Openbaring van Yeshua Masjiach
Hoofdstuk 16
(ondermeer de Elia- resp de Elisaperiode)
Enkele uitgangspunten om de Apocalyps te verklaren:
·
Een
profetisch Boek toegevoegd aan de boeken van het OT
om de Joden van de Eindtijd tot richtsnoer te zijn.
·
De
gebeurtenissen voltrekken zich voor een groot gedeelte in de 70ste
Jaarweek der Joden, wanneer YHWH Elohim de draad der geschiedenis in verband
met zijn uitverkoren volk weer oppakt.
·
De
Christelijke Gemeente bevindt zich dan [waarschijnlijk] niet meer op aarde
omdat ze bij het begin van de 70ste Week is weggerukt in de 'Opname
Tekst
1 En ik hoorde een luide stem uit het tempelheiligdom zeggen tot de
zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven schalen van de toorn
Gods uit naar de aarde. 2 En de eerste ging heen en goot
zijn schaal uit naar de aarde en er kwam een lelijke en kwaadaardige zweer op
de mensen die het merkteken van het Beest hebben en die zijn Beeld aanbidden.
3 En de
tweede engel goot zijn schaal uit naar de zee; en ze werd bloed als van een
dode, en elke levende ziel stierf, die in de zee [zijn].
4 En de
derde goot zijn schaal uit naar de rivieren en naar de bronnen van wateren en
het [water] werd bloed.
5 En ik
hoorde de engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt gij, die is en die was, de goddelijk Heilige, dat gij
deze dingen oordeelde.
6 Omdat
zij bloed van heiligen en profeten vergoten, en bloed hebt gij
hun te drinken gegeven; zij verdienen het.
7 En ik
hoorde het altaar zeggen: Ja, Heer, God de Almachtige,
waarachtig en rechtvaardig uw oordelen.
8 En de vierde goot zijn schaal
uit op de zon. En het werd haar gegeven de mensen in vuur te verzengen.
9 En de mensen werden
verzengd met grote hitte. En zij lasterden de naam van God die de macht over
deze plagen heeft; en zij kwamen niet tot inkeer om hem heerlijkheid te geven.
10 En de vijfde goot zijn
schaal uit op de troon van het Beest, en zijn koninkrijk werd verduisterd en
zij gingen op hun tongen bijten van de pijn.
11 En zij lasterden de God
des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun zweren, en zij hadden geen berouw
van hun werken.
12 En de zesde goot zijn
schaal uit op de grote rivier de Eufraat; en haar water droogde op, opdat
bereid zou worden de weg der koningen die vanaf de opgang der zon [komen].
13 En ik
zag uit de bek van de Draak en uit de bek van het Beest en uit de bek van de
Valse Profeet drie onreine geesten als kikvorsen.
14 Want
ze zijn geesten van demonen die tekenen verrichten, die uitgaan op de koningen
der gehele bewoonde aarde, om hen bijeen te brengen tot de oorlog van de Grote
Dag van God de Almachtige.
15 Zie! Ik kom als een dief;
gelukkig hij die wakker blijft en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt
wandelt en men zijn schaamte zou zien.
16 En hij
bracht hen bijeen tot de plaats die in het Hebreeuws Har-Magedon
wordt genoemd.
17 En de
zevende goot zijn schaal uit op de lucht en een luide stem ging uit van het
tempelheiligdom vanaf de troon, zeggend: Het is geschied!
18 En er geschiedden
bliksemstralen en stemmen en donderslagen. Ook vond er een grote aardbeving
plaats zoals niet geschiedde sinds een mens op de aarde kwam, zo’n geweldige beving, zo groot.
19 En de Grote Stad werd tot
drie delen; ook de steden der natiën stortten in. En Babylon de Grote werd voor
Gods aangezicht in gedachtenis gebracht om haar de
beker te geven van de wijn van de toorn van zijn gramschap.
20 En elk eiland vluchtte,
en bergen werden niet gevonden.
21 En
grote hagelstenen als talentzwaar, vielen uit de hemel op de mensen neer. En de
mensen lasterden God vanwege de plaag der hagel, omdat de plaag ervan
buitengewoon groot is.
Exegese
1 και ηκουσα μεγαλης
φωνης εκ
του ναου
λεγουσης τοις επτα
αγγελοις υπαγετε και εκχεετε
τας επτα
φιαλας του θυμου
του θεου
εις την
γην
2 και απηλθεν ο πρωτος και
εξεχεεν την φιαλην
αυτου εις
την γην
και εγενετο
ελκος κακον
και πονηρον
επι τους
ανθρωπους
τους εχοντας
το χαραγμα
του θηριου
και τους
προσκυνουντας
τη εικονι
αυτου
En ik hoorde een luide stem uit het
Tempelheiligdom zeggen tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven schalen
van de toorn Gods uit naar de aarde. En de Eerste ging
heen en goot zijn schaal uit naar de aarde en er kwam een lelijke en
kwaadaardige zweer op de mensen die het merkteken van het Beest hebben en die
zijn Beeld aanbidden
Uiteraard vertegenwoordigen de bijzonderheden van de plagen die in
symbolen worden gepresenteerd, verschrikkelijke realiteiten. Zo ook hier: In de
ogen van God zien de aanhangers van het Beest eruit als personen die geslagen
zijn met een kwaadaardige zweer die er lelijk uitziet en tot hun dood zal
leiden.
Er is een gelijkenis met de Zesde plaag die YHWH door Mozes over
de Egyptenaren bracht:
Zij haalden roet uit een oven,
verschenen voor de Farao en Mozes gooide het roet in de lucht. Mens en dier kwamen
onder de zweren te zitten. Zelfs de magiërs konden zich niet meer vertonen,
want ook zij zaten onder de zweren (Ex 9:10-11).
In Deuteronomium 28 worden de Israëlieten met dezelfde plaag
bedreigd als één der vervloekingen die hen zouden treffen in het geval van
ontrouw, door niet te luisteren naar de stem
van YHWH, uw God (Dt 28:15, 35).
Hier worden de mensen getroffen die het
merkteken van het Beest hebben en die zijn Beeld aanbidden, waaronder ongetwijfeld de Joden
die kiezen voor de Antichrist als hun Masjiach.
Er is een gelijkenis met de Eerste trompet in het feit dat de aarde doelwit is van de
plaag, maar het schadelijke effect is hier veel groter en wordt ook exacter
omschreven. In Op
8:7, bij het blazen op de Eerste trompet, werd
op het verbranden van het derde deel der aarde en van de bomen, dit commentaar
gegeven:
Dat
een derde deel verbrandt van de
aarde en de bomen, luidt kennelijk het einde in van het functioneren van het
stabiele deel van de maatschappij met haar overheidsfunctionarissen. Ook alle
onderdanen verliezen logischerwijs hun nationale status en identiteit. Waarom?
Omdat op de helft van de Week met de oprichting van het Messiaanse koninkrijk
de Zeven Tijden of de Tijden
der Heidenen tot een einde komen.
