Openbaring van Yeshua Masjiach
Hoofdstuk 13
Enkele uitgangspunten om de Apocalyps te verklaren:
• Een profetisch boek toegevoegd aan de boeken van het OT om de Joden van de Eindtijd tot richtsnoer te zijn.
• De gebeurtenissen voltrekken zich voor een groot gedeelte in de 70ste Jaarweek der Joden, wanneer YHWH Elohim de draad der geschiedenis in verband met zijn uitverkoren volk weer oppakt.
• De Christelijke Gemeente bevindt zich dan [waarschijnlijk] niet meer op aarde omdat ze bij het begin van de 70ste Week is weggerukt in de 'Opname'.
Tekst
1 En ik zag uit de zee een Beest opstijgen hebbend tien horens en zeven koppen, en op zijn horens tien diademen, en op zijn koppen lasterlijke namen.
2 En het Beest dat ik zag was aan een luipaard gelijk, en zijn poten als een beer, en zijn muil als een leeuwenmuil. En de Draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.
3 En één van zijn koppen was als ten dode toe geslacht, maar hij werd van zijn dodelijke slag genezen, en de gehele aarde liep in verbazing het Beest achterna.
4 En zij brachten hulde aan de Draak omdat hij de macht aan het Beest gaf, en zij brachten hulde aan het Beest zeggend: Wie is gelijk aan het Beest, en wie kan oorlog met hem voeren?
5 En hem werd een mond gegeven om grote dingen en lasteringen te spreken, en hem werd macht gegeven om tweeënveertig maanden te handelen.
6 En het opende zijn mond in lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn Tent, zij die in de hemel verblijven.
7 En hem werd gegeven oorlog te voeren met de heiligen en hen te overwinnen. En hem werd macht geven over elke stam en volk en taal en natie.
8 En allen die op de aarde wonen zullen hem aanbidden, [ieder] wiens de naam niet staat geschreven in het Boek des levens van het Lam dat geslacht is vanaf [de] grondlegging der wereld.
9 Indien iemand een oor heeft, laat hem luisteren.
10 Indien iemand voor gevangenschap [is bestemd], gaat hij heen in gevangenschap. Indien iemand door het zwaard moet worden gedood, zal hij door het zwaard worden gedood. Hier is de volharding en het geloof der heiligen [aan de orde].
11 En ik zag een ander Beest opstijgen uit de aarde, en het had twee horens gelijk een lam, en het ging spreken als [de] draak.
12 En het oefent al de macht van het eerste Beest vóór diens aangezicht uit. En het bewerkt dat de aarde en hen die daarin wonen het eerste Beest zullen aanbidden, wiens dodelijke slag werd genezen.
13 En het verricht grote tekenen zodat het zelfs vuur uit de hemel doet neerdalen naar de aarde, vóór de ogen der mensen.
14 En het misleidt hen die op de aarde wonen wegens de tekenen die hem gegeven werden om te verrichten voor het aangezicht van het Beest, zeggend tot hen die op de aarde wonen dat zij een beeld maken voor het Beest dat de zwaardslag heeft en leefde.
15 En het werd hem gegeven geest aan het beeld van het Beest te geven, opdat het beeld van het Beest zowel zou spreken alsook zou bewerken dat allen die het beeld van het Beest niet zouden aanbidden gedood zouden worden.
16 En het bewerkt dat men de kleinen en de groten, en de rijken en de armen, en de vrijen en de slaven, hun allen, een merkteken zou geven, op hun rechterhand of op hun voorhoofd
17 en dat niemand zou kunnen kopen of verkopen behalve hij die het merkteken heeft, de naam van het Beest of het getal van zijn naam.
18 Hier is de wijsheid: Laat hij die verstand heeft het getal van het Beest berekenen, want het is een getal van een mens; en het getal van hem [is] 666.
Exegese
1 και ειδον εκ της θαλασσης θηριον αναβαινον εχον κερατα δεκα και κεφαλας επτα και επι των κερατων αυτου δεκα διαδηματα και επι τας κεφαλας αυτου <ονοματα> βλασφημιας
2 και το θηριον ο ειδον ην ομοιον παρδαλει και οι ποδες αυτου ως αρκου και το στομα αυτου ως στομα λεοντος και εδωκεν αυτω ο δρακων την δυναμιν αυτου και τον θρονον αυτου και εξουσιαν μεγαλην
En ik zag uit de zee een Beest opstijgen hebbend tien horens en zeven koppen, en op zijn horens tien diademen, en op zijn koppen lasterlijke namen. En het Beest dat ik zag was aan een luipaard gelijk, en zijn poten als een beer, en zijn muil als een leeuwenmuil. En de Draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht
Nadat de Draak tevergeefs heeft geprobeerd de Vrouw door een vloed van vervolging mee te sleuren, neemt hij een strategische positie in te midden van de natiën (vergelijk Op 20:7-8).
Hij
stelt zich op tussen de rusteloze menigte onder de mensheid enerzijds en het
meer stabiele deel van de Mensenmaatschappij anderzijds, met het oogmerk nieuwe
onheilen over de Vrouw en haar zaad op aarde te brengen. Zie het laatste vers
van hoofdstuk 12 >> En de Draak werd woedend op de
Vrouw en hij ging heen om oorlog te voeren met de overgeblevenen van haar zaad,
die de geboden van God onderhouden en het getuigenis van Jezus hebben. En hij stond op het zand der zee.
Kennelijk vanwege het feit dat hem de sleutel van de put der afgrond werd gegeven (Op 9:1), is hij nu in staat het Beest uit de zee of afgrond op te laten komen, en vervolgens een tweede Beest uit de aarde (Op 13:11).
Hier vernemen we dat het eerste Beest opstijgt uit de zee. Maar in Op 11:7 was al aangekondigd dat dit Beest uit de afgrond zou opstijgen.
Vanwaar dit verschil? Het Griekse αβυσσος; afgrond, komt overeen met het Hebreeuwse tehôm dat vaak met "waterdiepte" wordt weergegeven. In beide talen houden de woorden het idee in van iets wat diep is, peilloos diep, zodat er aanleiding is de woorden zee en afgrond door elkaar te gebruiken. In de Openbaring ligt de nadruk op afgrond (abussos), waaruit het Beest opstijgt.
