Deuteronomium 25 en 32
Er dient gedacht te worden aan wat Amalek je bij jullie uittocht uit Egypte onderweg heeft aangedaan, |
||
hoe hij jullie onderweg tegemoet ging en vervolgens in jullie achterhoede allen die zich moeizaam achter je aan voortsleepten, sloeg, terwijl gij uitgeput en afgemat waart; en hij vreesde God niet. |
||
En
het moet geschieden dat wanneer YHWH, jullie God, jullie rust heeft gegeven
van al je vijanden rondom in het land dat YHWH, jullie God, je tot erfdeel
geeft om het in bezit te nemen, gij de vermelding
van Amalek van onder de hemel dient uit te wissen.
Jullie mogen het niet vergeten. Heel bijzonder dat GW 6277 ook gevonden wordt in 1.) Dn 7:19 >> Toen was het
dat ik mij wenste te vergewissen omtrent het Vierde
beest [de Romeinse wereldmacht van de
Eindtijd in de vorm van de Kleine
Hoorn], dat verschillend bleek te
zijn van alle andere, buitengewoon vreeswekkend, waarvan de tanden van ijzer
waren en de klauwen van koper, dat verslond [en] verbrijzelde, en dat zelfs
wat er overbleef, met zijn poten vertrad. 2.) Hb 7:17 >> Want er wordt getuigd: Jij [de Heer uit de stam Juda; bent] priester tot in de eeuw naar de orde van Melchizedek. De vermelding van ‘Amalek’, maar dan in de vorm van Haman, de Agagiet – in
tegenbeeld het Beest van Openbaring 13, alias de Kleine Hoorn – moet in de
Eindtijd alsnog uitgewist worden van onder de hemel. |
GW 12147 ≈≈ Mt 17:14 >> En toen zij bij de schare kwamen, trad er een mens op hem toe, die voor hem neerknielde en zei:
15 Heer, wees mijn zoon barmhartig, want hij lijdt aan vallende ziekte en is er slecht aan toe; hij valt namelijk dikwijls in het vuur en dikwijls in het water;
16 en ik heb hem bij uw discipelen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.
17 Jezus gaf ten antwoord: O ongelovig en verdraaid geslacht, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen? Brengt hem hier bij mij.
18. Toen bestrafte Jezus de demon, en deze ging van hem uit; en de jongen was van dat uur af genezen.
En 1Ko 14:9 >>
Zo ook jullie als jullie door de tong
geen verstaanbaar woord verschaffen. Hoe zal men het gesprokene begrijpen?
Jullie zullen immers zijn die tot lucht spreken.
Vanaf de Tweede helft in de 70ste Jaarweek zal de
taalbarrière, naar wij verwachten, worden weggenomen door terugdraaiing van de
Taalverwarring te Babel. Er zullen dan, eveneens volgens onze verwachting, nog
andere grootse dingen gebeuren; wellicht genezingen zoals hierboven aangegeven.
Zoals uit de studie De Zeventigste Jaarweek voor Israël blijkt verwachten wij dat die 70ste Jaarweek voor Israël een aanvang neemt op 3 April 2020 AD. Die datum komt overeen met 9 Nisan 6023 AM, dus op de datum van Palmzondag.
Deuteronomium 32
Leent
het oor, o hemelen, en laat mij spreken. En laat de aarde de woorden van
mijn mond horen. |
||
Mijn
onderricht zal druipen als de regen. Mijn rede zal druppelen als de dauw; als
zachte regens op het gras en als overvloedige regenbuien
op de plantengroei. |
GW 5896 ≈≈ Mr 10:4 >> Zij zeiden: Mozes heeft toegestaan een certificaat van wegzending te schrijven en zich te laten scheiden. [5. Maar Jezus zei tot hen: Met het oog op de hardheid van jullie hart heeft hij dat gebod voor jullie opgetekend].
Want
ik zal de naam van YHWH uitroepen. Schrijft
grootheid toe aan onze God! |
||
De
Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een
God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is. Rechtvaardig en oprecht Hij.
|
||
Zij
hebben van hun zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn zijn
kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf. Een krom en verdraaid geslacht! |
||
Blijven
jullie jegens YHWH zó handelen, volk zonder
begrip en onwijs? Is hij niet uw Vader, die u heeft
voortgebracht, Hij die u gemaakt heeft en u vervolgens stabiliteit gaf? |
GW 8299
≈≈ Nm 8:19 >> En ik zal de Levieten als gegevenen
[Nethinim] aan Aäron en zijn zonen geven, uit het midden
der zonen van Israël, om de dienst van de zonen van Israël in de Tent der
samenkomst uit te oefenen en verzoening te doen voor de zonen van Israël, opdat
er geen plaag onder de zonen van Israël komt, omdat de zonen van Israël tot de
heilige plaats naderen.