Daarmee kwam de symbolische aarde,
het ogenschijnlijk stabiele deel van de politieke maatschappij, in een impasse.
Hoe zouden de mensen met het verlies van hun nationale status en politieke
identiteit omgaan?
Het uitgieten van de Eerste schaal laat zien dat de aarde overwegend niet
kiest voor Gods koninkrijk, maar voor de heerschappij van het Beest, met alle
desastreuze consequenties voor hen die met die daad ook het merkteken
ontvangen.
We kunnen ons gemakkelijk voorstellen dat de haat jegens het Overblijfsel dat in die periode de hernieuwing
van het Davidische koninkrijk als goede tijdingen predikt, groot zal zijn.
Daarbij zullen zij immers ongetwijfeld ook onomwonden bekend maken dat God
vertoornd is op die afgodendienaren en dat zij in hun ontrouw te ver zijn
gegaan (Mt 12:31-32).
Dat voor hen de mogelijkheid tot berouw voorbij is, wordt
herhaaldelijk in de loop van het uitgieten der plagen bevestigd (Op 16:8-9,
10-11,
18-21).
In zijn parabels wees ook Yeshua op die voor hen onomkeerbare
situatie, met de woorden: Daar zal het geween zijn en het
tandengeknars (Mt 8:12; 13:42,
50; 22:13;
24:51;
25:30;
Lk 13:28).
Omdat Yeshua zich in die gelijkenissen richt tot zijn
volksgenoten, krijgt men daardoor een indruk van de verschillende
omstandigheden die bij de verwerping van het ontrouwe Israël in de Eindtijd
voor God aan de orde zijn.
Vermeld
moet worden dat velen de uitwerking van de plagen letterlijk nemen, aangezien
a.
de plagen van Egypte, waarmee veel overeenkomst is, ook letterlijk waren;
b.
de mensen ze niet als echte uitingen van Gods toorn
ervaren wanneer ze slechts visies van God zouden vertegenwoordigen.
In
het geval van deze Eerste plaag wijst men op het feit dat de mensen die het
merkteken van het Beest hebben aangenomen, nu op hun beurt door God
gebrandmerkt worden door hen (letterlijk) te slaan met schadelijke en
kwaadaardige zweren. Daarbij rijst dan meteen de vraag of het merkteken (op het
voorhoofd of aan de rechterhand) wel letterlijk is.
Meer
voor de hand ligt dat ook bij de Zeven schalen sprake is van tekenen of zinnebeeldige
voorstellingen die, als ze letterlijk moeten worden geïnterpreteerd, in veel
gevallen tot onmogelijke realiteiten leiden.
3 και ο δευτερος εξεχεεν την φιαλην
αυτου εις
την θαλασσαν
και εγενετο
αιμα ως
νεκρου και πασα
ψυχη ζωης
απεθανεν τα εν τη θαλασση
En
de Tweede engel goot zijn schaal uit naar de zee; en ze werd bloed als van een
dode, en elke levende ziel stierf, die in de zee [zijn]
Er is een sterke overeenkomst met het schallen van de Tweede
trompet (Op
8:8-9), waar de rusteloze mensenzee tot bloed wordt en de mensen die op
de godsdienstige leringen van Babylon steunen hun religieuze identiteit
verliezen.
De boten vergaan:
Geestelijke schipbreuk voor Babels hoerachtige dochters.
Nu, bij de Tweede schaal, is de zaak ernstiger. Het gaat immers om
de visie van God; hoe hij aankijkt tegen hen die willen vasthouden aan Babylon
in haar gevallen toestand, waarin zij het domein wordt van demonen (Op
18:1-3).
Hoofdstuk 17 leert dat zij, teneinde haar
oude positie van heerseres te behouden, het op een akkoordje gooit met het
Beest en zowaar diens doeleinden gaat bevorderen: Het aanbidden van een beeld
van een Beest en, nog veel ernstiger, de verloochening van Yeshua, de ware
Masjiach, en diens loskoopoffer.
Zie het commentaar bij Op
17:3-4.
Welnu, in Gods ogen zijn allen die daarin meegaan dood; geestelijk
even dood als een menselijk lijk. De heiligen worden door de hemel geholpen om
eveneens tot dat inzicht te komen en die visie openlijk te ventileren.
4 και ο τριτος εξεχεεν
την φιαλην
αυτου εις
τους ποταμους
και τας
πηγας των
υδατων και εγενετο
αιμα
5 και ηκουσα του
αγγελου των υδατων
λεγοντος δικαιος ει ο ων και ο ην
ο οσιος οτι ταυτα
εκρινας
6 οτι αιμα αγιων
και προφητων
εξεχεαν και αιμα
αυτοις <δεδωκας> πιειν αξιοι
εισιν
7 και ηκουσα του
θυσιαστηριου
λεγοντος ναι κυριε
ο θεος ο παντοκρατωρ
αληθιναι και δικαιαι
αι κρισεις
σου
En de Derde goot zijn schaal uit naar de rivieren en naar de
bronnen van wateren en het [water] werd bloed. En
ik hoorde de engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt gij, die is en die was, de goddelijk Heilige, dat gij
deze dingen oordeelde. Omdat zij bloed van heiligen en profeten vergoten, en
bloed hebt gij hun te drinken gegeven; zij verdienen
het. En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Heer, God de
Almachtige, waarachtig en rechtvaardig uw oordelen.
Nog meer dan de Tweede schaal herinnert deze Derde schaal aan de
Eerste plaag over Egypte:
Mozes en Aäron deden wat God hun opgedragen
had. In het bijzijn van de Farao en zijn hofdienaren sloeg Aäron op het water
van de Nijl en dat veranderde in bloed. De vissen gingen dood en de rivier
stonk zo, dat de Egyptenaren het water niet langer konden drinken. In heel
Egypte werd het water bloed (Ex 7:20-21).
Destijds konden de Egyptenaren nog op zoek gaan en in leven
blijven door naar andere waterbronnen te zoeken (Ex
7:24). Maar nu, binnen het domein van de antichristelijke (Achtste)
wereldmacht, is nergens ‘water’ te vinden.
Bij het blazen op de Derde trompet werd het derde deel van de
wateren tot alsem en velen ‘stierven’ vanwege die bittere wateren (Op
8:10-11).
Ons commentaar daarop luidde:
In
de Eindtijd zal onder leiding van de hemel aangetoond worden dat alles wat
buiten God om in de loop der eeuwen is gepubliceerd op terreinen als religie,
wijsbegeerte en menselijke theorieën over het ontstaan van het leven, voor de
mens als vergiftigd voedsel is geweest, bitter en zelfs dodelijk. Een ieder die
gewend was zich met zulke geschriften, filosofieën, theorieën, geestelijk te
voeden en te identificeren, blijft op z’n minst met lege handen achter. Het zal
allemaal ijdelheid blijken (Pr
12:8-12).
Alleen
van wat God zegt zal overduidelijk worden dat het blijft in eeuwigheid (Js 40:8).