Zie behalve Op 11:7, ook Op 17:8.
Het gebruik van zee, hier in vers 1, is blijkbaar opzettelijk gekozen omdat er in het optreden van het Beest duidelijke verwijzingen zijn naar de vier reusachtige Beesten van Daniël, hoofdstuk 7.
In Dn 7:2-3 wordt aangegeven dat die vier Beesten uit de zee opstijgen. Vandaar dat het Beest van Openbaring 13 ook uit de zee opstijgt. Tegelijkertijd blijft er een relatie met de afgrond, dat in de Openbaring de speciale betekenis heeft als de plaats waarin goddeloze geesten worden opgesloten, maar waaruit zij ook bevrijd kunnen worden (Op 20:1-3, 7).
In Op 13:18 zullen we vernemen dat dit Beest een getalswaarde heeft, namelijk 666. Dit precedent, het enige in de gehele Bijbel, opent de mogelijkheid de identiteit van het Beest vanuit de gematria te onderzoeken.
In Gn 6:4 worden de gevallen engelen han-nefilim genoemd. De getalswaarde daarvan is 215. Gecombineerd met tehôm, waarde 451, leidt dat tot de waarde 666, én tot de conclusie dat het Beest uit de zee is samengesteld uit de demonen die door de Duivel worden bevrijd uit de put van de afgrond (Op 9:1).
Dat maakt het Beest tot een collectief. Tegelijkertijd is het met zijn zeven koppen en tien horens een replica van de Draak. Zoals Masjiach Yeshua het beeld van God is (Ks 1:15), heeft de Duivel zijn eigen beeld in de Antichrist, een parodie van de ware Masjiach.
Dát nu maakt het Beest tot een individu, maar zoals Yeshua het Hoofd is van de Gemeente, zijn Lichaam, bestaande uit vele leden, zo zijn in de Antichrist de demonen verenigd, dus tevens een collectief.
In hoofdstuk 17 worden verdere details over het Beest verschaft.
In Johannes' tijd kon gezegd worden dat het Beest was en tegelijkertijd niet is, omdat de demonen vanaf de Vloed beperkingen kennen in hun afgrondtoestand. Maar toch staat het Beest al die tijd, tot nu toe, klaar om uit die afgrondsituatie op te stijgen teneinde zijn funeste rol op Gods bestemde tijd te vervullen (Op 17:8).
In Op 17:9-10 legt de openbaringsengel aan Johannes uit dat de zeven koppen van het Beest zeven bergen, respectievelijk zeven koningen voorstellen; of anders gezegd: Zeven wereldrijken met een demonische achtergrond.
Hoe kan het ook anders! De zeven koppen zijn zowel bij de Draak als bij het Beest aanwezig.
Van de Vrouw Babylon wordt geconstateerd dat ze een relatie heeft met alle zeven bergen in de vorm van een religieus rijk "over de koningen der aarde" (Op 17:18). Daardoor wordt onthuld dat de demonenvorsten achter de wereldrijken hun heerschappij uitoefenen via afvallige religieuze stelsels, de 'dochters' van die hoerachtige Vrouw.
Door alle eeuwen heen, vanaf de torenbouw en de Spraakverwarring bij Babel hebben de demonen als de wereldheersers van deze duisternis via Heidense religie en later via afvallige christelijke religie hun macht over de wereldrijken laten gelden.
De Eindtijd zal gekenmerkt worden door een nooit eerder vertoond beeld: Het Beest wordt zelf een Koning, namelijk de achtste grote macht in de geschiedenis in relatie tot Gods uitverkoren volk Israël! (Op 17:11). Maar…, het is uit de zeven, d.i. voortkomend uit de voorafgaande wereldmachten.
Dat verklaart waarom het Beest in zich de kenmerken vertoont van Hellas of Griekenland (luipaard), van Medo-Perzië (beer), van Neobabylonië (leeuw).
Vergelijk Dn 7:1-6.
Het verschaft ook een verklaring voor de lasterlijke namen op zijn koppen.
Het Beest moet als Satans Masjiach optreden. Het is zijn alternatief voor Masjiach Yeshua, Gods Zoon, die in naam van YHWH, zijn hemelse Vader, de heerschappij is gaan uitoefenen in het koninkrijk der wereld (Op 11:15). Vandaar dat in 2Th 2:8-9 kan worden opgemerkt dat binnen de paroesie (tegenwoordigheid) van Masjiach Yeshua ook sprake is van de paroesie van de Mens der Wetteloosheid, de Antichrist.
Heeft het Beest ook de kenmerken in zich van het vierde Beest uit Daniël hoofdstuk 7, namelijk het Romeinse Rijk, schrikwekkend, vreesaanjagend en geweldig sterk; het had grote ijzeren tanden, waarmee het vrat en vermaalde, en wat het overliet vertrapte het met zijn poten (Dn 7:7)?
Dat is beslist het geval!
Dat Romeinse Rijk viel vanaf ongeveer de Vijfde eeuw uiteen in de vele Europese− en Kleinaziatische Rijken die tot op deze tijd zijn blijven bestaan, in Dn 7:24 gesymboliseerd door zijn 10 horens. Maar in de eindfase van het vierde Beest vindt er iets buitengewoons plaats. Er rijst tussen die 10 horens een Kleine Horen op. Tenminste, aanvankelijk klein. Want al snel groeit die Horen uit tot zo'n formidabele macht zoals de wereld nog nooit heeft gekend.
In die Kleine Horen zijn ogen, maar ook een mond die vol grootspraak is.
Uit Dn 7:25 vernemen wij dat die Horen zo aanmatigend is dat hij zelfs woorden zal spreken tegen de Allerhoogste en de heiligen van het Opperwezen voortdurend zal bestoken.
Om die
reden herkennen we in de Kleine Horen de Antichrist, hetgeen
leidt tot een belangrijke conclusie: Wat in Daniël 7 van dit vierde Beest wordt
gezegd, in het bijzonder met betrekking tot het optreden van die laatste Kleine horen,
vinden we allemaal terug in het Beest uit de zee van Openbaring 13.
Men behoeft slechts Openbaring 13:5-7 naast Daniël 7:8, 20-21, 24-25 te leggen om vast te stellen dat het in beide Schriftdelen om één en dezelfde macht gaat.
