Openbaring van Yeshua Masjiach
Hoofdstuk 19
Enkele uitgangspunten om de Apocalyps te verklaren:
·
Een
profetisch Boek toegevoegd aan de boeken van het OT
om de Joden van de Eindtijd tot richtsnoer te zijn.
·
De
gebeurtenissen voltrekken zich voor een groot gedeelte in de 70ste
Jaarweek der Joden, wanneer YHWH Elohimde draad der
geschiedenis in verband met zijn uitverkoren volk weer oppakt.
·
De
Christelijke Gemeente bevindt zich dan [waarschijnlijk] niet meer op aarde
omdat ze bij het begin van de 70ste Week is weggerukt in de 'Opname'.
Tekst
1 Na deze dingen hoorde ik als een
luide stem van een talrijke menigte in de hemel, zeggend: Looft Jah! De redding en de heerlijkheid en de kracht [is] van onze God,
2 want waarachtig en rechtvaardig [zijn] zijn oordelen. Want hij
oordeelde de grote Hoer die de aarde verdierf in haar hoererij; en hij wreekte
het bloed van zijn slaven van haar hand.
3 En een tweede maal hebben zij
gesproken: Looft Jah! En de rook van haar stijgt op
tot in alle eeuwigheid.
4 En de vierentwintig Oudsten en
de vier Levende wezens vielen neer en zij aanbaden God die op de troon is
gezeten, zeggend: Amen! Looft Jah!
5 En een
stem ging uit vanaf de troon, zeggend: Prijst onze God, alle slaven van hem, en
zij die hem vrezen, de kleinen en de groten.
6 En ik hoorde als een stem
van een talrijke menigte en als een geluid van vele wateren en als een geluid
van machtige donderslagen, zeggend: Looft Jah! Want
de Heer onze God, de Almachtige, ging als koning regeren.
7 Laten wij ons verheugen
en jubelen, en hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam brak aan
en zijn vrouw bereidde zichzelf.
8 En het werd haar gegeven
dat zij zich zou tooien in helder, rein fijn linnen, want het fijne linnen zijn
de rechtvaardige daden der heiligen.
9 En hij zegt tegen mij: Schrijf! Gelukkig zij die
geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam! Ook zegt hij tot
mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.
10 En ik viel neer voor zijn voeten
om hem hulde te bewijzen; maar hij zegt tot mij: Zie [doe dat] niet! Ik ben een
medeslaaf van jou en van je broeders die het getuigenis van Yeshua hebben. Aanbid God! Want het getuigenis van Yeshua is de geest van
de profetie.
11 En ik zag de hemel geopend, en
zie! Een wit paard en hij die erop gezeten is, wordt genoemd Getrouw en
Waarachtig. En hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid.
12 Zijn ogen nu [zijn] als een vuurvlam, en op zijn
hoofd vele diademen, hebbend een naam geschreven welke niemand kent dan
hijzelf.
13 En hij is gehuld in een bovenkleed
dat met bloed besprenkeld is, en zijn naam is genoemd: Het Woord van God.
14 En de legers in de hemel volgden hem op witte
paarden, gekleed zijnde in wit, rein fijn linnen.
15 En uit zijn mond komt een scherp
zwaard te voorschijn, opdat hij daarmee de Heidenvolken zou slaan, en hijzelf
zal hen weiden met een ijzeren staf. Oók treedt
hijzelf de wijnpers van de toorn der gramschap van God
de Almachtige.
16 En op het bovenkleed en op zijn
dij heeft hij een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.
17 En ik
zag één engel in de zon staan en hij riep uit met een luide stem, zeggend tot
alle vogels vliegend in het midden der hemel: Hierheen! Verzamelt jullie tot
het grote Avondmaal van God,
18 opdat jullie mogen eten
vleesdelen van koningen en vleesdelen van oversten over duizend en vleesdelen
van sterken en vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten en
vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en van
groten.
19 En ik zag het Beest en de koningen der aarde en hun
legers verzameld om de oorlog te voeren met hem die op het paard is gezeten en
met zijn legers.
20 En het Beest werd gegrepen en met hem de Valse Profeet die de
tekenen voor zijn aangezicht deed, waarmee hij hen
misleidde die het merkteken van het Beest ontvingen en die zijn Beeld aanbaden.
Levend werden de twee geworpen in het meer van vuur dat met zwavel brandt.
21 En de overigen werden gedood met
het zwaard dat uitging uit de mond van hem die gezeten is op het paard; en alle
vogels werden verzadigd van hun vleesdelen.
Exegese
1 μετα ταυτα
ηκουσα ως φωνην
μεγαλην οχλου πολλου
εν τω ουρανω λεγοντων
αλληλουια
η σωτηρια και η δοξα
και η δυναμις
του θεου
ημων
2 οτι αληθιναι
και δικαιαι
αι κρισεις
αυτου οτι
εκρινεν την πορνην
την μεγαλην
ητις εφθειρεν
την γην
εν τη πορνεια αυτης και
εξεδικησεν
το αιμα
των δουλων
αυτου εκ
χειρος αυτης
3 και δευτερον
ειρηκαν αλληλουια και ο καπνος
αυτης αναβαινει
εις τους
αιωνας των αιωνων
4 και επεσαν
οι πρεσβυτεροι
οι εικοσι
τεσσαρες και τα τεσσαρα ζωα και
προσεκυνησαν
τω θεω
τω καθημενω
επι τω
θρονω λεγοντες
αμην αλληλουια
Na deze dingen hoorde ik als een luide stem van een talrijke
menigte in de hemel, zeggend: Looft Jah! De redding
en de heerlijkheid en de kracht [is] van onze God,
want waarachtig en rechtvaardig [zijn]
zijn oordelen. Want hij oordeelde de grote Hoer die de aarde verdierf in haar
hoererij; en hij wreekte het bloed van zijn slaven van haar hand. En een tweede
maal hebben zij gesproken: Looft Jah! En de rook van
haar stijgt op tot in alle eeuwigheid. En de vierentwintig Oudsten en de vier
Levende wezens vielen neer en zij aanbaden God die op de troon is gezeten,
zeggend: Amen! Looft Jah!