Maar nu ligt de zaak ernstiger; óók hier.
Buiten het Woord van God zijn nog slechts de ‘gifwateren’
uit demonische bronnen beschikbaar. Zij die zich geestelijk daarmee drenken,
geraken vanuit Gods standpunt in een toestand van geestelijke dood; van de
levengevende bron afgesneden. Vergelijk 1Tm 4:1-2.
Het Overblijfsel van de Eindtijd zal in dat besef leven en ook
uiting daaraan geven:
Een troon der heerlijkheid, verheven
vanaf het begin, is de plaats van ons heiligdom. YHWH, de hoop van Israël,
allen die u verlaten, zullen beschaamd staan. Wie van u afvallig worden, zullen
in de aarde geschreven worden, omdat zij YHWH, de bron
van levend water,
hebben verlaten. Genees mij, YHWH, opdat ik genezen mag zijn; red mij, zodat ik gered mag zijn. Want gij zijt mijn
lof (Jr
17:12-14).
Zie ook Jr 2:13.
Vanaf deze schaal, de Derde, worden niet slechts de gevolgen
van het uitgieten der schalen aangegeven maar wordt er ook melding gemaakt van
de reacties door de diverse betrokken partijen. Hier te beginnen met de engel der wateren, kennelijk de engel zelf die de Derde schaal uitstort: Zij verdienen het! En ook: Ja, Heer, God de Almachtige, waarachtig en rechtvaardig uw
oordelen.
Wellicht
dat hier sprake is van een toespeling op de taak die een bepaalde priester
destijds had om in Jeruzalem toezicht te houden op putten, bronnen en
watergangen, te meer omdat de engelen die de schalen uitstorten gehuld zijn in
priesterlijke kledij.
Vergelijk
Op
15:6 - waar we lezen dat zij komen uit
het Tempelheiligdom, gekleed in rein, helder linnen en om de borsten heen
omgord met gouden gordels - met
Op
1:13, waar de Mensenzoon wordt beschreven als gekleed
in een gewaad dat tot de voeten reikte, en bij de borsten omgord met een gouden
gordel.
Deze engel noemt God niet langer Hij die is en
die was en die komt (Op
1:7-8; 4:6-8),
maar, zoals ook in Op
11:15-17, Hij die is en die was. Blijkbaar omdat Hij in dit
stadium reeds gekomen is, en wel in de zin dat hij een
begin heeft gemaakt met het vellen van zijn oordelen (Op
14:6-7).
De giftige leringen van demonen - de symbolische ‘wateren’ -
hebben vooral grote invloed op de geest van op macht beluste geestelijken,
politici en aanhangers van diverse ideologieën. Om hun zelfzuchtige doeleinden
te verwezenlijken, ontketenden zij vaak religieuze twisten en oorlogen, daarbij
de massa’s ophitsend om op uitgebreide schaal bloed te vergieten; ook het bloed van heiligen en profeten.
Vergelijk Mt 23:29-36, waarin wordt aangekondigd dat al het
rechtvaardige bloed dat op aarde is vergoten, vanaf de
rechtvaardige Abel, gewroken zal worden aan het geslacht op aarde in de Eindtijd.
Vergoten bloed duidt op de dood en dat is precies wat zulke
personen verdienen te drinken, de dood. Volgens de engel handelt
God hiermee volstrekt rechtvaardig. Het is immers alleszins aannemelijk dat de
engel zelf dikwijls getuige is geweest van al het moordzuchtig bloedvergieten
door mensen die Satans geest weerspiegelen (Jh 8:44).
Ook de heiligen op aarde die Gods rechtvaardigheid in deze kwestie
bekendmaken, onderschrijven die visie. Sprekend als het gepersonifieerde
reukofferaltaar waar hun gebeden tot God opstijgen, verklaren zij met nadruk: Ja, Heer, God de Almachtige, waarachtig en rechtvaardig uw
oordelen.
Vergelijk Op
9:13.
Voor die heiligen is Js 26:20-21
geschreven:
Kom,
mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u voor
een korte tijd, tot de gramschap voorbijgaat. Want zie! YHWH verlaat zijn
plaats om de ongerechtigheid der bewoners der aarde aan hen te bezoeken; dan zal de aarde het op haar
vergoten bloed aan het licht brengen en haar verslagenen niet
langer bedekken.
8 και ο τεταρτος εξεχεεν την φιαλην
αυτου επι
τον ηλιον
και εδοθη
αυτω καυματισαι
τους ανθρωπους
εν πυρι
9 και εκαυματισθησαν
οι ανθρωποι
καυμα μεγα
και εβλασφημησαν
το ονομα
του θεου
του εχοντος
την εξουσιαν
επι τας
πληγας ταυτας και
ου μετενοησαν
δουναι αυτω δοξαν
En de Vierde goot zijn schaal uit op de zon. En
het werd haar gegeven de mensen in vuur te verzengen. En de mensen werden
verzengd met grote hitte. En zij lasterden de naam van God die de macht over
deze plagen heeft; en zij kwamen niet tot inkeer om hem heerlijkheid te geven
Ook hier is de situatie veel ernstiger dan bij het blazen op de
Vierde trompet. Daar werd het derde deel van de zon, de maan
en de sterren getroffen. Op aarde konden de mensen niet verwachten dat het
'sterrendom' hen tot licht zou zijn.
Bij de Vierde schaal wordt niet over duisternis gesproken;
integendeel, de intensiteit van de gloed der zon wordt zelfs verhoogd, zodat de
mensen met grote hitte worden verzengd.
In de Eindtijd gaat voor de heiligen de zon der
rechtvaardigheid schijnen, met genezing tot resultaat: De uitwerking van
de heilzame heerschappij van Yeshua’s Messiaanse koninkrijk. In die tijd zullen
ook die heiligen zelf zo helder schijnen als de zon in dat koninkrijk.
Zie: Ml
3:18; 4:1-3;
Mt 13:41-43; Dn
12:3.
Voor de aardsgezinde mensen die het Beest als hun Masjiach
aanhangen, ligt de zaak totaal anders. Nu merken ze dat zij beland zijn in een
onomkeerbare situatie; dat het aangezicht van de 'Koning' die zij adoreren hard
is, ja, zeer hard, zoals ook is voorzegd:
Ik lever de Egyptenaren over in de hand
van een harde Meester; een gestreng koning zal over hen heersen, spreekt
de Heer, YHWH der legerscharen (Js 19:4).
Zie ook Dn
8:23.
Niets goeds kan van hem verwacht worden. Die 'zon' waarop zij hun
hoop vestigen, wordt voor hen ondraaglijk heet. Zij zullen het daaronder niet
kunnen uithouden (Jl 2:11; Jr 10:10).
Hoe bevoorrecht is daarom de
Grote Schare van
hoofdstuk 7!