In Op 17:12-14 wordt een toelichting gegeven op de tien horens van het Beest. Dat blijken niet voor niets horens met daarop tien diademen te zijn, want de engel licht toe:
De tien horens die je zag zijn tien koningen die nu nog geen koning zijn, maar
straks samen met het Beest voor één uur koninklijke macht zullen krijgen. Ze
hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen en dragen hun macht en gezag over aan
het Beest. Ze binden de strijd aan met het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen.
In
die nadere beschrijving zien we het collectief terug: het ene Beest steunt op
de macht der demonen die gedurende de korte levensduur van het Beest delen in
zijn heerschappij: een symbolisch uur. Een heerschappij overigens die de Draak
aan het Beest delegeert: En de Draak
gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.
Er is
sprake van een parodie op het tafereel in hoofdstuk
5. Zoals God zijn heerschappij verleent aan het Lam, delegeert de Draak
die aan het Beest. Dit moet het Beest tot iets maken wat mensen vrees
inboezemt, maar daar moet men, zoals dat heet, 'doorheen zien'. De Draak is
immers zojuist onttroond en uit zijn hemelhoge positie tot de aarde vernederd!
De parodie op hoofdstuk
5 zet zich evenwel voort:
3 και μιαν
εκ των
κεφαλων αυτου ως
εσφαγμενην
εις θανατον
και η πληγη
του θανατου
αυτου εθεραπευθη
και εθαυμασθη
ολη η γη
οπισω του
θηριου
4 και προσεκυνησαν
τω δρακοντι
οτι εδωκεν
την εξουσιαν
τω θηριω
και προσεκυνησαν
τω θηριω
λεγοντες τις ομοιος
τω θηριω
και τις
δυναται πολεμησαι μετ αυτου
En één van zijn koppen was als
ten dode toe geslacht, maar hij werd van zijn dodelijke slag genezen, en de
gehele aarde liep in verbazing het Beest achterna. En zij brachten hulde aan de
Draak omdat hij de macht aan het Beest gaf, en zij brachten hulde aan het Beest
zeggend: Wie is gelijk aan het Beest, en wie kan oorlog met hem voeren?
Omdat
Johannes het woord geslacht gebruikt,
gaat de parodie verder. De bijna doodsklap van het Beest wordt in tegenstelling
gebracht met het Lam als geslacht (Op
5:6). En zoals Masjiach Yeshua uit de dood werd opgewekt, zo lijkt het
ook het Beest te vergaan; hij beleeft een toestand van herstel en leeft weer
helemaal op (Op
13:12, 14).
Dat roept
een vraag op: Welke van de 7 koppen was zo goed als geslacht maar leefde toch
weer op?
Omdat we
ons hier met Johannes qua tijd op de helft van de 70ste Jaarweek
bevinden, en het Beest zelf een 8e Koning is, zijn de zeven
voorafgaande wereldmachten logischerwijs tot een einde gekomen. Toen Johannes
de Openbaring ontving, waren er reeds vijf gevallen,
terwijl de 6e aanwezig was en de 7e nog niet
verschenen (Op
17:10).
Maar nu,
op de
Helft van de Week, moet na vele
eeuwen (ogenschijnlijk) ook de Romeinse wereldmacht zijn gevallen en zelfs de 7e
die trouwens maar een korte tijd op het wereldtoneel
aanwezig moet zijn geweest; naar het schijnt de VS van Amerika. Het Romeinse
Rijk, de Zesde kop, herleeft echter; met de antichristelijke macht is dat Rijk
weer helemaal terug op het politieke toneel der wereld.
De
dodelijke slag die aan de 6e Kop werd toegebracht, wordt in Op
13:14 ook een zwaardslag
genoemd, hetgeen impliceert dat een en ander
plaats gevonden moet hebben als gevolg van oorlog.
Wie is gelijk het Beest en wie
kan oorlog voeren met hem…?
Opnieuw
merken we hier weer een parallel op met hoofdstuk 5. Zoals daar het Lam
in lofzang wordt verheerlijkt, tezamen met God die op
de troon is gezeten, zo ook hier zijn antichristelijke tegenhanger.
Tegelijkertijd
echter laat Johannes krachtig de verbondenheid uitkomen die bestaat tussen de
Draak en het Beest. De eer die aan het Beest wordt bewezen valt toch terug op
de Draak, de eigenlijke engelvorst van het Romeinse Rijk. Wat in het OT bij
herhaling in vragende vorm van God wordt gezegd, wordt hier op het Beest
geprojecteerd:
Wie is van de goden als gij, o YHWH? Wie is er
als Gij, schrikwekkend en heilig, om roemvolle daden geducht, om wonder na
wonder? (Ex 15:11).
Maar in
deze fase van de Eindtijd is de wereld van mening dat er geen enkele macht kan
wedijveren met het Beest. Men gelooft niet dat er ook maar iemand is, of ook
maar één macht, die het met succes tegen hem kan opnemen.
Wellicht komen
die aardsgezinde mensen tot deze overtuiging omdat de Antichrist als de Kleine
Horen er bij zijn opmars in slaagde drie horens te vernederen, ten val te
brengen, ja, uit te rukken (Dn
7:8, 20 en 24).
En in onze
beschouwing van hoofdstuk
9, stelden we op grond van Joël
2:8, 20 vast dat de 'Noorderling', het indrukwekkende leger van
sprinkhanen, onkwetsbaar lijkt te zijn voor elke menselijke tegenactie. Een
dergelijk fenomeen zal vanzelfsprekend velen imponeren.
5 και εδοθη
αυτω στομα
λαλουν μεγαλα και
βλασφημιας
και εδοθη
αυτω εξουσια
ποιησαι μηνας τεσσερακοντα
[και] δυο
6 και ηνοιξεν
το στομα
αυτου εις
βλασφημιας
προς τον
θεον βλασφημησαι
το ονομα
αυτου και
την σκηνην
αυτου τους
εν τω ουρανω σκηνουντας
7 και εδοθη
αυτω ποιησαι
πολεμον μετα των
αγιων και
νικησαι αυτους και
εδοθη αυτω
εξουσια επι πασαν
φυλην και
λαον και
γλωσσαν και εθνος
En hem werd een mond gegeven om
grote dingen en lasteringen te spreken, en hem werd macht gegeven om tweeënveertig
maanden te handelen. En het opende zijn mond in lasteringen tegen God, om zijn
naam te lasteren en zijn Tent, zij die in de hemel verblijven. En hem werd
gegeven oorlog te voeren met de heiligen en hen te overwinnen. En hem werd
macht geven over elke stam en volk en taal en natie.