Hier vernemen we de reactie van de hemel op de oproep in Op
18:20 om
vreugde te bedrijven over de ondergang van de Hoer krachtens
Gods oordeel.
Eerst horen we de instemming van een talrijke menigte, blijkbaar de
engelen, want zij zijn degenen die in hoofdstuk 14 het Nieuwe Lied zingen
waarin reeds melding wordt gemaakt van Babylons
val en haar hoererij, en ook van de rook van hun pijniging die
in alle eeuwigheid opstijgt, een
pijniging die door de
aanbidders van het Beest en zijn Beeld zal worden ervaren (Op
14:8 en Op
14:11).
Ook hier duidt die rook
op een precedent die voor altijd tot de jurisprudentie van Gods
rechtvaardige oordelen zal behoren en waarnaar altijd kan worden verwezen.
Bloedvergieten en de aarde verderven eist eeuwige ondergang. Een dergelijk
vonnis is absoluut terecht. Vergelijk Gn 9:6; Dt 13:1-5.; Ps 73:27; Jk 4:4.
De entourage doet erg denken aan Op 5:11.
De Oudsten en de Levende wezens sluiten zich aan bij de conclusie van de myriaden van myriaden engelen.
YHWH Elohim, verkort Jah, dient geloofd te worden
voor het feit dat hij wraak nam voor het bloed van zijn dienstknechten dat door
de Hoer werd vergoten.
Al eerder, in de commentaren bij Op 4:9-11 en Op 5:8, hebben we de harmonie
gesignaleerd in het optreden van de twee speciale groepen die zich in de
onmiddellijke nabijheid van God en zijn troon bevinden. Elke machtsuiting op
aarde wordt in de hemel met een lofzang aan de Schepper, God, ondersteund.
De aanmoediging om God te loven in de frase Looft Jah! verschijnt alleen hier in het NT. Het is een uiting van dankbare vreugde die
we vooral in de zogeheten Hallelpsalmen tegenkomen (Ps 104-106; 111-118; 135-136; 146-150).
In de laatste psalm (150) wordt al wat adem heeft gemaand Jah
te loven:
Alles wat adem
heeft, love YHWH. Looft Jah!
Hieruit blijkt dat de God van het OT, YHWH,
dezelfde is als die van het NT.
YHWH die de val van het historische Babel voorzag en die val
vervolgens ook liet veroorzaken, heeft nu volgens zijn eigen raadsbesluit de
ondergang van het grotere Babylon teweeggebracht.
Hoewel hij het Beest met zijn 10 horens daarvoor als zijn werktuig
gebruikte, maakt geen verschil: De redding en de heerlijkheid
en de kracht [is]
van onze God .
5 και φωνη
απο του
θρονου εξηλθεν λεγουσα αινειτε τω θεω ημων παντες
οι δουλοι
αυτου [και]
οι φοβουμενοι
αυτον οι
μικροι και οι μεγαλοι
6 και ηκουσα
ως φωνην
οχλου πολλου
και ως
φωνην υδατων
πολλων και ως φωνην βροντων
ισχυρων λεγοντων αλληλουια οτι εβασιλευσεν
κυριος ο θεος [ημων]
ο παντοκρατωρ
7 χαιρωμεν και αγαλλιωμεν
και δωσωμεν
την δοξαν
αυτω οτι
ηλθεν ο γαμος του
αρνιου και η γυνη
αυτου ητοιμασεν
εαυτην
8 και εδοθη
αυτη ινα
περιβαληται
βυσσινον λαμπρον καθαρον το γαρ βυσσινον τα δικαιωματα
των αγιων
εστιν
En een stem ging uit vanaf de troon, zeggend: Prijst onze God,
alle slaven van hem, en zij die hem vrezen, de kleinen en de groten. En ik
hoorde als een stem van een talrijke menigte en als een geluid van vele wateren
en als een geluid van machtige donderslagen, zeggend: Looft Jah!
Want de Heer onze God, de Almachtige, ging als koning regeren. Laten wij ons
verheugen en jubelen, en hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het
Lam brak aan en zijn vrouw bereidde zichzelf. En het werd haar gegeven dat zij
zich zou tooien in helder, rein fijn linnen, want het fijne linnen zijn de
rechtvaardige daden der heiligen
Omdat de stem die van de troon uitgaat, aanmoedigt tot het prijzen
van onze God, moet het wel om
Masjiach Yeshua gaan die spreekt. En volkomen terecht! Als de Gezalfde van
Israëls koninkrijk roept hij zijn onderdanen op aarde, de Joodse heiligen, Gods
slaven, op zich bij de hemel aan te sluiten in het lofprijzen van Hem.
Oók de mensen uit de Heidenvolken
die zich bij hen aansloten, de godvrezenden, worden
uitgenodigd zich bij het aardse koor van lofprijzers te voegen, of zij nu in
aanzien zijn of niet (vergelijk Hn 13:26).
De
uitdrukking de
kleinen en de groten als
aanduiding van de geringen en de voornamen, verschijnt
5x in de Openbaring. Behalve hier, óók in Op 11:18;
13:16; 19:18 en 20:12, en heeft steeds betrekking op mensen der natiën, de
Heidenvolken:
(a) de
godvrezenden onder hen (hier en in Op
11:18);
(b) zij die zich bij de Antichrist
aansluiten (Op
19:18), en
(c) de mensheid in het
algemeen (in Op
13:16 en 20:12).
Zij die gehoor geven aan de oproep van de
koning, vormen een talrijke menigte en hun 'stem' klinkt luid, als een
waterval en als geweldige donder.
