Genesis 9-14-25
Attentie: In deze
studie wordt vooral volgens het gematriabeginsel
geredeneerd.
En ik voor mij, zie, ik richt mijn verbond met
jullie op en met jullie zaad na jullie, |
||
en met elke levende ziel die bij jullie is, van
het gevogelte, van de viervoetige dieren en van alle levende schepselen der
aarde met jullie, van al
wat uit de ark gegaan is tot elk levend schepsel van de aarde toe. |
||
Ja, ik richt waarlijk mijn verbond met U op:
Nooit meer zal alle vlees door wateren van een
geweldige vloed worden afgesneden, en nooit meer zal er een geweldige vloed
komen om de aarde te verderven. |
GW 12384 ≈≈ Lk 1:32 >> Deze zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
33 en de Heer God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal als koning over het huis van Jakob regeren tot in eeuwigheid, en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.
Lk 13:16 >> Moest
dan deze [vrouw], die een dochter van
Abraham is, welke de Satan, zie, achttien jaar gebonden hield, niet van deze
band worden losgemaakt op de dag van de sabbat?
Jd 1:18 >> dat
zij [de apostelen] tot jullie
zeiden: "In het laatst der tijd zullen er spotters zijn, die naar hun
eigen goddeloze begeerten wandelen".
En God voegde eraan toe: Dit
is het teken van het verbond dat ik geef tussen mij en jullie en
elke levende ziel die bij jullie is, voor de geslachten tot onbepaalde
tijd. |
||
Voorwaar, mijn regenboog zal
ik plaatsen in de wolk, en die moet dienen tot een teken van het verbond
tussen mij en de aarde. |
||
En het moet geschieden dat
wanneer ik een wolk over de aarde breng, de regenboog ook in de wolk zal
verschijnen. |
||
En ik zal aan mijn verbond
denken, dat tussen mij en jullie en elke levende ziel van alle vlees bestaat;
en nooit meer zullen de wateren tot een geweldige
vloed worden om alle vlees te verderven. 1Pt 3:13 heeft ook GW 5142 >> En wie [is] hij die jullie kwaad zal berokkenen, indien gij ijveraars van het goede wordt? |
||
En de regenboog moet in de
wolk komen, en ik zal hem zien om te denken aan het
verbond tot onbepaalde tijd tussen God en elke levende ziel onder alle vlees
dat op de aarde is. GW 5220 is ook die van Ex 25:9 >> Overeenkomstig
alles wat ik u toon als het model van de tabernakel en
het model van al zijn toebehoren, zo moeten jullie het maken. en Es 9:21 >> Om hun de verplichting op te leggen,
ieder jaar weer de
veertiende dag van de maand Adar en
de vijftiende dag daarvan geregeld te vieren. |
GW 22289 ≈≈ Fp 1:27 >> Alleen, leeft als burgers het Evangelie van de Masjiach waardig, opdat ik, hetzij ik zou komen en jullie zien, hetzij ik afwezig ben, over de dingen aangaande jullie mag horen dat jullie vaststaan in één geest, één van ziel eendrachtig strijdend voor het geloof van het Evangelie,
28 en je in niets door de tegenstanders laat verschrikken, hetwelk voor hen een aanwijzing is van ondergang, maar van jullie redding; en dit vanwege God.
Nu gebeurde het in de dagen van Amrafel, de koning van Sinear, Arioch, de koning van Ellasar, Kedorlaomer, de koning van Elam, en Tideal, de koning van Gojim,
|
||||||||||||||
dat dezen oorlog voerden tegen Bera, de koning van Sodom, en tegen Birsa, de koning van Gomorra, Sineab, de koning van Adma, en Semeber, de koning van Zeboïm, en de koning van Bela (dat wil zeggen Zoar).