De
periode waarin het Beest kan optreden wordt beperkt tot 42 maanden, de Tweede
helft van de 70ste Jaarweek.
Dat
vertreden dat als een Grote
Verdrukking is, vloeit bijgevolg voort uit het handelen van
het Beest. Hij is in werkelijkheid degene die oorlog voert tegen de heiligen, hen voortdurend bestookt (Dn
7:25).
Dat
de heiligen zich overal op aarde in de diaspora bevinden, levert voor
het Beest geen probleem op. Hem werd [immers] macht gegeven over elke stam, volk, taal en natie.
Dat
de Antichrist zich arrogant en in lasterlijke zin uitlaat, zelfs tegenover God,
is een gegeven dat telkens in de beschrijvingen van zijn optreden terugkeert (Dn
7:8, 25; 8:11,
25).
Maar
hier worden ook zij die in de hemel verblijven, [een bijstelling bij "zijn
Tent"], in zijn blasfemie betrokken. Wie zijn zij?
In
Op
21:3 is eveneens sprake van de Tent van God. De context geeft aan dat daarmee
wordt gedoeld op de heilige Stad, Nieuw
Jeruzalem toebereid als een Bruid.
Dat
brengt ons tot de conclusie dat één der oogmerken van het Beest zal zijn om in
de ogen der mensen, overal op aarde, Gods regeling van redding door de ware
Masjiach en zijn Gemeente zoveel mogelijk omlaag te halen en in diskrediet te
brengen. Het Beest zélf is immers in eigen persoon als de Messias van God bij
hen. Zichtbaar en tastbaar is hij in hun midden aanwezig! Waarom dan naar de
hemel opzien; naar iets vaags?
8 και προσκυνησουσιν
αυτον παντες
οι κατοικουντες
επι της
γης ου
ου γεγραπται
το ονομα
αυτου εν
τω βιβλιω
της ζωης
του αρνιου
του εσφαγμενου
απο καταβολης
κοσμου
En allen die op de aarde wonen zullen hem aanbidden, [ieder] wiens naam niet staat geschreven in het Boek des levens
van het Lam dat geslacht is vanaf [de] grondlegging der wereld
Reeds bij Op
8:13 en 11:10
stelden we vast dat zij die hun tehuis op aarde maken wijst
op een morele klasse van personen die uitsluitend voor aards genot leven;
mensen die wat hun zinnen betreft kortzichtig gefocust zijn op de huidige
genoegens die het leven hun lijkt te bieden.
Het zijn
dan ook niet toevallig juist zij die de nieuwe wereldleider blindelings zullen
volgen. En waarom? Blijkbaar omdat zijn aardse visie zal appelleren aan hun eigen materialistische en genotzieke geneigdheid.
Vergelijk 2Tm
3:1-6.
Met
Jakobus kan gezegd worden dat hun wijsheid niet van boven komt, maar aards is, zinnelijk,
demonisch (Jk 3:15).
Maar
daarvoor zullen zij een prijs betalen: geen enkel vooruitzicht van leven in
Gods regeling van Nieuwe hemelen en een Nieuwe aarde. Want om binnen die
regeling leven te ontvangen moet men in geloof steunen op het loskopend offer dat de ware Masjiach heeft gebracht.
Het Lam dat geslacht is
vanaf de grondlegging der wereld ...
De frase wijst
op het feit dat het ene offer dat Gods Zoon bracht toereikend zou zijn voor
alle generaties gerekend vanaf de grondlegging der wereld.
Daarom
lezen we in Hb 9:24-28 dat de Masjiach niet dikwijls
hoefde te lijden sinds de grondlegging der wereld.
Hij deed de zonde eens
voor altijd weg door het ene offer van zichzelf.
Er was
geen noodzaak meer voor nog een ander offer.
Omdat Gods
raadsbesluiten in verband met redding zelfs teruggaan tot vóór de grondlegging
der wereld, is het aannemelijk dat er sindsdien een 'Boek' bestaat waarin de
namen worden geschreven van degenen die op grond van hun geloof een getuigenis
van God hebben.
Zie Op
3:5 en 17:8;
Hb 11:4, 39.
Vergelijk
ook Ex
32:31-32; Ps 69:29; Dn
12:1; Ml
3:16.
En in het
NT: Ef 1:4; 1Pt
1:20.
In de 20ste
Eeuw is de wereld getuige geweest van de verheerlijking van verschrikkelijke,
totalitaire heersers. Men kan denken aan zulke despoten als Hitler,
Stalin en Mao, die een op
aanbidding gelijkende toewijding voor zichzelf opeisten. De Tiran van de
Eindtijd heeft geen mindere aspiraties. En degenen die met het oog op aards
genot deze verandering verwelkomen en aan zijn aspiraties gehoor geven,
zullen plotseling door ondergang worden overvallen (Sp 24:19-22).
9 ει τις
εχει ους
ακουσατω
10 ει τις
εις αιχμαλωσιαν
εις αιχμαλωσιαν
υπαγει ει τις εν μαχαιρη
αποκτανθηναι
αυτον εν
μαχαιρη αποκτανθηναι
ωδε εστιν
η υπομονη και η πιστις
των αγιων
Indien iemand een oor heeft,
laat hem luisteren. Indien iemand voor gevangenschap [is bestemd], gaat hij heen in gevangenschap. Indien iemand door het zwaard
moet worden gedood, zal hij door het zwaard worden gedood. Hier is de
volharding en het geloof der heiligen
[aan de orde]
Zoals in
de boodschappen aan de Zeven gemeenten de aanmoediging om te luisteren betrekking heeft op
wat is voorafgegaan, wordt ook hier de heiligen aangeraden zorgvuldig
notitie te nemen van het feit dat er voor de aanbidders van het Beest geen
toekomst is. Vergelijk Op
14:9-12.