Zij uiten zich in het besef dat er
grootse dingen plaats vonden. De Almachtige heeft zijn koningschap over de
aarde hernieuwd. De concurrerende heerschappij van de Hoer die de koningen der aarde ertoe aanzette de ware God te weerstaan, heeft hij teniet gedaan.
Zie ook het commentaar bij Op 11:15-17.
De bruiloft van
het Lam brak aan en zijn vrouw bereidde zichzelf…
Maar er zijn ook grootse dingen in aantocht!
Met de uitschakeling van haar vijandin, haar grote rivale, komt de
Vrouw van hoofdstuk 12, het Israël Gods, helemaal in beeld (Mc
7:8-10). Dat Israël Gods, hemels en aards tezamen,
is tegen die tijd volledig als de nieuwe schepping tot bestaan gekomen (Gl 6:15-16). Ze is gereed voor haar bestemming:
Functioneren als een koninklijke priesterschap onder haar
Koning-Hogepriester, Masjiach Yeshua.
Zie de Studie: Vrouwe Sion, de Onvruchtbare die toch baarde
De Bruiloft van het Lam is daarom aangebroken. Zijn 'Vrouw' is er
klaar voor!
Met deze ontboezeming worden daarom al de nog volgende
hoofdstukken 21-22 met een enkel woord ingeleid.
In Op 4:4 kwam die Vrouw al in beeld onder het symbool der 24 Oudsten,
gehuld in witte klederen, geschikte bruiloftskledij. De 144000 Joodse heiligen
op aarde is het eveneens gegeven priesterlijk getooid te gaan, want het fijne
linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen, wat geldt voor de heiligen van beide
gemeentes.
Het is waarschijnlijk dat de gerechte
daden van de Bruid worden vermeld als contrast met de ongerechte daden van de
Hoer (Op 18:5).
De OT voorstelling van het huwelijk
tussen YHWH en Israël, verschijnt hier in nog een andere huwelijksverbintenis,
namelijk die tussen Masjiach Yeshua en zijn Gemeente (Jh 3:29-30). Het aardse deel van het Israël Gods, de
herstelde Joodse Gemeente, zal daarbij – op aarde uiteraard - als de
metgezellinnen van de Bruid fungeren:
Louter heerlijkheid is de koningsdochter
daarbinnen, goudbrocaat is haar kledij; in
geborduurde klederen wordt zij tot de koning geleid; maagden, die haar volgen, haar gezellinnen, worden tot u gebracht. Voortgeleid worden zij onder vreugdebetoon en gejuich; zo
treden zij het koninklijk paleis binnen.
(Ps
45:13-15)
De in deze Psalm genoemde maagden
[M: bethoelôth; LXX: parthenoi] vertegenwoordigen blijkbaar de
Joodse Rest van de Eindtijd, de 144000 maagden [parthenoi] die met het Lam op de Berg
Sion staan (Op
14:1-4; Mt 25:1-13).
Vers
16 van Psalm 45 past in dit patroon. Yeshua’s voorvaderlijke getrouwen zullen
in het Millenniumrijk van de Masjiach eveneens een toewijzing vervullen. Zij
zullen namelijk het Messiaanse Bestuur op aarde vertegenwoordigen in de
hoedanigheid van vorsten: In
de plaats uwer vaderen zullen uw zonen komen, gij zult
hen aanstellen tot vorsten in het ganse land
[of: de gehele aarde].
Zie
ook Js 32:1.
Psalm 45 kondigt dus aan dat de maagden, de metgezellinnen van de
Bruid, in haar gevolg het paleis van de Koning zullen binnengaan. Het Hebreeuwse
woord hêjkâl (paleis) wordt in de LXX-versie met naos weergegeven.
Naos vinden we ondermeer in Op
7:14-15, waar wordt vermeld dat de
Grote Schare die uit de Grote Verdrukking van de 70ste
Week wordt gered, God dient in zijn naos.
Zie de Studies:
Op
weg naar de Bruiloft (deel 1)
Op
weg naar de Bruiloft (deel 2), waarin
(1) de tegenbeelden worden
besproken van Genesis, hoofdstuk 24, en
(2) verbanden worden
gelegd met zowel Psalm 45 als de parabel van de maagden in Mt
25.
We concluderen daarom dat de Bruid, de Vrouw van het Lam, overeenkomt met de
Christelijke Gemeente, het hemelse deel van het Israël Gods (2Ko 11:2; Ef 5:25-27).
Uit het feit dat de muren van het Nieuwe Jeruzalem rusten op 12
fundamentstenen met daarop de 12 namen van de 12 apostelen van het Lam, moet
worden afgeleid dat die Heilige Stad identiek
is aan de Christelijke Gemeente, de Bruid, de Vrouw van het Lam (Op
21:9-14).
Maar uit het Schriftdeel Op
21:9-14 blijkt dat ook de
Joodse Gemeente een plaats heeft in die Stad. De muur van het Nieuwe Jeruzalem
heeft namelijk 12 poorten en daarop gegrift de namen van de 12 stammen.
In Op 22:14 zien we hen definitief het Paleis – het Nieuwe Jeruzalem
- binnengaan:
Gelukkig zij die hun gewaden wassen, opdat
de beschikkingsmacht op het geboomte des levens van hen zal zijn en zij door de
poorten de Stad zouden binnengaan.
Nauw verbonden met de geest en de Bruid (Op
22:17), zal de Joodse Gemeente - functionerend als het aardse
deel van Abrahams zaad - in het Millennium tot zegen worden voor de Gojim
[de natiën of Heidenvolken]. Zie: Gn 22:17-18.
Het
Bijbelverhaal over de wederwaardigheden van Naomi en Ruth verschaft profetische
bijzonderheden omtrent de relatie die er zal bestaan
tussen de Bruid en haar metgezellinnen.
