Juda en Tamar
Toen werd er aan Tamar meegedeeld: Zie, je schoonvader trekt op naar Timna om zijn schapen te scheren.
|
||
Daarop ontdeed zij zich van haar weduwkleed, bedekte zich met een sluier en omwond zich en ging aan de ingang van Enaïm zitten, dat aan de weg naar Timna ligt. Want zij zag dat Selah opgegroeid was en toch was zij hem niet tot vrouw gegeven. |
GW 10447 ≈≈ Op 9:8 >> En zij [de demonische sprinkhanen ] hadden haar als vrouwenhaar, en hun tanden waren als van leeuwen.
Toen Juda haar in het oog kreeg, hield hij haar voor een hoer, omdat zij haar aangezicht bedekt had. |
||
Hij wendde zich dan tot haar aan de kant van de weg en zei: Laat mij toch betrekkingen met je hebben. Want hij wist niet dat zij zijn schoondochter was. Zij zei echter: Wat zul je mij geven om betrekkingen met mij te hebben?
|
||
Hierop zei hij: Ik zal je een geitenbokje uit de kudde sturen. Maar zij zei: Als je mij dan maar een onderpand geeft totdat je het gestuurd hebt. |
||
Toen zei hij: Wat is het onderpand dat ik je geven zal? Waarop zij zei: Je zegelring, je snoer en je staf, die jij in je hand hebt. Toen gaf hij ze haar en had betrekkingen met haar, zodat zij zwanger werd van hem. |
GW 13246 ≈≈ Lk 10:19 >> Zie, Ik heb jullie de macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden, en over alle kracht van de vijand, en niets zal jullie in enig opzicht schaden.
En ook Lk 11:29 >> Toen nu de menigten steeds meer samenstroomden, begon hij te
zeggen: Dit geslacht is een goddeloos geslacht; het verlangt een teken, en het
zal geen teken worden gegeven behalve het teken van Jona.
Toen zei hij: Wat is het onderpand dat ik je geven zal? Waarop zij zei: Je zegelring, je snoer en je staf, die jij in je hand hebt. Toen gaf hij ze haar en had betrekkingen met haar, zodat zij zwanger werd van hem.
|
||
Daarna stond zij op en ging heen, legde haar sluier af en trok haar weduwkleed weer aan. |
GW 8490 ≈≈ Jh 4:36 >> De oogster ontvangt loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven,+ zodat de zaaier+ en de oogster zich samen kunnen verheugen.
En ook Hb 6:16 >> Want mensen zweren bij wie hoger is, en is voor hen einde van alle tegenspraak; de eed [dient] tot bekrachtiging.