Die
waarheid wordt nu kracht bijgezet door een verwijzing naar het boek Jeremia, de
passages Jr 15:2 en 43:8-11.
Daar toont YHWH Elohim zich onverbiddelijk in verband met de afgoderij die werd
bedreven door leden van zijn volk.
Zij hadden
op de
leugen vertrouwd en waren hun God vergeten (Jr 13:25). Ook al zouden grote figuren uit de
geschiedenis ten beste voor hen spreken, ze zouden de onheilen niet kunnen
afwenden; YHWH wil niets meer met hen van doen hebben. Vandaar: Stuur ze weg en laat hen gaan!
Wanneer
zij dan tot Jeremia zouden zeggen:
Waarheen
moeten wij gaan, moest de profeet namens God zeggen: die voor de
dood, naar de dood; en die voor het zwaard, naar het zwaard, en die voor de
honger, naar de honger, en die voor de gevangenschap, naar de gevangenschap.
Ziehier wat de heiligen van de Eindtijd ter
harte moeten nemen. Wat God in zijn voornemen heeft voorzien, moet
onvermijdelijk geschieden. Al zouden zij, zoals ook met Jeremia het geval was,
begaan zijn met het lot van het volk waarmee zij zich altijd innig verbonden
hebben gevoeld, dan komt het voor hen nu aan op volharding en geloof.
Onvoorwaardelijk
vertrouwen stellen in Gods Woord en zich daarin verheugen, ongeacht de inhoud van
de boodschap die het behelst, houdt de geestelijke blik helder, in het besef
dat Gods raadsbesluiten onveranderlijk de beste zijn (Jr 15:16).
Vergelijk
ook Ez 9:8-11.
11 και ειδον
αλλο θηριον
αναβαινον
εκ της
γης και
ειχεν κερατα
δυο ομοια
αρνιω και
ελαλει ως δρακων
12 και την
εξουσιαν του πρωτου
θηριου πασαν ποιει
ενωπιον αυτου και
ποιει την
γην και
τους εν
αυτη κατοικουντας
ινα προσκυνησουσιν
το θηριον
το πρωτον
ου εθεραπευθη
η πληγη του θανατου
αυτου
13 και ποιει
σημεια μεγαλα ινα
και πυρ
ποιη εκ
του ουρανου
καταβαινειν
εις την
γην ενωπιον
των ανθρωπων
En ik zag een ander Beest
opstijgen uit de aarde, en het had twee horens gelijk een lam, en het ging
spreken als [de] Draak.
En het oefent
al de macht van het eerste Beest vóór diens aangezicht uit.
En het bewerkt dat de aarde en hen die daarin wonen het eerste Beest zullen
aanbidden, wiens dodelijke slag werd genezen. En het verricht grote tekenen zodat het zelfs vuur uit de hemel
doet neerdalen naar de aarde, vóór de ogen der mensen
De
Draak richt zich niet alleen op de 'zee', maar ook op het land, de 'aarde'. Oók uit de aarde doet hij een Beest opkomen,
ogenschijnlijk onschuldig van voorkomen, met het uiterlijk gelijk een lam. Maar
ook hier is het zaak om daar 'doorheen te zien'.
Zijn
spreken verraadt hem; hij is even demonisch als de Draak, Satan de Duivel, en
het Beest uit de zee (vergelijk Op
16:13-14).
Hierna
wordt hij alleen nog aangeduid als de Valse Profeet. Het blijkt namelijk zijn taak te
zijn het eerste Beest zoveel als maar mogelijk is te promoten, zodat de
aardbewoners het Beest uit de zee volledig accepteren en adoreren.
In
dat opzicht blijkt hij een goede voorganger te hebben in Rabsakeh,
die als een bedrieglijke spreekbuis of 'profeet' optrad namens Sanherib de
koning van de toenmalige wereldmacht Assyrië.
Om
koning Hizkía ertoe te bewegen zich aan de Assyriër gewonnen te geven, voerde hij
in grootspraak het ene na het andere valse argument aan.
Zie
2Kn
18:17-35 en 19:8-13.
Enerzijds
onschuldig, gelijk
een lam, het volk paradijselijke voorspoed voorspiegelend (2Kn
18:31, 32), verraadt hij daarnaast zijn ware aard en spreekt hij als een draak
wanneer hij het volk dreigt en YHWH Elohim ervan beschuldigt dat hij niet
bij machte is hen te bevrijden (2Kn
18:26-27, 30; 19:10-11).
In
werkelijkheid hebben we daarom in de twee Beesten te maken met één en dezelfde
macht. Dat blijkt ondermeer uit het feit dat de Valse Profeet heel de macht
van het eerste Beest vóór diens aangezicht uitoefent.
Maar
vooral dienen beide Beesten de doeleinden van de Draak, de Duivel. Diens twee
meest opvallende kenmerken, een brullende leeuw die intimideert, en de
listige slang die verleidt en bedriegt, zien we overduidelijk
gemanifesteerd in het gecombineerde optreden van beide Beesten: BRUUTHEID [het
Beest uit de zee] en MISLEIDING [het Beest uit de aarde].
Dat
verklaart ook waarom de Valse Profeet onafscheidelijk is van het eerste Beest.
Als hij vermeld wordt, is dat altijd tezamen met het
Beest (Op
16:13, 19:20
en 20:10).
Als Valse
Profeet bootst hij de profeet Elia na door vóór de
verbaasde ogen der mensen vuur uit de hemel te laten neerdalen. De
oorspronkelijke Elia bracht daardoor Israël terug tot
God (1Kn
18:21, 36-39).
De Valse
Profeet is er slechts op uit te bedriegen en te misleiden. In werkelijkheid is
zijn oogmerk het werk dat de Elia-getuigen in die
Tweede Weekhelft verrichten – de wereldwijde verkondiging van een dan opgericht Davidisch Koninkrijk -
te niet te doen door het te doen voorkomen alsof zij niets bijzonders tot stand
brengen. Hun invloed moet ontkracht worden.
De kwestie
is daardoor terug te brengen tot de vraag die dikwijls in Israël aan de orde
was: Wie is Gods ware profeet?
Vergelijk 2Tm
3:6-8; Ex
7:11; Dt 13:1-5; 1Kn
18:21-24; Jr 14:11-16.