Die
beide vrouwen vertegenwoordigen de twee Gemeentes die in het Bijbelse verslag
verschijnen: Naomi, de oudste, beeldt het oude Israël af met wie YHWH een
huwelijksverhouding had. Ruth vertegenwoordigt de
Christelijke Gemeente, het Lichaam van Yeshua Masjiach dat
overwegend heidens is qua herkomst.
Naomi
kan niet 'gelost' worden afgescheiden van Ruth.
Tot
de losser die als eerste in aanmerking kwam om te lossen, zei Boaz namelijk:
Op de
dag dat je uit de hand van Naomi het veld koopt,
koop je het ook van Ruth, de Moabitische, de vrouw van de overledene, om de
naam van de overledene op zijn erfdeel te laten voortbestaan.
(Rt 4:5)
Daarmee
liet Boaz de twee weduwen samenvallen. In het tegenbeeld zijn zij het ene Israël
Gods dat tot bestaan komt op basis van de loskoop door
Masjiach Yeshua.
Het
interessante daarvan is verder dat daardoor de twee vrouwen ook samenvallen als
de moeders van het zelfde kind dat wordt geboren en ook als erfgenamen van
hetzelfde stuk land. Zie de afloop van het verhaal:
Toen nam Boaz Ruth en zij werd hem tot vrouw en hij
ging tot haar in. En YHWH schonk haar zwangerschap en zij baarde een zoon. En
de vrouwen zeiden tot Naomi: Geprezen zij YHWH die het u heden
niet laat ontbreken aan een losser, en zijn naam worde vermaard in Israël. Hij
zal uw ziel verkwikken en u in uw ouderdom verzorgen; want uw schoondochter,
die u liefheeft, heeft hem gebaard, zij, die u meer waard is dan zeven zonen.
En Naomi nam het kind en legde het op haar schoot en zij werd zijn verzorgster.
En de buurvrouwen gaven het een naam, en zeiden: Aan Naomi is
een zoon geboren; en zij noemden hem Obed.
(Rt 4:13-17)
In het zegenen van de Gojim [de Heidenvolken, de mensen
der natiën], zullen beide Gemeentes een aandeel hebben: De Ruthgemeente vanuit
de hemel, de Naomigemeente op aarde.
Zie de Studie: Ruth en de Antichrist
9 και λεγει
μοι γραψον
μακαριοι οι εις το δειπνον
του γαμου
του αρνιου
κεκλημενοι
και λεγει
μοι ουτοι
οι λογοι
αληθινοι του θεου
εισιν
En hij zegt tegen mij: Schrijf! Gelukkig zij die geroepen zijn
tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam! Ook zegt hij tot mij: Dit zijn
de waarachtige woorden van God
Yeshua zelf zag op aarde al naar dit bruiloftsmaal vooruit (Mt 26:29).
De bruiloft van het Lam zal een gebeurtenis zijn die niet
tot de hemel beperkt is. Op aarde zullen de joodse heiligen in de vreugde delen. De verklaring waarmee het
voorgaande vers eindigt: Want het fijne linnen zijn de
rechtvaardige daden der heiligen, vormt een overbrugging naar hen.
In Mt 22:1-14 heeft Yeshua de gedachte aan die gebeurtenis
al voorbereid in de parabel van de Koning die een bruiloftsfeest geeft voor
zijn Zoon. Die parabel, waarin als gewoonlijk aspecten worden verduidelijkt met
betrekking tot het koninkrijk der
hemelen (vers 2), eindigt met Yeshua’s conclusie: Velen zijn
geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren.
Hij gaf daarmee te kennen dat de roeping teruggaat op het feit dat
Israël oorspronkelijk, in haar geheel, een uitverkoren volk was, geroepen om de
grootse voorrechten van het priesterlijke koninkrijk Gods te ontvangen (Ex
19:3-6). Maar toen de Zoon van de koning in hun midden verscheen, wees de
meerderheid hem niettemin als hun Masjiach af, wat zo gebleven is door alle
eeuwen heen tot nu toe.
In de 70ste Week komt de climax van de parabel; de
bruiloftszaal loopt toch nog vol met bruiloftsgasten, gehuld in de juiste
kledij: Het fijne linnen, dat
wijst op de rechtvaardige daden der
heiligen.
Niet dat zij
dit aan eigen verdienste danken; de voorafgaande tekst (Op 19:8) laat immers
weten dat het de heiligen, zowel van de Christelijke als de Joodse Gemeente, vergund werd zich aldus te
tooien.
De 'verdienste' der heiligen
ligt in het feit dat zij geloof stellen in hun
Masjiach en hun gewaden wassen en wit maken in het bloed van het Lam (Op 7:14), hetgeen met
wedergeboorte tot een nieuwe schepping gepaard gaat, krachtens loskoop (Op
14:4-5).
Het feit dat in de parabel iemand probeert het feest bij te wonen zonder
het vereiste bruiloftskleed aan te hebben, benadrukt de telkens herhaalde
waarheid dat vele Joden op hun eigen manier de koninkrijksbeloften willen
ontvangen.
Dat is ook het geval in de parabel van de maagden [parthenoi] in Mt 25:1-13.
De vijf dwazen onder hen gaan de Koning-Bruidegom
tegemoet met lampen zonder olie, kennelijk in de
lichtzinnige veronderstelling dat ze, wanneer de Bruidegom verschijnt, wel
olie van anderen zullen kunnen lenen, of dat het op een andere manier wel in
orde komt. Zoals: “Er zal zeker wel olie beschikbaar zijn in het huis waar ze
in afwachting zijn van de komst van de Bruidegom”.
Al dit soort eigen ideeën blijkt
in de 70ste Week niet te werken: Als ze bij de roep te middernacht
wakker worden, maken allen hun lampen in orde; de wijze maagden kunnen hun
lampen ontsteken, maar bij de dwaze doven de lampen uiteraard meteen. Dus zeggen zij tegen de wijzen: Geeft ons van de
olie van jullie, omdat onze lampen doven.