Doordat zij de gelegen tijd die voor berouw beschikbaar is, wél
met beide handen aangrijpen en in geloof hun gewaden wassen en wit maken in het bloed van het Lam, komen
zij uit de Grote Verdrukking, in de zin dat zij onder Gods
bescherming geraken. Hij vestigt namelijk zijn tent van beschutting over hen. Zij
lijden niet langer honger of dorst en worden niet meer getroffen door de
ondraaglijke hitte van de antichristelijke 'zon' (Op
7:15-17).
Dat de 'zon' hen niet langer verzengt, was in Jesaja 4 en 49
voorzegd:
Over al wat heerlijk is, zal een
beschutting zijn; als een tent die schaduw biedt tegen de zonnehitte… Zij zullen
niet hongeren, noch zullen zij dorsten, noch zal verschroeiende hitte of zon
hen treffen. Want hun Ontfermer zal hen leiden en
naar waterbronnen zal hij hen voeren (Js 4:5-6; 49:10).
In plaats van een geestelijke dood te sterven met een gewisse letterlijke dood in het verschiet, komen zij in de
volle zin tot leven; krachtens loskoop worden zij tot een nieuwe schepping en verwerven daarmee de heerlijkheid Gods (Gl 6:15-16; Rm 3:23-24).
Zoals al werd aangegeven
bij Op
15:5-8, zijn deze oordelen van God onherroepelijk; de gelegenheid tot
berouw, iets wat God goedgunstig moet schenken, is voorbij.
Zulke mensen reageren in hun verharding
op dezelfde wijze als de Egyptische Farao reageerde op de slagen die YHWH hem
toebracht (Ex
14:1-8; Rm 9:17-18). In hun lijden blijven zij zich tegen God keren,
terwijl zij hem belasteren.
Maar ook de 'zon' zelf zal beschaamd worden gemaakt en ten onder
gaan:
Dan zal de blanke maan schaamrood
worden, en de gloeiende zon zal beschaamd worden, want YHWH der legerscharen
zal Koning zijn op de berg Sion en in Jeruzalem, en er zal heerlijkheid zijn ten aanschouwen van zijn oudsten (Js
24:23).
Zie Op
19:19-21.
10 και ο πεμπτος εξεχεεν την φιαλην
αυτου επι
τον θρονον
του θηριου
και εγενετο
η βασιλεια
αυτου εσκοτωμενη
και εμασωντο
τας γλωσσας
αυτων εκ
του πονου
11 και εβλασφημησαν
τον θεον
του ουρανου
εκ των
πονων αυτων
και εκ
των ελκων
αυτων και
ου μετενοησαν
εκ των
εργων αυτων
En de Vijfde goot zijn schaal uit op de troon van
het Beest, en zijn koninkrijk werd verduisterd en zij gingen op hun tongen
bijten van de pijn. En zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en
vanwege hun zweren, en zij hadden geen berouw van hun werken
Ook hier wordt meer pijn geleden dan onder de Vijfde trompet.
Toen werd de put van de afgrond geopend en kwamen de
demonensprinkhanen tevoorschijn. Met hun schorpioenachtige staarten oefenden
zij occulte terreur uit door pijnlijke steken toe te brengen aan de mensen die
het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden (Op
9:4-6).
Maar wat nu plaats vindt lijkt voorzegd te zijn in Js 8:21-22 (wv):
Men zwerft uitgeput en hongerig rond, en
verbitterd door de honger vervloekt men zijn koning en zijn God. En kijkt men
naar omhoog of staart men naar de grond, dan is er overal benauwenis en
donkerte, nacht en benardheid, verregaande duisternis.
Kortom, precies de situatie waarin de ontrouwe Joden in de
Eindtijd terecht komen en waarvan Yeshua geregeld melding maakte in zijn
parabels:
Daar zal het
geween zijn en het tandengeknars.
Het is namelijk buitengewoon
pijnlijk geconfronteerd te worden met de harde waarheid wat in werkelijkheid de
grondslag is waarop de troon van het Beest berust: En de Draak
gaf hem [het Beest] zijn kracht en zijn troon en grote macht (Op
13:1-2).
Achter hun vermeende Koning en Masjiach ging steeds de
werking van Satan schuil,
in elk krachtig werk en
leugenachtige tekenen en wonderen, en in elk onrechtvaardig bedrog voor degenen
die vergaan, als een vergelding omdat zij de liefde der waarheid niet
aanvaardden (2Th 2:9-10).
Ze zijn Satans slachtoffers geworden!
Bovendien is hun situatie onomkeerbaar. Het enige wat overblijft
in hun geestelijke en morele pijn is het lasteren van Hem die de enige en ware
bron is van alle heerschappij: de God des hemels.
Terwijl onder de Vierde schaal de Antichrist wordt voorgesteld als
een verzengende ‘zon’, toont de Vijfde schaal niettemin dat zijn koninkrijk werd verduisterd.
In dat opzicht is er weer aansluiting bij de Vijfde trompet, want
toen de demonensprinkhanen werden bevrijd uit de put van de afgrond, werden de
zon en de lucht verduisterd als door een dikke rook die uit de put opsteeg.
Geestelijke en morele duisternis hangt als een
doodskleed over de aanbidders van het Beest.
12 και ο εκτος εξεχεεν
την φιαλην
αυτου επι
τον ποταμον
τον μεγαν
τον ευφρατην
και εξηρανθη
το υδωρ
αυτου ινα
ετοιμασθη
η οδος των
βασιλεων των απο
ανατολης ηλιου
En de Zesde goot zijn schaal uit op de grote
rivier de Eufraat; en haar water droogde op, opdat bereid zou worden de weg der
koningen die vanaf de opgang der zon [komen]
Zie het commentaar op het blazen van de Zesde trompet bij Op
9:13-16.
Daar ging het om het losmaken van de Vier engelen bij de grote rivier de Eufraat, wat overeenkwam met het bevrijden
van de demonensprinkhanen uit de put van de afgrond bij de Vijfde trompet. In beide
gevallen is kennelijk sprake van een zinnebeeld van de bevrijding der demonen
uit hun eeuwenoude beteugeling.
Als resultaat van die actie zagen we dat het derde deel der mensen werd gedood, waarbij een kolossaal leger van 200
miljoen ruiters betrokken was.
Omdat de Eufraat zinnebeeldig is voor de 'wateren' waarop de Hoer
Babel is gezeten, t.w. volken, menigten, natiën en
talen, konden de demonen zich vrijelijk
onder de mensen begeven en hen 'doden' wat betreft hun relatie tot de Hoer.
Het uitgieten van de Zesde schaal toont een volgende fase: De
symbolische wateren verdampen totaal (Js 44:27). Van de Hoer rest nog slechts een systeem
zonder menselijke ondersteuning.
Voor de Antichristelijke heersers opent dat de weg om het grotere
Babel, de Grote Stad Babylon, volkomen in bezit te nemen en
tot hun verblijf te maken:
Ze viel, Babylon de Grote viel,
en zij werd een woonplaats van demonen en een hol van elke onreine geest en een
hol van elke onreine en verafschuwde vogel (Op18:2).
