die denkwijze in jullie zijn
welke ook in Masjiach Yeshua [was], die, bestaande in gestalte
Gods, geen roof overwoog gelijk te zijn aan God, maar zichzelf ontledigde,
gestalte van een slaaf aangenomen hebbend, geworden in gelijkheid der mensen.
En in uiterlijk als mens bevonden, zichzelf vernederde, gehoorzaam geworden tot
de dood, ja, de dood der martelpaal. Daarom ook verhief God hem hoog en gaf hem
goedgunstig de naam die boven elke naam is, opdat in de naam van Yeshua elke
knie zich zou buigen van hen die in de hemel en van hen die op de aarde en van
hen die onderaards zijn, en elke tong openlijk zou belijden: Yeshua Masjiach is
Heer, tot heerlijkheid van God de Vader.
-.-.-.-
Naar Openbaring
5