De twee vv samen hebben GW 7843,
opmerkelijk corresponderend met Es
1:14, waarin de machthebbers binnen het
Perzische Rijk worden opgesomd >> En die hem
het naast stonden, waren Karsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena [en] Memukan, zeven vorsten
van Perzië en Medië, die
toegang hadden tot de koning, die de eerste plaats bekleedden in het
koninkrijk. Hun totale getalswaarde bedraagt 3934, t.w. 571 – 900
– 446 – 1210 – 300 – 351 – 156 (Es 1:11-15). GW 3934 is de waarde van Js 22:22, waar aan Eljakim wordt toegezegd dat de sleutel van het Huis
van David op zijn schouder zal worden gelegd. Als Beheerder moest hij de
ontrouwe Sebna vervangen. Vergelijk Es
8:1-2.
GW 9673
≈≈ Mt 12:24 >> Toen de Farizeeën dit hoorden, zeiden zij: Deze mens werpt
de demonen slechts uit door bemiddeling van Beëlzebub, de heerser der
demonen. |
||||||||||||||
Deze allen rukten als bondgenoten op naar de Laagvlakte van Siddim, dat is de Zoutzee.
|
GW 8890 ≈≈ 1Pt 1:23 >> Wederverwekt zijnde, niet uit vergankelijk maar onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord.
Zie commentaar op 1 Petrus 1.
Twaalf jaar hadden zij Kedorlaomer gediend, maar het dertiende jaar rebelleerden zij.
|
||
En in het veertiende jaar kwam Kedorlaomer, en ook de koningen die met hem waren, en zij brachten nederlagen toe aan de Refaïeten in Asteroth-Karnaïm, en aan de Zuzieten in Ham, en aan de Emieten in Schavé-Kirjathaïm.
|
GW 12041
≈≈ Hn 9:11 >> De Heer zei tot hem: Sta op, ga naar de straat die de Rechte
wordt genoemd en zoek in het huis van Judas naar een man genaamd Saulus, uit Tarsus. Want zie! hij is in gebed.
En in het veertiende jaar kwam Kedorlaomer, en ook de koningen die met hem waren, en zij brachten nederlagen toe aan de Refaïeten in Asteroth-Karnaïm, en aan de Zuzieten in Ham, en aan de Emieten in Schavé-Kirjathaïm,
|
||
en aan de Horieten in hun gebergte Seïr, tot aan El-Paran, dat aan de wildernis ligt.
|
GW 10453
≈≈ Jh 2:14 >> En in de tempel trof hij de verkopers van runderen en
schapen en duiven aan en de geldhandelaars die daar op hun plaats zaten.
en aan de Horieten in hun gebergte Seïr, tot aan El-Paran, dat aan de wildernis ligt.
|
||
Toen keerden zij om en kwamen te En-Mispat, dat is Kades, en versloegen het gehele veld van de Amalekieten en ook de Amorieten die in Hazezon-Tamar woonden.
|
GW 7270 ≈≈ 1Tm 1:3 >> Zoals ik je opriep om in Efeze te blijven toen ik naar Macedonië vertrok, doe ik het ook nu om zekere lieden te gebieden geen andere leer te onderwijzen.
Toen trok de koning van Sodom uit, en ook de koning van Gomorra en de koning van Adma en de koning van Zeboïm en de koning van Bela (dat wil zeggen Zoar), en zij schaarden zich tegen hen in slagorde in de Laagvlakte van Siddim,
|
||
tegen Kedorlaomer, de koning van Elam, en Tideal, de koning van Gojim, en Amrafel, de koning van Sinear, en Arioch, de koning van Ellasar; vier koningen tegen de vijf.
|
||
De Laagvlakte van Siddim nu was vol asfaltputten; en toen de koningen van Sodom en Gomorra de vlucht namen, vielen zij voorts daarin, en de overigen vluchtten naar het bergland.
|
GW 11946
≈≈ Mr 4:16 >> En evenzo zijn dit degenen die op de rotsachtige plekken
zijn gezaaid: zodra zij het woord hebben gehoord, aanvaarden zij het met
vreugde.
Daarop namen de overwinnaars alle have van Sodom en Gomorra en al hun voedsel en gingen heen.
|
||
Zij namen ook Lot, de zoon van Abrams broer, en zijn have mee en vervolgden hun weg. Hij woonde toen in Sodom.