Geen mensen meer in haar, doch slechts demonen in menselijke
gedaantes.
13 και ειδον εκ
του στοματος
του δρακοντος
και εκ
του στοματος
του θηριου
και εκ
του στοματος
του ψευδοπροφητου
πνευματα τρια ακαθαρτα
ως βατραχοι
14 εισιν γαρ πνευματα δαιμονιων ποιουντα σημεια α εκπορευεται
επι τους
βασιλεις της οικουμενης
ολης συναγαγειν
αυτους εις τον
πολεμον της ημερας
της μεγαλης
του θεου
του παντοκρατορος
En ik zag uit de bek van de Draak en uit de bek
van het Beest en uit de bek van de Valse Profeet drie onreine geesten als
kikvorsen. Want ze zijn geesten van demonen die tekenen verrichten, die uitgaan
op de koningen der gehele bewoonde aarde, om hen bijeen te brengen tot de
oorlog van de Grote Dag van God de Almachtige
Zoals gebruikelijk blijkt te zijn bij elke Zesde in
een serie - bij de zegels, de trompetten en (hier) de schalen - worden ook nu
aanvullende bijzonderheden verstrekt.
De Draak, Satan de Duivel, die zich ogenschijnlijk
slechts op de achtergrond houdt, blijft degene die in werkelijkheid de regie
voert over de dubbelfiguur der Antichrist, zijn werktuig in de Eindtijd.
De koningen der aarde die nog slechts vazallen
zijn, moeten geïmponeerd worden zodat zij de partij van de demonen kiezen en
zich aan hun zijde scharen om de strijd met God aan te binden. Daarvoor is
propaganda van een bovennatuurlijke aard nodig.
Met een onophoudelijk gekwaak als van kikvorsen
worden hun slachtoffers gebombardeerd met ophitsende leuzen om hen strijdlustig
te maken. Peptalk moet hen tot de overtuiging brengen dat het om een goede en
rechtvaardige zaak gaat, en dat zij zich vooral niets moeten aantrekken van de
inhoud der schalen die worden uitgegoten: Dat is allemaal misleiding. De grote Macht van
de hemel is met ons!
Dat die demonische tekenen hun doel bereiken,
blijkt uit Op 16:16 en 19:19, waar we de koningen der aarde met hun legers
opgesteld zien naast het Beest, in slagorde geschaard tegen Masjiach Yeshua,
degene die - op het witte paard gezeten - de legers in de hemel aanvoert (Op
19:11-16).
In de beschrijving van de Zesde schaal wordt een
zeer belangrijke waarheid onthuld waaraan de meeste uitleggers te gemakkelijk
voorbijgaan:
Het Beest en de
Valse Profeet zijn even demonisch als Satan zelf, de Draak.
De kikvorsachtige onreine geesten die uit de
bekken van het trio te voorschijn springen zijn immers niets anders dan
demonengeesten.
In dat opzicht is er geen verschil tussen de Satan en het duo
Beest / Valse Profeet.
En omdat volgens Op
13:11-13 de Valse Profeet niemand anders is dan het andere Beest
dat opstijgt uit de aarde
[in plaats van uit de zee zoals het eerste Beest], is het volkomen terecht om het
Griekse stooma ook in zijn geval met 'bek' weer te geven en niet met 'mond'.
Aangezien beide Beesten dus even demonisch zijn als
de Draak, kunnen in Op
19:19-21 de vleesdelen van het Beest en de Valse Profeet niet aan de
vogels worden opgevoerd, zoals wel het geval is met hun menselijke aanhang!
Als demonen bezitten zij immers geen vleselijke,
maar een geestelijke natuur! Weliswaar materialiseerden zij zich in de Eindtijd
tot menselijke, manlijke gestalten, maar die mix met het zaad der
mensen was fake (Dn
2:43).
Hoewel zij hun straf tezamen
met de mensen die hun zijde kozen ontvangen, kunnen zij niet op de gebruikelijke
wijze worden omgebracht, zoals met mensen van vlees en bloed het geval is.
Vergelijk ook Op
20:7-10, waar we constateren dat het einde van de Satan correspondeert
met dat van het demonische duo Beest / Valse Profeet.
15 ιδου ερχομαι ως κλεπτης
μακαριος
ο γρηγορων
και τηρων
τα ιματια
αυτου ινα
μη γυμνος
περιπατη και βλεπωσιν
την ασχημοσυνην
αυτου
Zie! Ik kom als een dief;
gelukkig hij die wakker blijft en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt
wandelt en men zijn schaamte zou zien
Dit intermezzo richt de aandacht tijdelijk op de situatie van het
Levietachtige Overblijfsel. Wat zal hun positie zijn nu
de beslissende confrontatie met God nadert?
Hun Masjiach richt zich tot hen in de trant van de boodschappen
aan de Zeven Gemeenten. Hij brengt hun datgene in herinnering wat hij al
eerder, bij zijn eerste komst als mens, had aangekondigd:
Bij zijn komst ten
oordeel komt hij als een dief in de nacht.
Zie: Mt 24:43-44; 1Th 5:1-2; 2Pt 3:10.
In de boodschap aan Sardis had hij dienaangaande geschreven:
Mocht je niet
ontwaken, dan zal ik komen als een dief, en je zult absoluut niet weten op wat
voor uur ik over je zal komen (Op 3:3).
Hier is het niet zijn bedoeling om voor ontrouw te waarschuwen.
Het is eerder een herinnering aan het feit dat hij verrassend plotseling komt
en zij moeten bedenken in welk een bevoorrechte staat zij verkeren: 'gekleed'
in hun nieuwe identiteit van wedergeboren personen.
Levieten die destijds tempeldienst verrichtten en die door de
tempelopzichter slapend op hun post werden aangetroffen, ondergingen de schande
dat zij van hun priesterkleding ontdaan werden. De gedachte daaraan moet voor
Gods heiligen voldoende zijn om volgens Yeshua’s vermaning in Lk 21:34-36 te handelen:
Maar slaat acht op jezelf, dat
jullie harten nooit bezwaard worden in roes en
dronkenschap en zorgen van het dagelijks leven, en die dag plotseling over jullie komt als een strik. Want hij zal komen over allen
die gezeten zijn op het oppervlak der gehele aarde. Blijft dan wakker, te allen
tijde smekend dat jullie in staat mogen zijn te ontkomen aan al deze dingen die
op het punt staan te geschieden, en te staan voor het
aangezicht van de Mensenzoon.
16 και συνηγαγεν
αυτους εις τον
τοπον τον
καλουμενον
εβραιστι αρμαγεδων
En
hij bracht hen bijeen tot de plaats die in het Hebreeuws Har-Magedon
wordt genoemd
Voortzetting van vers 14.
Terwijl het Lam zich met de 144000 op de berg Sion bevindt (Op
14:1), worden de koningen van de gehele bewoonde aarde door zijn
antichristelijke tegenstander verzameld op de symbolische plaats Har-Magedon, om aldaar de
eindstrijd te voeren met God de Almachtige op Zijn Grote Dag.