Maar dat loopt wegens de wijsheid van de andere vijf op niets uit.
En zoals het de man vergaat die geen bruiloftskleed aan heeft - geworpen worden
in de duisternis buiten waar het geween en het tandengeknars is - zo blijven
ook de vijf dwaze maagden buitengesloten achter, in het nachtelijk duister (Mt 22:11-13; 25:10-12).
Dit alles verleent kracht aan wat de engel tot Johannes zegt: Dit zijn de waarachtige woorden van God. Alles wat vanaf Op 17:1 getoond
en vermeld is, gaat overeenkomstig Gods raadsbesluit
zonder mankeren in vervulling. Voor Babylon en haar aanhang ondergang, wat voor
de gelovigen tegelijkertijd een waarborg is dat hun redding en vreugde ten deel
valt.
10 και επεσα
εμπροσθεν
των ποδων
αυτου προσκυνησαι
αυτω και
λεγει μοι
ορα μη
συνδουλος
σου ειμι
και των
αδελφων σου των
εχοντων την μαρτυριαν
ιησου τω
θεω προσκυνησον
η γαρ μαρτυρια
ιησου εστιν
το πνευμα
της προφητειας
En ik viel neer voor zijn voeten om hem hulde te bewijzen; maar
hij zegt tot mij: Zie [doe
dat] niet! Ik ben een medeslaaf van jou en van je
broeders die het getuigenis van Yeshua hebben. Aanbid God! Want
het getuigenis van Yeshua is de geest der profetie.
Het Grieks is elliptisch. Letterlijk leest de tekst: Zie toe, [dat] niet!
Zelfs al zou het Johannes’ bedoeling zijn geweest om in zijn
blijdschap over het aan hem onthulde toekomstbeeld uiting te geven aan eerbied
en dankbaarheid jegens Gods heerlijkheid - welke in de
persoon en de woorden van de engel tot uitdrukking kwamen - dan nog was het
niet gepast om als in aanbidding bij de voeten van een medeschepsel neer te
vallen.
Aangezien de Openbaring een Boek is waarin tegenstellingen
veelvuldig voorkomen, is het denkbaar dat de engel zinspeelde op praktijken die
in Babylon gewoon waren, waaronder ook de verering van engelen (Ks 2:18). Na de ondergang van dit stelsel is het
meer dan ooit misplaatst zich nog aan een dergelijke praktijk te bezondigen.
God alleen moet aanbeden worden (Mt 4:8-10).
En ook slechts Hij dient hulde te ontvangen voor de
uitgebreide profetie in de Openbaring van Yeshua Masjiach.
We worden hier namelijk herinnerd aan Op 1:1-2 waar het Boek als volgt
wordt ingeleid:
Openbaring van Yeshua Masjiach die God hem gaf om aan zijn slaven
de dingen te tonen die vlug moeten geschieden. En hij maakte ze, door het
zenden van zijn engel, in tekenen bekend aan zijn slaaf Johannes, die getuigde
van het woord van God en van het getuigenis van Yeshua Masjiach, alle dingen
die hij zag.
De onthulling van de profetie [let op het enkelvoud en het
lidwoord] gaat dus langs deze weg: God >> Masjiach Yeshua >> de
engel >> Johannes >> zijn broeders die ook Gods slaven zijn.
Wanneer daarom de engel motiveert waarom alléén God aanbidding verdient, door
te zeggen: want het getuigenis van Yeshua is de
geest van de profetie, doelt
hij op die oorsprong en die volgorde.
Zelfs het getuigenis van
Yeshua waarom het in de
profetie van de Openbaring allemaal gaat, komt niet uit hemzelf
voort, maar is van God afkomstig. Zijn Vader gaf ze hem.
En dat geldt niet slechts voor de Openbaring maar voor al het getuigenis van Yeshua dat
we in het NT aantreffen:
Hij die mij zond is waarachtig, en de
dingen die ik bij hem hoorde die spreek ik in de wereld…Wanneer gij de Mensenzoon omhoog zult hebben geheven, dan zult gij
gewaar worden dat ik [het] ben en uit mijzelf niets doe, maar dat ik deze dingen spreek zoals de
Vader mij onderwees (Jh
8:26, 28).
Slechts bij hen die het getuigenis van Yeshua
bezitten
kan de geest der profetie werkzaam zijn die inzicht verleent in Gods voornemen.
11 και ειδον
τον ουρανον
ηνεωγμενον
και ιδου
ιππος λευκος
και ο καθημενος
επ αυτον
[καλουμενος]
πιστος και αληθινος
και εν
δικαιοσυνη
κρινει και πολεμει
12 οι δε
οφθαλμοι αυτου [ως]
φλοξ πυρος
και επι
την κεφαλην
αυτου διαδηματα
πολλα εχων
ονομα γεγραμμενον
ο ουδεις οιδεν ει
μη αυτος
13 και περιβεβλημενος
ιματιον βεβαμμενον
αιματι και κεκληται
το ονομα
αυτου ο λογος του
θεου
14 και τα
στρατευματα
[τα] εν
τω ουρανω
ηκολουθει
αυτω εφ
ιπποις λευκοις ενδεδυμενοι
βυσσινον λευκον καθαρον
15 και εκ
του στοματος
αυτου εκπορευεται
ρομφαια οξεια ινα
εν αυτη
παταξη τα εθνη
και αυτος
ποιμανει αυτους εν
ραβδω σιδηρα
και αυτος
πατει την
ληνον του
οινου του
θυμου της
οργης του
θεου του
παντοκρατορος
16 και εχει
επι το
ιματιον και επι
τον μηρον
αυτου ονομα
γεγραμμενον
βασιλευς βασιλεων και κυριος
κυριων
En ik zag de hemel geopend, en zie! Een wit paard en hij die erop
gezeten is, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig. En hij oordeelt en voert
oorlog in rechtvaardigheid. Zijn ogen echter als een vuurvlam, en op zijn hoofd
vele diademen, hebbend een naam geschreven welke niemand kent dan hijzelf. En
hij is gehuld in een bovenkleed dat met bloed besprenkeld is, en zijn naam is
genoemd: Het Woord van God. En de legers in de hemel volgden hem op witte
paarden, gekleed zijnde in wit, rein fijn linnen. En uit zijn mond komt een
scherp zwaard te voorschijn, opdat hij daarmee de Heidenvolken zou slaan, en
hijzelf zal hen weiden met een ijzeren staf. Oók
treedt hijzelf de wijnpers van de toorn der gramschap
van God de Almachtige. En op het bovenkleed en op zijn dij heeft hij een naam
geschreven: Koning der koningen en Heer der heren
Ook al is met de ondergang van de Hoer de weg vrijgekomen voor het
vieren van de Bruiloft van het Lam, toch ziet Johannes eerst iets
geheel anders gebeuren: In plaats van op een feest wordt zijn geestesoog
gericht op oorlog! Pas in hoofdstuk 21, bij het neerdalen van het Nieuwe
Jeruzalem uit de hemel, vindt het Bruiloftsfeest plaats.