De GW 2331 is ook die van Js 43:5 en Jr 31:30, en dat voert ons naar de Eindtijd.
|
||
Daarna kwam een man die ontkomen was aan Abram, de Hebreeër, meedelen. Hij hield toen verblijf te midden van de grote bomen van Mamré, de Amoriet, de broer van Eskol en de broer van Aner; en zij waren bondgenoten van Abram.
|
GW 7964 ≈≈ Lk 12:38 >> Ook als hij in de tweede, ook als hij in de derde nachtwake mocht komen en hen aldus vindt, gelukkig zijn zij.
En Jh 11:46 >> Maar sommigen van hen gingen naar de Farizeeën en vertelden
hun de dingen die Yeshua had gedaan.
Aldus kreeg Abram te horen dat zijn broeder gevangengenomen was.
Daarop monsterde hij zijn geoefende mannen, driehonderd achttien slaven,
geboren in zijn huis, en zette de achtervolging in tot Dan toe. Het getal 318 is – in gematria
opzicht – in het leven van Abraham van veel betekenis geweest. Abraham had namelijk een
knecht, Eliëzer geheten, en velen zijn van
mening dat die knecht Gods geest afbeeldde. Waarom? Omdat Eliëzer in typologisch opzicht door YHWH Elohim werd
gebruikt om de christelijke Rebekkagemeente te roepen en
vervolgens naar haar bestemming te leiden; een actie die in werkelijkheid
door de werking van Gods geest geschiedt (geschiedde). Hierop nam de knecht tien kamelen uit de
kamelen van zijn meester, pakte allerlei kostbaarheden van zijn meester
bijeen, trok op en reisde naar Mesopotamië, naar de
stad van Nachor. Maar die geest moet ook al destijds Abraham in staat hebben
gesteld om met zijn 318 mannen de overwinning te behalen op het gecombineerde
leger van Amrafel, de koning van Sinear, Arioch, de koning van Ellasar, Kedorlaomer, de koning van Elam,
en Tideal, de koning van Gojim. |
||
En ’s nachts ging hij
ertoe over zijn strijdkrachten, hij en zijn slaven, tegen hen te verdelen, en
aldus versloeg hij hen en bleef hen achtervolgen tot Hoba
toe, dat ten Noorden van Damaskus ligt. |
||
Voorts bracht hij alle have
terug, en hij bracht ook zijn broeder Lot en diens have en ook de vrouwen en
het volk terug. |
||
Toen ging de koning van Sodom uit, hem tegemoet, nadat hij was teruggekeerd van
het verslaan van Kedorlaomer en de koningen die met
hem waren, naar de Laagvlakte van Schavé, dat is de
Laagvlakte van de koning. |
GW 16627 ≈≈ 1Ko 14:21 >> In de Wet staat geschreven: In vreemde talen en met lippen van vreemdelingen zal ik tot dit volk spreken, en zelfs dan zullen zij mij geen gehoor schenken, zegt de Heer.
Voor commentaar, zie Eén
Korinthe 14, waar ondermeer geconcludeerd wordt dat in Gods voornemen
tongentaal een teken vormt voor ongelovigen, zowel voor Heidenen als Joden die
het Evangelie uiteindelijk niet zullen aanvaarden!
En ook 1Pt 4:3 >> Want voldoende [is] de voorbijgegane tijd dat gij de wens der Heidenen hebt volbracht door een leven te leiden in daden van losbandigheid, begeerten, overmatig wijngebruik, brasserijen, drinkgelagen en misdadige afgoderijen.
Zie het commentaar op dat hfdst 4.
En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn, en hij was priester van de Allerhoogste God.
|
||
Toen zegende hij hem en zei: Gezegend zij Abram van de Allerhoogste God, Voortbrenger van hemel en aarde.
|
||
En gezegend zij de Allerhoogste God, die uw onderdrukkers in uw hand heeft geleverd! Daarop gaf Abram hem een tiende van alles.
|
GW 5975 ≈≈ 1Kn 20:22 >> Later trad de profeet op de koning van Israël toe en zei tot hem: Ga, versterk u en merk op en zie wat gij doen zult; want bij de terugkeer van het jaar trekt de koning van Syrië tegen u op.