Het
optreden van de Valse Profeet is geheel in overeenstemming met 2Th 2:4-10,
waar de apostel Paulus de Mens der Wetteloosheid tevoren
beschreef:
Hij die weerstaat en zich verheft boven al wat
god of voorwerp van verering heet, zodat hij zich neerzet in het
tempelheiligdom van de God, zichzelf tonend dat hij goddelijk is ... Het geheimenis der wetteloosheid
is reeds werkzaam; alleen die weerhoudt, totdat hij uit het midden
geraakt. En dan zal de Wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jeshua zal verteren door de geest van zijn mond en teniet
doen door de manifestatie van zijn paroesie, van wie [van
de Wetteloze] de
paroesie is volgens [een] werking van de Satan in
allerlei macht en leugentekenen en –wonderen en in allerlei verleiding der
ongerechtigheid voor hen die vergaan, als een vergelding, omdat zij de liefde
der waarheid niet aanvaardden tot hun redding.
Het is
alles slechts schijn en bedrog. Oók in de Mens der Wetteloosheid ziet
men over het algemeen de persoon van de Antichrist.
Dat we
daarom te maken hebben met de ene Antichrist, maar dan in twee
verschijningsvormen, kan afgeleid worden vanuit de invalshoek der gematria. Het
Beest uit de aarde, alias de Valse Profeet, beantwoordt aan de Kleine Horen
van Daniël hoofdstuk 8, waar hij in vers 23 wordt genoemd: een koning met bars gelaat
en bedreven in listen.
In de
profetieën van Jesaja evenwel
verschijnt hij als de Tiran, de sterke man, aan wie gevangenen
ontrukt moeten worden. Zie Js 49:24-25.
In zijn
commentaar op dat tekstdeel schreef William Vine:
De gevangenen zijn de rechtvaardigen die de Heer
zal rukken uit de handen van de Antichrist die door Satan ertoe aangezet wordt
te pogen de Joden uit te roeien.
Tiran - een begrip dat door de oude Grieken verstaan
werd als iemand die zich op onwettige wijze van de regering meester maakt; een gewelddadig heerser, een despoot; iemand die met geweld of
wreedheid macht uitoefent - is in het Hebreeuws ‛ârîts,
getalswaarde 370.
Opmerkelijk
is het feit dat de getalswaarde 370 behoort bij een Hebreeuws werkwoord [nâsjak], dat de betekenis heeft van bijten, behorend bij een slang.
De
profetische woorden van Jakob op zijn sterfbed
aangaande de stam Dan worden door velen op de Antichrist toegepast; met name de hoornslang die op verraderlijke wijze het paard
in de hielen bijt:
Dan zal zijn volk richten als één der stammen van
Israël. Dan blijke een slang aan de
kant van de weg te zijn, een hoornslang aan de kant van het pad, die het paard in de hielen bijt, zodat zijn berijder achterover stort.
Zie ook Jr 8:17; Mc
3:5, en het commentaar op Op 7:4-8.
Het
werkwoord bijten heeft GW 370. Dit Beest komt echter op
uit de aarde, hâ’ârets, getalswaarde 296. De combinatie
van beide waarden leidt ook hier tot het getal 666 [370 + 296] én tot de
conclusie dat ook de Valse Profeet, het Beest uit de aarde, zowel een individu
is (Ps 37:35), als een collectief (van demonen).
14 και πλανα
τους κατοικουντας
επι της
γης δια
τα σημεια
α εδοθη αυτω ποιησαι
ενωπιον του θηριου
λεγων τοις
κατοικουσιν
επι της
γης ποιησαι
εικονα τω θηριω
ος εχει
την πληγην
της μαχαιρης
και εζησεν
15 και εδοθη
αυτω δουναι
πνευμα τη εικονι
του θηριου
ινα και
λαληση η εικων του
θηριου και ποιηση
[ινα] οσοι
εαν μη
προσκυνησωσιν
τη εικονι
του θηριου
αποκτανθωσιν
En het misleidt hen die op de
aarde wonen wegens de tekenen die hem gegeven werden om te verrichten voor het aangezicht van het Beest, zeggend tot hen die op de aarde
wonen dat zij een beeld maken voor het Beest dat de zwaardslag heeft en leefde.
En het werd hem gegeven geest aan het beeld van het Beest te
geven, opdat het beeld van het Beest zowel zou spreken alsook zou bewerken dat
allen die het beeld van het Beest niet zouden aanbidden gedood zouden worden
De
Valse Profeet heeft succes met zijn bedrieglijke tekenen en wonderen; de
aardsgezinde mensen krijgt hij volledig aan zijn zijde, zodat hij hen kan
opdragen een Beeld op te richten voor de 8e Koning.
Met
die afgodische daad kunnen zij tonen dat zij van harte instemmen met diens
verheerlijking. De Draak verleent hem vervolgens de macht om het opgerichte
beeld te bezielen of tot leven te brengen, zodat het zelfs gaat spreken en
dreigende taal uitslaat.
Of
dat op bovennatuurlijke wijze door de aanwending van demonenkracht zal
gebeuren, lijkt waarschijnlijk, maar moet worden afgewacht. Wanneer Satan in de
Hof van Eden het kon doen voorkomen dat een slang sprak en dat later een engel
van YHWH de ezel van Bileam liet 'spreken', kunnen de
demonen, van wie in de Eindtijd bepaalde beperkingen worden opgeheven,
ongetwijfeld suggereren dat een beeld spreekt, zonder dat er sprake is van de
aanwending van technische snufjes.
Voor
de moderne mens die beeldenaanbidding als belachelijk primitief en achterhaald
beziet, moet er wel iets ongewoons van bovennatuurlijke aard plaats vinden wil
hij overtuigd worden (Ps 135:15-18).
Vrijwel
zeker komt het op te richten beeld overeen met de verwoestende gruwel
waarvan Yeshua aankondigde dat die op de
helft van de Week zou verschijnen in een heilige plaats, blijkbaar in
het Voorhof van de juist herbouwde [Derde] Tempel (Mt 24:15; Dn
9:27; 11:31;
12:11).
Vanwege de
buitensporige afgoderij die zich rond het beeld zal ontwikkelen, wordt het een
gruwel genoemd. En het brengt verwoesting
in de zin dat Gods oordelen zullen komen over zijn aanbidders.