Na de verwoesting van Babylon zijn namelijk nog tal van vijanden
overgebleven die vooral voor de bruiloftsgasten op aarde een bedreiging vormen.
Met dit nieuwe tafereel worden we dan ook verplaatst naar de oorlog van de Grote Dag van God de Almachtige te Har-Magedon,
waar de Antichrist zo vermetel is met God de strijd aan te binden, doordat hij
een grootscheepse aanval pleegt op Gods herstelde volk Israël.
Zie het commentaar bij Op 16:16.
De ruiter op het witte paard is Masjiach Yeshua; hij wordt immers
in de termen van Op
1:12-16 beschreven. Hij komt zeker niet overeen met de ruiter op het
witte paard van Op
6:1-2, waarschijnlijk de Pseudomasjiach, in 2Th
2 aangeduid als de Mens der Wetteloosheid.
De enige overeenkomst tussen hen is het witte paard. Verder zijn er
slechts verschillen: De Pseudomasjiach is in het bezit van een boog en heeft op
het hoofd een kroon [stefanos], Yeshua heeft een scherp lang zwaard dat uit
zijn mond komt (vers
15) en op zijn hoofd vele diademen [diadèmata].
Wanneer Johannes hem beschrijft valt het op dat de Ruiter vooral
als de Masjiach wordt geïdentificeerd in de diverse benamingen die bij hem horen.
• Allereerst heet hij Getrouw en ook Waarachtig.
We kunnen daarbij denken aan Op 3:14; hij is de Amen, de
Getuige die getrouw en waarachtig is, het begin van de schepping Gods.
Als de Eerstgeborene van heel de schepping en Gods volmaakte evenbeeld,
treedt hij als een getuige voor zijn Vader op in zulk een getrouwheid en
waarachtigheid dat YHWH, de onzichtbare God, in hem volmaakt wordt
weerspiegeld.
Zie verder het commentaar bij Op
3:14-22 .
• Op zijn hoofd met de vele diademen heeft hij kennelijk de naam: Het Woord van
God.
In de inleiding van zijn Evangelie heeft Johannes hem in die hoedanigheid
getekend als de Zoon van God in zijn pre-existentie, door wie alle dingen tot
bestaan werden gebracht (Jh 1:1-3, 14).
In hem, zijn evenbeeld, schiep God alle dingen (Ks 1:13-16), wat inhoudt dat alles wat God spreekt
door zijn Zoon tot werkelijkheid wordt gemaakt.
Overigens merkt Johannes met betrekking tot Het Woord van God op dat alleen Yeshua zelf die naam kent, blijkbaar omdat
in die naam zijn wezen als de Zoon van God ligt uitgedrukt. Slechts hijzelf kan
de diepte van zijn wezen doorgronden, zoals hij ook tot zijn leerlingen zei:
Niemand kent de Zoon precies dan de Vader, noch kent iemand de Vader
precies dan de Zoon en aan wie de Zoon [hem] wenst te openbaren (Mt 11:27).
Dat zijn bovenkleed met bloed is besprenkeld houdt in deze context
geen verband met zijn offerbloed. Dat bloed
van het Lam wordt elders genoemd.
Vergelijk Op
1:5; 5:9;
7:14;
12:11.
Zie ook Hb 12:24 en 1Pt 1:2, 19.
Het beeld berust op Js 63:3 waar
profetisch YHWH wordt gezien die de wijnpers treedt:
Ik heb de druiven getreden, alleen, door
niemand geholpen: woedend plette ik de volken, in razernij vertrapte ik hen.
Hun bloed spatte op mijn kleed, ik besmeurde mijn hele gewaad.
In de Openbaring wordt dit beeld door Yeshua vervuld, en dat alles in
rechtvaardigheid (Js 11:4; Op
14:20).
Voor het treden van de wijnpers van de toorn
van Gods gramschap, zie ons commentaar bij Op 14:17-20.
De legers in de hemel die de Ruiter op het witte paard volgen in
zijn strijd, zijn ongetwijfeld de engelen. Toen Yeshua gearresteerd werd en
Petrus meende hem te moeten verdedigen, zei hij dat zijn Vader hem legioenen of
legers van engelen tot zijn beschikking kon stellen (Mt 26:51-53).
Bovendien streed hij al vóór deze oorlog met zijn engelen een
andere oorlog, de strijd die hij in de hemel met succes voerde tegen de Draak
en diens engelen, wat resulteerde in de vernedering tot de aarde van die
demonen.