De naam verwijst naar de Berg
van Megiddo, destijds gelegen in de
laagvlakte van Esdrelon, waar de legermachten uit het
Noorden vaak stuitten op die van Egypte.
Megiddo kreeg vooral
een sombere klank wegens de dood van de geliefde koning Josía
die daar 'onnodig' sneuvelde toen hij zich inliet met de zaken van Farao Necho, die bezig was op te rukken naar Karkemis
om de Assyriërs te hulp te schieten in de strijd
tegen het opkomende Babylon (2Kr 35:20-25; Zc 12:11).
Vele eeuwen eerder, bij de wateren van Megiddo, versloeg
rechter Barak met Gods hulp de machtige legers van koning Jabin,
aangevoerd door zijn legeroverste Sisera. Maar van de hemel
uit streden de sterren; van hun banen uit streden ze tegen Sísera
(Rc 5:19-20).
Overigens was de berg van de stad eerder een heuvel, ruim
Dat de tekst niettemin spreekt van een berg berust wellicht
op het verslag van Ezechiël die de eindstrijd ook uitvoerig beschrijft en de
beslissende confrontatie met Gog laat plaats vinden op de bergen van Israël.
Onthuld wordt daarbij hoe de Antichrist met God de strijd aangaat,
namelijk door het plegen van een grootscheepse aanval op Gods herstelde volk
Israël:
Aan
het eind der jaren zult gij een land
binnenrukken dat herrezen is uit de puinhopen, welks bewoners uit veel
volken zijn herzameld – Israëls bergen, die tijden
aaneen als puinhopen gelegen hebben - zij
zijn uit de volken gehaald en wonen gezamenlijk onbezorgd. Als een onweder zult gij komen opzetten,
als een wolk aankomen om het land te bedekken, met al uw troepen en veel
volken bij u…tegen een volk dat uit de natiën bijeengebracht is…dat woont op de
navel der aarde…En te dien dage, wanneer Gog over
Israëls grond komt, spreekt de Heer YHWH, zal mijn gramschap in mijn neus
opstijgen…Op Israëls bergen zult gij neerliggen met al uw troepen en de volken
die bij u zijn; aan allerlei gevleugelde roofvogels en het gedierte des velds geef ik u tot spijs. Op het veld zult gij neerliggen; want ik heb het gezegd, spreekt de Heer YHWH
(Ez 38:8-9, 12, 18; 39:4-5, LV).
Zie
ook Dn
11:44-45 en Op
19:17-21.
17 και ο εβδομος
εξεχεεν την φιαλην
αυτου επι
τον αερα
και εξηλθεν
φωνη μεγαλη
εκ του
ναου απο
του θρονου
λεγουσα γεγονεν
En de Zevende goot zijn schaal
uit op de lucht en een luide stem ging uit van het Tempelheiligdom vanaf de
troon, zeggend: Het is geschied!
Met de uitstorting van deze schaal komt de toorn
van God tot een einde (Op
15:1).
Alle dingen die Hij met de zeven schalen beoogde, de aardsgezinde
mensen en de demonen confronteren met zijn afkeurend oordeel, zijn tot volle
tevredenheid verwezenlijkt. Vandaar dat wij Hemzelf
vanuit de naos horen zeggen: Het is geschied!
Vergelijk dit met Yeshua’s woorden in Jh 19:30.
Toen hij het hoofd boog en de geest overgaf, zei hij: Ten einde gebracht!
Zijn missie op aarde was afgerond, geheel tot voltooiing gekomen.
Nu, bij het einde der Jaarweek breekt de tijd aan voor zijn komst
ten oordeel.
Zie de volgorde volgens Mt 24:29-30; alsook: De
75 dagen daarna.
Met Johannes zijn we bij voorbaat - blijkbaar direct na de afloop
van de 70ste Jaarweek - getuige van de effecten van de Zevende
schaal, waarbij de lucht Gods
primaire doelwit is. Een en ander herinnert ons aan Paulus' Brief die hij
schreef aan de christelijke gemeente te Efeze:
En jullie, doden zijnde in jullie
overtredingen en zonden, waarin jullie eens hebben gewandeld overeenkomstig
de eeuw van deze wereld, overeenkomstig de overste van het gezag der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der
ongehoorzaamheid… Want onze worsteling is niet tegen
bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de
wereldheersers van deze duisternis, tegen de goddeloze geestenkrachten in de
hemelsferen (Ef
2:1-2; 6:12).
Met de Zevende schaal keert Gods toorn zich derhalve tegen de
demonische geest die de mensen aandrijft tot opstand tegen God. Die geest is
voor hen als een dodelijke, giftige lucht. Zij komen, te laat voor hen, tot de
ontdekking dat zij in hun denkwijze door Satans geest werden gemotiveerd en
precies die dingen deden die hij van hen wilde, waaronder het schaamteloos
tarten van Gods wil en raadsbesluiten.
Om zijn grote opstand tegen God te rechtvaardigen is de Duivel er
altijd opuit geweest medestanders voor zijn standpunt achter zich te krijgen.
Maar door de eeuwen heen, vanaf Abel tot en met de Eindtijd waarin
de Joodse Rest tezamen met mensen uit de Heidenen het
merkteken van het Beest weigeren, zijn er altijd rechtschapen personen geweest
die door hun opstelling God een antwoord verschaften op Satans uitdaging, hem die mij hoont.
Door die handelwijze verheugden zij Gods hart (Sp 27:11).
Toen Yeshua dan ook zei: Ten einde
gebracht!,
omvatte die
uitspraak het volledige en afdoende antwoord op Satans uitdaging.
Vergelijk Job 2:2-5; Hb 2:14; 4:15;
7:26.
18 και εγενοντο
αστραπαι και φωναι
και βρονται
και σεισμος
εγενετο μεγας οιος
ουκ εγενετο
αφ ου ανθρωπος εγενετο επι της
γης τηλικουτος
σεισμος ουτως μεγας
19 και εγενετο
η πολις η μεγαλη εις
τρια μερη
και αι
πολεις των εθνων
επεσαν και βαβυλων
η μεγαλη εμνησθη ενωπιον του θεου
δουναι αυτη το
ποτηριον του οινου
του θυμου
της οργης
αυτου
20 και πασα
νησος εφυγεν
και ορη
ουχ ευρεθησαν
21 και χαλαζα
μεγαλη ως ταλαντιαια
καταβαινει
εκ του
ουρανου επι τους
ανθρωπους
και εβλασφημησαν
οι ανθρωποι
τον θεον
εκ της
πληγης της χαλαζης
οτι μεγαλη
εστιν η πληγη αυτης
σφοδρα
En er geschiedden bliksemstralen en stemmen en donderslagen. Ook
vond er een grote aardbeving plaats zoals niet geschiedde sinds een mens op de
aarde kwam, zo’n geweldige beving, zo groot. En de Grote Stad werd tot drie delen;
ook de steden der natiën stortten in. En Babylon de Grote werd voor Gods
aangezicht in gedachtenis gebracht om haar de beker te geven van de wijn van de
toorn van zijn gramschap. En elk eiland vluchtte, en bergen werden niet
gevonden. En grote hagelstenen als talentzwaar, vielen uit de hemel op de mensen
neer. En de mensen lasterden God vanwege de plaag der hagel, omdat de plaag
ervan buitengewoon groot is
De theofanie, zich uitend in bliksemstralen,
stemmen, donderslagen, een aardbeving en grote hagel verscheen ook in Op
11:19 bij de Zevende trompet en het Derde Wee.