En Jh 1:36 >> En toen hij [de Doper] Jezus zag lopen, zei hij: Ziet, het Lam Gods!
Geen enkele twijfel! Yeshua, de tegenbeeldige Melchizedek, is inderdaad Gods ‘offerlam’.
Zie Hebreeën, hoofdstuk 7.
Nimrod heeft getalswaarde 294 (50+40+200+4).
Interessant detail: de waarde 294 wordt eveneens aangetroffen in de naam van die mysterieuze koning-priester Melchizedek מלכי־צדק (40+30+20+10+90+4+100) die koning was van Salem en die Abraham zegende ná diens overwinning op de koningen die zijn neef Lot hadden meegevoerd.
Hoe kon Melchizedek priester zijn van de Allerhoogste God, zoals het verslag in Genesis 14:18-20 vaststelt?
Volgens joodse overleveringen was deze Melchizedek niemand anders dan Sem die toen nog steeds in leven was. Mocht dus Melchizedek identiek zijn aan Sem, dan geeft die conclusie steun aan het feit – hierboven vermeld – dat Sem en Nimrod tegenover elkaar hebben gestaan.
Daarna zei de koning van Sodom tot Abram: Geef mij de zielen, maar neem de have voor u.
|
||
Hierop zei Abram tot de koning van Sodom: Waarlijk, ik hef mijn hand op tot YHWH, de Allerhoogste God, Voortbrenger van hemel en aarde.
|
GW 4849 ≈≈ Rijk aan overeenkomstige GW >>
Jz 5:12 >> Toen hield op de volgende dag het manna op, nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten, en er kwam geen manna meer voor de zonen van Israël, en zij gingen in dat jaar van de opbrengst van het land Kanaän eten.
1Kn 19:18 >> En ik heb er zevenduizend in Israël overgelaten, alle knieën die zich niet voor Baäl hebben gebogen, en elke mond die hem niet heeft gekust.
Mt 12:16 >> Maar hij gelastte hun streng hem niet openbaar te maken.
1Ko 9:6 >> Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om niet te werken?
1Ko 12:27 >> Jullie nu
zijn Lichaam van de Messias en afzonderlijk leden.
dat ik nog geen draad of sandaalriem, neen, niets van wat ook maar het uwe is zal nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt.
|
||
Niets voor mij! Alleen wat de jonge mannen reeds hebben gegeten, en het aandeel van de mannen die met mij zijn gegaan, Aner, Eskol en Mamré — laat hen hun aandeel nemen.
|
GW 8202 ≈≈ Gn 26:18 >> En Isaäk ging de waterputten weer opgraven die men in de dagen van zijn vader Abraham had gegraven maar die de Filistijnen na Abrahams dood waren gaan dichtstoppen; en hij gaf ze weer hun namen naar de namen waarmee zijn vader ze had genoemd.
En Mt 24:33 >> Zo ook jullie, wanneer jullie al deze dingen
zien, weet dan dat hij nabij is, voor de deur.
Voorts nam Abraham wederom een vrouw, en
haar naam was Ketura. |
||
Mettertijd baarde zij
hem Zimran en Joksan en Medan en Midian en Jisbak en Suah. |
||
En Joksan werd
de vader van Scheba en Dedan.
En de zonen van Dedan werden Assurim
en Letusim en Leümmim. |
||
En de zonen van Midian
waren Efa en Efer en
Hanoch en Abida en Eldaä. Deze allen waren de zonen van Ketura.
|
GW 10453 ≈≈ Jh 2:14 >> En in de tempel trof hij de verkopers van runderen en schapen en duiven aan en de geldhandelaars die daar op hun plaats zaten.
Zie >> Ketura en haar zonen.
-.-.-.-