Maar die oorlog van Openbaring 12 had een tijdelijke bedoeling: De
demonen moesten nog een rol vervullen in Gods voornemen. Maar nu is met hun
optreden tegen de Hoer en de aanval op hersteld Israël ook die tijdelijke, hun
toebedeelde rol uitgespeeld en wordt het 'karwei' door Michaël en zijn engelen
afgemaakt (Op
12:7-9; 17:15-18;
Ez 38:1-4, 7-12).
De witte paarden verzinnebeelden een volkomen rechtvaardige oorlog;
ook de kleding der ruiters - wit, rein fijn linnen - geeft te kennen dat zij
een zuivere en rechtvaardige positie voor Gods aangezicht
bekleden.
Dat de Zoon van God superieur is aan elke andere macht en dat de
ware heerschappij rechtmatig bij hem berust, blijkt uit
• nog een naam: Koning der
koningen en Heer der heren.
In dit geval is de naam geschreven op zijn bovenkleed ter hoogte
van de heup, wat bij een ruiter een in het oog lopende
plaats is.
17 και ειδον
ενα αγγελον
εστωτα εν τω ηλιω και
εκραξεν [εν] φωνη
μεγαλη λεγων πασιν
τοις ορνεοις
τοις πετομενοις
εν μεσουρανηματι
δευτε συναχθητε
εις το
δειπνον το μεγα
του θεου
18 ινα φαγητε
σαρκας βασιλεων και σαρκας
χιλιαρχων
και σαρκας
ισχυρων και σαρκας
ιππων και
των καθημενων
επ αυτων
και σαρκας
παντων ελευθερων τε και δουλων και
μικρων και μεγαλων
En ik zag één engel in de zon staan en hij riep uit met een luide
stem, zeggend tot alle vogels vliegend in het midden der hemel: Hierheen!
Verzamelt jullie tot het grote Avondmaal van God, opdat jullie mogen eten
vleesdelen van koningen en vleesdelen van oversten over duizend en vleesdelen
van sterken en vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten en
vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en van
groten.
Waarom staat deze herautengel in de zon? Uiteraard is dat een geschikte
positie om de hoogvliegende, aasetende vogels op te roepen voor de geweldige
maaltijd aan lijken die voor hen in het verschiet ligt.
Het beeld berust op de beschrijving van de afloop van Gogs aanval op Israël:
Mensenkind, dit zegt God, YHWH: Zeg
tegen alle soorten vogels en tegen alle wilde dieren: Kom bij elkaar, kom
samen, overal vandaan, en kom naar het slachtfeest, het grote slachtfeest dat
ik voor jullie aanricht op de bergen van Israël. Daar kun je vlees eten en
bloed drinken! Je eet er het vlees van helden, drinkt het bloed van de vorsten
der aarde: van rammen, lammeren, bokken en stieren, allemaal in Basan vetgemeste beesten. Eet hun vet tot je verzadigd
bent, drink hun bloed tot je dronken bent, het is een slachtfeest dat ik voor
jullie heb aangericht. Aan mijn tafel kunnen jullie je te goed doen aan paarden
en ruiters, aan helden en krijgslieden–spreekt de Heer YHWH.
(Ez 39:17-20)
Maar in Ps 84:11-12 staat óók geschreven:
Want YHWH God is
een zon en
een schild. Gunst en heerlijkheid geeft hij. YHWH
onthoudt niets goeds aan hen die onberispelijk wandelen. YHWH der legerscharen,
gelukkig de mens die op u vertrouwt!
De herautengel spreekt dus duidelijk in machtiging van God.
Als de tegenhanger van Ezechiël - die door YHWH God zélf met Mensenzoon wordt toegesproken - is deze
engel blijkbaar niemand anders dan Yeshua zelf, de Mensenzoon.
En de overigen werden gedood met het
zwaard dat uitgaat uit de mond van hem die gezeten is op het paard; en alle
vogels werden verzadigd van hun vleesdelen…
Het gaat om hetzelfde oordeel bij de overgang naar het Millennium.
Op bevel van de Legeraanvoerder Yeshua, de Masjiach, worden alle overigen
gedood, gesymboliseerd door het uit zijn mond voortkomende 'zwaard'; als het
ware door het spreken van een enkel vernietigend woord.
Omdat niemand beschikbaar zal zijn om hen te begraven, zullen de vogels zich
aan hun lijken verzadigen. In Jr 25:31-33 werd een en ander nog eerder aangekondigd.
En terwijl zijn oproep tot de vogels een grote slachting
impliceert onder de Antichristelijke vijand, zijn degenen die bij God schuilen veilig.
Een groot schild van bescherming is Hij rondom hen die op hem vertrouwen: De
joodse Rest en de godvrezenden van de natiën die zich bij hen hebben gevoegd (Psalm
91).
Aangezien hierna niet meer sprake is van een avondmaal [Grieks: deipnon], wordt met dit Grote Avondmaal van God blijkbaar gedoeld op het Avondmaal van
de Bruiloft van het Lam. Aan
de vooravond van het Bruiloftsfeest ervaren zij die
geroepen zijn tot het Avondmaal van de Bruiloft van het Lam, de Joodse heiligen die op aarde
het mikpunt zijn van de Antichristelijke vijand, de afslachting
en het verorberen van die vijand door de vogels, als een feestmaaltijd.
Dit visionaire tafereel volgt immers ook onmiddellijk op vers 9,
waar de geroepenen tot dat Avondmaal gelukkig verklaard worden.
De vreugde die hen ten deel valt werd afgeschaduwd door de
blijdschap die het koninkrijk Juda beleefde ten tijde van koning Josafat toen
de verenigde legers van Moab, Ammon
en Seïr tegen hem ten strijde trokken:
Luister aandachtig, heel Juda, inwoners
van Jeruzalem, en koning Josafat. Zo spreekt YHWH: Vrees niet en wees niet bang
voor die grote menigte, want het is niet uw oorlog, maar Gods oorlog… Ge hoeft
dan niet te strijden; stel u maar ter plaatse op en ge
zult zien hoe YHWH u, Juda en Jeruzalem, de overwinning geeft. Vrees niet en
raak niet in paniek; trek morgen tegen hen op; YHWH zal met u zijn… De volgende
morgen trokken ze in alle vroegte naar de woestijn van Tekoa.