Met het uitgieten van de Zeven schalen heeft dat Derde Wee zich
volledig doen gelden. Van de Grote Stad Babylon blijft niets over dan een
ruïne.
In de volgende hoofdstukken, Op 17:1 tm
19:3, wordt haar ondergang nader uitgewerkt. De beker van de toornwijn van Gods
gramschap drinkt zij helemaal leeg (Op
18:4-8).
De 'aardbeving' die zich voordoet is dan ook weergaloos groot.
Alles wat niet bevingbestendig is, het gehele domein van de Antichrist, stort
in, zoals reeds werd aangekondigd in het Bijbelboek
Hebreeën:
Nog éénmaal
zal ik niet alleen de aarde
schokken, maar ook de hemel. Welnu, het nog éénmaal
wijst op de verwijdering der dingen die
worden geschud als dingen die gemaakt zijn, opdat de dingen die niet
geschud worden blijven. Daarom, in bezit nemend een niet te schudden
koninkrijk, laten wij [de Joodse
Eindtijdgelovigen in Yeshua] voortgaan liefderijke gunst te hebben, waardoor wij
dienst voor God verrichten op een voor hem welgevallige wijze, met godvruchtige
vrees en ontzag. Want onze God is ook een verterend vuur.
(Hb 12:26-29)
Dat elk 'eiland' de vlucht neemt en 'bergen' niet meer te vinden
zijn, werd al in Op
6:12-17 toegelicht: Geen enkele menselijke institutie en/of
organisatie, hoe machtig en invloedrijk ze ooit waren, blijft bestaan. Mensen
kunnen in hun wanhoop niet langer daarin een toevlucht zoeken of er bescherming
vinden (Op 6:15-16).
Het tafereel dat hier wordt geschilderd wekt de indruk dat alle
dingen die sinds de torenbouw bij Babel door de van God vervreemde mensheid op
aarde werden opgebouwd, te gronde gaan.
Toen de overlevenden van de Vloed uit de ark kwamen, was de aarde
'blank'. Het huidige gecompliceerde wereldstelsel was nog ver weg. Maar met het
ambitieuze optreden van de opstandeling Nimrod werd voor dat stelsel 'de eerste
steen gelegd'.
Een en ander begon met de bouw van Babel en een toren die tot in
de hemel moest reiken. Toen God tussenbeide kwam door de Spraakverwarring,
stagneerde Nimrods project, maar uiteindelijk, na ca. 4200 jaar, is het
niettemin in zijn finalevorm onder ons. Door de verwarring van de taal gingen
de mensen in hun nieuwe taalgroepen uiteen en kwamen de nationale groepen tot
bestaan (Gn 11:5-9; 10:32).
Over Nimrod lezen we:
Hij
werd een geweldig jager voor YHWH’s aangezicht;
daarom zegt men: Als Nimrod een
geweldig jager voor YHWH’s aangezicht. Het begin van zijn rijk was
Babel, Erech, Akkad en Kalne in het land Sjinear. Van dit land
ging hij naar Assur en bouwde Nineve,
Rehoboth-ir, Kalah en
Rezen, tussen Nineve en Kalah;
dit is de grote stad (Gn 10:9-12).
Hieruit blijkt dat Babel, de Grote Stad, vanaf het begin werd
geassocieerd met de steden der natiën.
Wat in Op 17:18 over Babylon de Grote wordt vermeld, bevreemdt dan ook niet:
En de
Vrouw die je zag is de Grote Stad die een koninkrijk heeft op de koningen der
aarde.
Om dezelfde reden verbaast het ons ook niet dat door de weergaloos
grote aardbeving van de Zevende schaal zowel het een als het ander instort: de Grote Stad in drie delen, maar ook de steden der natiën. Na afloop van de
Zeven Tijden van 7 x 600 jaar, én de
oprichting van het Messiaanse koninkrijk hadden ze al geen bestaansrecht meer (Op
11:15-18). Derhalve komt nu hun definitieve einde in de geweldig grote aardbeving.
Het bericht hierover is voor de aardsgezinde mensen zo
verpletterend dat het lijkt of ze door kilo’s zware hagelstenen worden
getroffen. De mensen lasteren God; zij realiseren zich dat ze met volkomen lege
handen achterblijven.
Zie ook het commentaar op de boodschap aan de gemeente te Laodicea (Op
3:14-22).
Zie ook de Engelse studie Confusion of Tongues and the Seven Times
=======================================================
(A) Op dit punt in de Openbaring
gekomen, zou het uitstekend in het verslag passen wanneer nu de uitingen van vreugde
over de ondergang van de Hoer zouden volgen. Dat is echter niet het geval;
daarover lezen wij vanaf Op
19:1.
De twee tussenliggende hoofdstukken worden door de geest van
inspiratie, bij monde van één der engelen die de zeven schalen
hebben, benut om het oordeel over de Grote Hoer in details te beschrijven (Op
18:1).
Daarbij wordt de gelegenheid aangegrepen om veel
achtergrondinformatie te verschaffen over zowel de Vrouw als het Beest waarop
zij gezeten is, speciaal in het gedeelte Op
17:6b-18.
Dat in de Openbaring de taferelen op deze wijze worden gebracht en
gerangschikt, laat nog meer uitkomen dat de positie van Babylon binnen het
wereldtijdperk dat met Nimrod tot bestaan kwam, allesoverheersend is geweest.
Al die 4200 jaar fungeerde ze als het werktuig op
aarde voor de demonenwereld, de wereldheersers van deze
duisternis
(Ef 6:12).
De koningen, vorsten, keizers, kortom alle menselijke regeerders,
burgerlijke overheden en politici, mogen dan de illusie hebben gekoesterd dat
zij de ware machthebbers waren, de toelichting op de historische rol die de
Hoer in samenhang met de koningen der aarde heeft gespeeld, leert anders: En de Vrouw die je hebt gezien is de Grote Stad die een koninkrijk
over de koningen der aarde heeft (Op 17:18).
Vergelijk Rm 13:1-7; Tt 3:1-3; 1Pt 2:13-14.