De drievoudige vermelding van de
'gruwel' in het boek Daniël is een logisch vervolg op het verhaal in hoofdstuk
3 over het kolossale gouden beeld dat koning Nebukadnezar had opgericht.
Wij maken de lezer attent op de
herhaaldelijke vermelding van die frase in Dn
3:1, 2, 3, 5, 6, 12, etc., overeenkomend met de
telkens terugkerende vermelding in de Openbaring: het beeld van het Beest.
Op straffe
van een gruwelijke dood moesten alle volken het beeld, met de
afmetingen 60 en 6 el, aanbidden op het geluid van speciale muziek. Wellicht
werd daarmee destijds al gezinspeeld op iets wat zich ook in de Eindtijd zal
voordoen: een speciaal soort muziek die er toe bijdraagt de hoorders murw te
maken, in een toestand van geestelijke verdoving te brengen.
Toen YHWH
rond het jaar 592 v.Chr. zijn profeet Ezechiël in
visioenen overbracht naar Jeruzalem bij de Noordpoort
van het binnenste Voorhof, het Voorhof der Priesters, ontwaarde hij daar
eveneens een afschuwelijk afgodsbeeld, aangeduid als het beeld van naijver, dat naijver opwekt.
Waarschijnlijk
niet toevallig werd hem naderhand getoond dat op diezelfde locatie vrouwen zaten
die De Tammuz beweenden (Ez 8:3, 5, 14).
Naar men meent is De Tammuz
die door Israëlitische vrouwen werd beweend, niemand anders dan Nimrod, de
indrukwekkende jager en bouwer van de stad Babel met
zijn toren, maar die (naar men meent) op gewelddadige wijze ter dood werd
gebracht (Gn 10:8-12).
Zie: De
Helft van de Week
Na zijn dood werd hij evenwel vergoddelijkt en onder verschillende benamingen,
Osiris, Adonis, Bacchus, etc., werd zijn dood
jaarlijks betreurd. Als een prototype van de Antichrist, het Beest dat de zwaardslag heeft en
leefde, werd hij door de afgodendienaars bij de Tempel niet
alleen vereerd, maar was er tot zijn verheerlijking kennelijk ook een afgodisch
beeld, een gruwel, opgericht. Juist vanwege deze en andere verfoeilijkheden
werd op de voorhoofden van de Joden die daarover kermden en zuchtten, het
beschermende kenteken geplaatst (Ez 9:4-6).
Zie het commentaar bij Op
7:1-4.
16 και ποιει
παντας τους μικρους
και τους
μεγαλους και τους
πλουσιους
και τους
πτωχους και τους
ελευθερους
και τους
δουλους ινα δωσιν
αυτοις χαραγμα επι της
χειρος αυτων της
δεξιας η επι το μετωπον αυτων
17 και ινα
μη τις
δυνηται αγορασαι η πωλησαι ει μη ο εχων το
χαραγμα το ονομα
του θηριου
η τον αριθμον
του ονοματος
αυτου
En het bewerkt dat men de
kleinen en de groten, en de rijken en de armen, en de
vrijen en de slaven, hun allen, een merkteken zou geven, op hun rechterhand of
op hun voorhoofd en dat niemand zou kunnen kopen of verkopen behalve hij die
het merkteken heeft, de naam van het Beest of het getal van zijn naam
Hier
is niet sprake van een speciale bescherming zoals in het geval van de gelovige
Joden die aan hun voorhoofd gezegeld worden (Op
7:3), maar eerder van het ontgaan van boycot en/of vervolging. Bevreesd
dat zij buiten de maatschappij worden geplaatst, geven mensen uit alle lagen
van de bevolking, personen uit alle 'rangen en standen', de voorkeur aan
acceptatie, ondanks het feit dat het kenteken hen brandmerkt als openlijke
aanhangers van het Beest.
Dat
zal precies het tegenovergestelde zijn van de houding die de getrouwe Rest aan
de dag zal leggen. Tot hun aanmoediging, vertroosting én de verzekering dat hun
God hen te hulp zal komen in die tijd van Verdrukking, schreef Jesaja (hoofdstuk 44):
Maar nu, hoor, o Jakob, mijn knecht, en Israël, die ik verkoren heb. Dit zegt YHWH,
je Maker en vanaf de moederschoot je Formeerder, die je helpt: Wees niet
bevreesd, o mijn knecht Jakob, en Jeschurun die ik
verkoren heb. Want ik zal water uitgieten op het dorstige en stromen op de droge
plaats. Ik zal mijn geest uitstorten op je zaad, en mijn zegen op je
nakomelingen. Zij zullen uitspruiten als tussen het groene gras, als populieren
langs de beken. Deze zal zeggen: Ik behoor YHWH toe. En die zal zich noemen met
de naam Jakob, en een ander zal op zijn hand
schrijven: YHWH toebehorend. En de naam Israël zal men aannemen…
Hebt geen vrees, laat de angst je niet verlammen.
Heb ik jullie niet van oudsher een ieder doen horen en aangekondigd? Jullie zijn mijn getuigen. Bestaat er een God buiten mij?
Er is geen andere Rots. Ik ken er geen…
Wie vormt een god en giet een beeld? Het kan totaal
geen baat verschaffen!
Zie ook Js 46:3-13.
Wat
omvat het merkteken? Het is de naam van het Beest, of ook: het getal van zijn naam. Uit het volgende vers zal blijken dat het getal een bedekte
aanduiding is van de naam.
18 ωδε η σοφια
εστιν ο εχων νουν
ψηφισατω τον αριθμον
του θηριου
αριθμος γαρ ανθρωπου
εστιν και
ο αριθμος αυτου εξακοσιοι
εξηκοντα εξ
Hier is de
wijsheid: Laat hij die verstand heeft het getal van het Beest berekenen, want
het is een getal van een mens; en het getal van hem [is] 666
Het Beest
heeft een getalswaarde (GW) en die kan berekend worden. Wat wordt daarmee
bedoeld?
Onder
inspiratie vestigt Johannes hier een precedent door gebruik te maken van de
leer der gematria, een aanpak die in zijn tijd vaak werd benut om op cryptische
wijze een naam van iemand weer te geven. De letters van het Griekse en het
Hebreeuwse alfabet hadden namelijk de waarde van een getal. Wanneer men de
waarden van alle letters van een naam bij elkaar optelde, werd de getalswaarde
van die naam verkregen.