Toen ze uittrokken trad Josafat naar voren en zei: Luister naar mij, Juda en
inwoners van Jeruzalem. Vertrouw op YHWH, uw God, en u blijft behouden;
vertrouw op zijn profeten en uw welslagen is verzekerd...Op het ogenblik dat ze
jubelend het loflied aanhieven liet YHWH de Ammonieten, de Moabieten en de
bewoners van het Seïrgebergte, die naar Juda
oprukten, uit hinderlagen overvallen, zodat ze zware verliezen leden. Daarop
keerden de Ammonieten en de Moabieten zich tegen de bewoners van het Seïrgebergte om ze uit te roeien en te verdelgen. Nadat ze
de bewoners van Seïr hadden afgeslacht, brachten ze
elkaar om het leven. Toen de Judeeërs op het punt
gekomen waren waar ze de woestijn konden overzien, en naar het leger uitkeken,
zagen ze de grond bezaaid met lijken; niemand was ontkomen. De vierde dag kwamen ze
bijeen in het Dal van de Lofprijzing en prezen ze YHWH; daarom heet die plek
Dal van de Lofprijzing tot op de huidige dag. Daarop keerden alle mannen van
Juda, en Jeruzalem met Josafat aan het hoofd vol vreugde naar Jeruzalem terug,
want YHWH had hen doen zegepralen over hun vijanden. Ze trokken Jeruzalem
binnen met lieren, luiten en trompetten en begaven zich naar het huis van YHWH.
(2Kr
20:14-28)
Dat in ons tekstdeel tot 5x toe melding
wordt gemaakt van vleesdelen
die gegeten zullen worden - waarvan (in vers 21) voor een 6e maal gewag zal worden gemaakt – wordt reeds het contrast voorbereidt (in vers 20) wat betreft de
wijze waarop het Beest en de Valse Profeet aan hun einde zullen komen.
19 και ειδον
το θηριον
και τους
βασιλεις της γης
και τα
στρατευματα
αυτων συνηγμενα
ποιησαι τον πολεμον
μετα του
καθημενου
επι του
ιππου και
μετα του
στρατευματος
αυτου
20 και επιασθη
το θηριον
και μετ
αυτου ο ψευδοπροφητης
ο ποιησας τα σημεια
ενωπιον αυτου εν
οις επλανησεν
τους λαβοντας
το χαραγμα
του θηριου
και τους
προσκυνουντας
τη εικονι
αυτου ζωντες
εβληθησαν
οι δυο
εις την
λιμνην του πυρος
της καιομενης
εν θειω
21 και οι
λοιποι απεκτανθησαν
εν τη ρομφαια του καθημενου
επι του
ιππου τη
εξελθουση
εκ του
στοματος αυτου και
παντα τα
ορνεα εχορτασθησαν
εκ των
σαρκων αυτων
En ik zag het Beest en de koningen der aarde en hun legers
verzameld om de oorlog te voeren met hem die op het paard is gezeten en met
zijn legers. En het Beest werd gegrepen en met hem de Valse Profeet die de
tekenen voor zijn aangezicht deed, waarmee hij hen
misleidde die het merkteken van het Beest ontvingen en die zijn Beeld aanbaden.
Levend werden de twee geworpen in het meer van vuur dat met zwavel brandt. En
de overigen werden gedood met het zwaard dat uitging uit de mond van hem die
gezeten is op het paard; en alle vogels werden verzadigd van hun vleesdelen
In slagorde geschaard staan de twee partijen opgesteld tegenover
elkaar te Har-Magedon. Naar dat slagveld hebben de koningen der aarde zich laten voeren onder invloed van de demonische propaganda van
de drie onreine geesten als kikvorsen
(Op
16:13-16).
Onder de indruk van de krachtige werken, (leugenachtige) tekenen
en wonderen die de Mens der Wetteloosheid krachtens de werking van Satan verricht, hebben zij zich met die Antichrist verenigd in de oorlog
tegen de ware Masjiach, Yeshua (2Th 2:9-12).
Het beeld van Ps 2:1-3 wordt vervuld:
Waarom woelen de volken en zinnen de
natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de
machthebbers spannen samen tegen YHWH en tegen zijn Gezalfde: Laat ons hun
banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!
Van echte oorlogvoering is evenwel
nauwelijks sprake. De Antichrist in zijn duogestalte van Beest en Valse Profeet
wordt eenvoudig gegrepen en levend - volop in actie, in woede er
op uit trekkend om velen te verdelgen - aan de vernietiging prijsgegeven,
gesymboliseerd door het vurige meer dat met zwavel
brandt (Dn
11:44-45). Zie ook Dn
7:11, 26 en Js 30:33.
Waarom worden hun vleesdelen niet opgevoerd aan de vogels?
Eenvoudig, omdat zij als demonen geen vleselijke, maar een geestelijke natuur
bezitten!
Hoewel zij hun straf ontvangen tezamen
met de mensen die hun zijde hebben gekozen, kunnen zij niet op de
‘gebruikelijke’ wijze worden omgebracht, zoals met mensen van vlees en bloed
het geval is.
Al die overigen worden op de 'menselijke'
manier ter dood gebracht, op bevel van de Legeraanvoerder Yeshua, gesymboliseerd
door het uit zijn mond voortkomende zwaard: het spreken van een enkel
vernietigend woord.
Omdat er niemand beschikbaar is om hen te begraven, zullen de
vogels zich aan hun lijken verzadigen (Jr 25:31-33).
-.-.-.-
Naar Openbaring
20