=======================================================
(B) Met het uitgieten van de
Zevende schaal komt Gods toorn niet alleen tot een besluit maar ook tot een
climax. Bij de beschouwing ervan is duidelijk geworden dat alles in verband met
de schalen ernstiger van aard is dan bij het blazen op de trompetten. Bij de
trompetten wordt mensen – Jood en Griek – nog de gelegenheid geboden
zich berouwvol tot God te keren, daarin aangemoedigd door de waarneming hoe God
'zijn mensen' - zij die het zegel op hun voorhoofd hebben - nabij is.
Bij de schalen is die gelegenheid voorbij: er is meer geestelijk
en moreel lijden. Alles wordt groter aangezet.
Het gebruik van het Griekse woord voor groot [megas] is talrijk in de Openbaring,
maar in hoofdstuk 16 wel zeer overvloedig: grote
hitte; de grote Rivier; de grote Dag; een grote aardbeving - zo groot; de grote Stad; een grote
hagel; een grote plaag.
=======================================================
(C) Het onderscheid tussen het
blazen op de trompetten en het uitgieten van de schalen kan kennelijk
teruggevoerd worden op de Elia-periode
respectievelijk de Elisa-periode, beschreven in de
boeken 1 en 2 Koningen.
Kenmerkend voor de profeet Elia, de Tisbiet,
is zijn plotselinge verschijning in het verslag. Hij is er ineens, en zonder
enige inleiding bevindt hij zich voor Achab, koning
in het Noordelijk Tienstammenkoninkrijk:
In die
dagen zei Elia de Tisbiet uit Tisbi
in Gilead tot Achab:
‘Zowaar YHWH leeft, de God van Israël, in wiens dienst
ik sta: er zal in de volgende jaren geen dauw of regen komen tenzij op mijn
woord.’ (1Kn 17:1).
Vergelijk Op 11:6.
Dezen hebben de bevoegdheid de
hemel te sluiten, zodat er geen regen valt in de dagen van hun profetie; en zij
hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te
slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen.
Bij de 'vuurproef' op de Karmel wordt de
vraag wie de ware God is, ten gunste van YHWH beslist (1Kn 18:36-40).
Vanwege de moordzuchtige Izebel moet hij
echter vluchten en meer dan 40 dagen is hij als het ware dood of inactief voor
het volk Israël (1Kn 19:1-5).
Die periode komt kennelijk overeen met de 3½ dag van een op de
dood gelijkende inactiviteit der Twee
Getuigen, als gevolg van de actie door het Beest (Op
11:7-10).
En wanneer zij hun getuigenis
hebben voltooid, zal het Beest dat uit de afgrond opstijgt oorlog met hen
voeren, en het zal hen overwinnen en hen doden. En hun lijk op het plein van de
grote stad die in geestelijke zin Sodom en Egypte wordt genoemd, alwaar ook hun
Heer werd terechtgesteld. En [mensen] uit de volken en stammen en
talen en natiën kijken naar hun lijk drie dagen en een halve [dag] en zij staan niet toe dat hun
lijken in een gedenkgraf worden gelegd.
Bij de Horeb komt Elia van YHWH zelf te
weten dat een Overblijfsel van 7000 personen niet gezwicht is voor de valse god
Baäl (1Kn 19:18). Vergelijk Op 11:13.
En in dat uur geschiedde een
grote aardbeving, en het tiende van de Stad viel, en in de aardbeving werden zeven duizend namen van mensen gedood, en de overigen werden
bevreesd en zij gaven heerlijkheid aan de God des hemels.
Nadat hij zijn opvolger Elisa heeft gezalfd en opgeleid, wordt hij
tenslotte weggenomen uit het Noordelijk koninkrijk
Israël, ten hemel gevoerd en overgezet
in het Zuidelijk koninkrijk Juda waar de goede koning Josafat regeert (1Kn 19:15-16; 2Kn 2:9-14; 2Kr 21:12). Vergelijk Op 11:11-12.
En na de drie en een halve dag
kwam levensgeest van God in hen, en zij gingen op hun voeten staan, en grote
vrees viel op hen die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de
hemel tot hen zeggen: Stijgt hierheen op! En zij stegen op tot in de
hemel in de wolk terwijl hun vijanden hen aanschouwen.
Zoals voorzegd voor de 'Elia' van de Eindtijd heeft hij velen
teruggebracht tot YHWH, zijn God (Ml
4:5-6), een activiteit die ook kenmerkend is voor het blazen op de
trompetten. De trompetperiode is de tijd waarin
a. de
deur tot berouw volledig openstaat;
b. voor de Heer een toebereid volk
wordt gereedmaakt; en
c. alle dingen
hersteld worden, en
dat naar het patroon van de Eerste eeuw, toen Johannes de Doper als de
voorloper van Masjiach Yeshua als eerste de Eliarol in
voorlopige zin vervulde (Lk 1:13-17, 76-79; Mt 3:1-2; 11:10-14;
17:10-13;
Hn 3:19-21).
Kenmerkend voor de Elisa-periode is Gods
uitspraak tot Elia toen hij nog bij de Horeb
verbleef:
Toen
zei YHWH tot hem: ‘Keer terug op je schreden en ga
door de woestijn naar Damascus; als je daar gekomen
bent, moet je Hazaël zalven tot koning van Aram.
Jehu, de zoon van Nimsi,
moet je zalven tot koning van Israël, en Elisa, de zoon van Safat uit Abel-Mechola, moet je
zalven tot jouw opvolger als profeet.
Wie
dan ontkomt aan het zwaard van Hazaël zal gedood
worden door Jehu en wie ontkomt aan het zwaard van Jehu zal gedood worden door Elisa’ (1Kn 19:15-17).
Elia zelf heeft noch Hazaël noch Jehu gezalfd. Dat gebeurde in de Elisa-periode,
en bij beide gelegenheden werd voorzegd dat het zwaard door Hazaël
en Jehu ten oordeel gehanteerd zou worden. Hetgeen ook gebeurde: Met betrekking tot Izebel
en de Baälaanbidding, en het gehele Huis van Achab (2Kn 8:7-13; 9:1-10,
14-37; 10:1-28).
In het tegenbeeld zijn we daarmee dan niet langer in de periode
van de trompetten, maar eerder in die van de schalen en het Derde Wee!
En, naar het zich laat aanzien nog
waarschijnlijker, in de 75 dagen die nog volgen op het einde van de 70ste
Jaarweek. Zie: De
75 dagen daarna.
En terwijl Elisa de Syrische legeroverste Naäman
van zijn melaatsheid genas omdat die vertrouwen stelde in het feit dat er een profeet in Israël was, bracht hij een oordeel over ontrouwe
leden van zijn volk (2 Kn 5:1-27; 2:23-25).
Het scheiden van de 'wateren', dat begon vlak vóór Elia’s vertrek, ging met zijn opvolger Elisa verder.
Zie: 2Kn 2:6-14; Zc 2:10-11 nbg); 8:20-23;
Mt 25:31-46 (Schapen en Bokken).
Ook bleef hij het Overblijfsel terzijde staan (2Kn 2:19-22; 4:1-44;
6:1-7).
Zie eveneens: Elia,
een mens van dezelfde gevoelens als wij
-.-.-.-