Een eigenaardig voorbeeld daarvan
heeft men gevonden op de muren van het oude Pompeji,
aldus: Ik bemin degene wier getal is 545.
Dus reken maar terug: welke combinatie
van letters levert bij elkaar opgeteld de waarde 545 ?
Dit
illustreert de moeilijkheid om het geheim van het getal van het Beest te
ontraadselen. Dat het raadsel niet onoplosbaar is, daarvan getuigt de
aanmoediging: Wie verstand heeft, berekene
het getal van het Beest!
En om de
weg naar de oplossing aan te geven, wordt er aan toegevoegd:
Want het is een getal van een mens.
Daaruit
valt blijkbaar af te leiden dat het getal 666 een bepaalde mens verbergt,
waarmee het Beest op een of andere wijze identiek is.
Wij menen
dat men dan bij Nimrod uitkomt, de
eerste grote opstandeling na de Vloed, de grondlegger van Babel
(of Babylon) en ook de eerste die zich in uitdaging
van Gods heerschappij een grote naam wilde maken en die aardig op weg was een
politieke heerschappij over de gehele aarde te vestigen.
Zie het
commentaar bij Op
13:14-15.
Als een geweldig jager en ook als de bouwer van de (ommuurde) stad Babel, wierp Nimrod zich in eerste instantie op als een weldoener van zijn tijdgenoten
die zich na de Vloed in het land Sinear vestigden,
maar daar wel blootstonden aan de bedreiging van wilde dieren die zich zeer
waarschijnlijk sneller vermeerderden dan de mensen.
Vergelijk Ex
23:28-30.
Door op
die dieren te jagen en er zoveel mogelijk te doden, hadden de mensen reden om
Nimrod dankbaar te zijn. Zo werd het gemakkelijk voor hem om - in strijd met Gods
gebod zich over de aarde te verspreiden - de mensen ertoe te brengen een stad
te gaan bouwen, zodat zij zich binnen haar muren veiliger konden voelen (Gn 9:1, 7).
Wegens
zijn verdienste als weldoener en bouwer, maar zeker ook als de eerste machthebber op de aarde,
is het niet onwaarschijnlijk dat zijn tijdgenoten Nimrod gingen zien als het
Zaad van de Vrouw dat bij de zondeval als de komende Bevrijder was
aangekondigd.
Nimrod zal
die kwalificatie graag hebben aanvaard. Bijgevolg kon hij zich opwerpen als de
beloofde Messias. Maar natuurlijk wel een pseudo-Messias, te meer daar het
Beloofde Zaad - gelet op de zegen die Noach had
uitgesproken over Sem - in diens geslachtslijn
verwacht moest worden en niet in die van Cham,
Nimrods grootvader.
Het Zaad
van de Vrouw zou Semitisch zijn, niet Chamitisch (Gn 9:24-27).
Door zich
als een vals Zaad op te werpen, diende Nimrod tevens
het doel van de Duivel die er steeds op uit is geweest de identiteit van het
ware Zaad te verduisteren (Op
12:9).
Nadat
Nimrod de mensen zover had gekregen dat zij voor bescherming en redding naar
hem opzagen, kwam hij aan zijn einde. De Bijbel vermeldt niet hoe, maar de vele
legenden en overleveringen stemmen onderling in dit ene punt overeen dat zij
laten uitkomen dat Nimrod een gewelddadige dood is gestorven. De namaakmessias was een dodelijke wond toegediend, te
vergelijken met de zwaardslag.
Maar het
Beest, in zijn prototype Nimrod, werd
(al snel) van zijn
dodelijke slag genezen. Hoe?
Doordat
zijn aanhang, verenigd in de mysteriecultus, de leugen verspreidde dat Nimrod
niet werkelijk dood was, maar nog steeds leefde. Hij zou overgegaan zijn naar
de sfeer der goden en nu zelf een god zijn. Naar verluidt zou Nimrods moeder, Semiramis, hierin een prominente rol hebben gespeeld.
Immers, alle glorie waarmee haar zoon zou worden bekleed, zou ook op haar afstralen.
Zij beweerde daarom dat hij tijdens zijn terechtstelling niet was gestorven
maar als een god naar de hemelen was overgebracht.
Door de
mythe van zijn vergoddelijking consequent te verspreiden, kwam Nimrod meer dan
ooit "tot leven".
Door zijn
volgelingen werd zijn dood overigens zeer betreurd en elk jaar, op zijn
sterfdag, rouwde men om hem, onder meer onder de naam Tammuz
(Ez 8:14), maar ook onder andere mythische namen.
Dat het
Beest een prototype in Nimrod heeft, kan verder worden afgeleid uit de
symboliek van Op
17:3-5, waar duidelijk wordt dat het Beest en de vrouw Babylon een relatie hebben, precies zoals Nimrod met het
oude Babel had.
Welnu,
past in de gematria 666 op Nimrod?
Nee, dat
is niet het geval, want Nimrod heeft getalswaarde 294.
De
oplossing van het raadsel is gelegen in het feit dat Nimrod na zijn
vergoddelijking onder vele namen bekend kwam te staan. Ook moet men in gedachte
houden dat het Beest van Openbaring 13 een Romeinse achtergrond heeft. In de
figuur van de Kleine Horen verschijnt hij immers op de kop van het Vierde beest
in Daniël hoofdstuk 7, en dat beest staat voor de Romeinse wereldmacht.
En de god
op wie Rome vooral vertrouwde voor het genieten van voorspoed was Saturnus! De schrijfwijze van Saturnus
in het schrift van de Chaldese mysteries was סתור,
in Hebreeuwse letterwaarden uitgedrukt: 60 + 400 + 6 + 200, dus in totaal 666.
Omdat
Nimrod de mens blijkt te zijn met wie het Beest een relatie heeft, moet
men niet de fout begaan om bij het terugrekenen van het getal 666 te steunen op
het Griekse alfabet. Bovendien is de aard van de Openbaring in de eerste plaats
Joods, het is eigenlijk een boek dat de Profeten van het OT afsluit. Om die
redenen moet men uitgaan van de Hebreeuwse letterwaarden.