Deze aanwijzingen om de Levieten als Nethinim aan Aäron en diens priesterlijke zonen te geven komt erg overeen met Numeri 18.
Hb 2:12 >> Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik u lofzingen.
Plus Dt 32:7 >>
Denk
aan de dagen van weleer. Jullie moeten acht geven op de jaren van voorheen
van geslacht tot geslacht. Vraag het je vader, en hij kan het je vertellen;
jullie oudsten, en zij kunnen het je zeggen. |
GW 8299 + 2986 = 11285
≈≈ Mt 21:5 >> Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt tot u,
zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen dat een jong van een
jukdragende ezelin is.
En Lk
1:74 >> Om
ons [het volk Israël] te geven - na bevrijd te zijn uit [de] hand van onze
vijanden - hem onbevreesd dienstbaar te zijn.
De twee verzen laten krachtig profetisch uitkomen hoe Israël na de oprichting van het Messiasrijk bevrijding zal ervaren.
Denk
aan de dagen van weleer. Jullie moeten acht geven op de jaren van voorheen
van geslacht tot geslacht. Vraag het je vader, en hij kan het je vertellen;
jullie oudsten, en zij kunnen het je zeggen. |
||
Toen
de Allerhoogste de natiën een erfdeel gaf, toen hij de zonen van Adam van
elkaar scheidde, stelde hij ook de grenzen der volken vast, rekening houdend
met het aantal der zonen van Israël. |
||
Want
YHWH’s deel is zijn volk; Jakob het hem toegemeten erfdeel. |
||
Hij
dan vond hem in een woest land, en in een eenzame, huilende woestijn. Voorts
omringde hij hem, verzorgde hem, beveiligde hem als de pupil van zijn oog. |
GW 9184
≈≈ 1Jh 5:14 >> En dit is de
vrijmoedigheid die wij jegens hem hebben, dat indien
wij iets voor ons vragen overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort.
Zoals
een arend zijn nest opwekt, boven zijn jongen zweeft, zijn vleugels
uitspreidt, ze pakt en ze draagt op zijn vlerken, |
||
zo
heeft alleen YHWH hem geleid, er was geen vreemde god bij hem. |
||
Hij
liet hem rijden op de hoogten van de aarde, en hij at de opbrengsten van het
veld. Hij liet hem honing zuigen uit de rots, en olie uit hard gesteente; |
GW 8170
≈≈ Ex 39:1 >> Toen maakten
zij uit de blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol ambtskleding voor
de dienst in het heiligdom; ook maakten zij de geheiligde kleding die voor Aäron
bestemd was, zoals YHWH Mozes geboden had.
Hn 12:15
>> En zij zeiden tegen haar: Je bent buiten
zinnen! Maar zij hield vol dat het zo was. En zij zeiden: Het is zijn engel.
Plus vers 14 >>
Boter
van het rundvee en melk van het kleinvee, met het vet van rammen, en
mannetjesschapen, het ras van Basan, en bokken. Tezamen met het niervet van tarwe; en druivenbloed hebt
gij steeds gedronken als wijn. |
GW 8170 + 4568 = 12738 ≈≈ Mr 14:7 >> Want de armen hebben jullie
immers altijd bij je; en wanneer jullie maar willen, kunnen jullie hun weldoen;
maar mij hebben jullie niet altijd.
En Hn 16:9 >> En Paulus kreeg 's nachts een visioen te zien: Er stond een Macedonische man, die hem dringend vroeg: Kom over naar Macedonië en help ons!
Boter
van het rundvee en melk van het kleinvee, met het vet van rammen, en
mannetjesschapen, het ras van Basan, en bokken. Tezamen met het niervet van tarwe; en druivenbloed hebt
gij steeds gedronken als wijn. |
||
Maar
toen Yeschurun vet ging worden, sloeg hij
achteruit. Vet werd gij; dik en vetgemest zijt gij
geworden. Toen verliet hij God, die hem gemaakt had, en verachtte hij de Rots
van zijn redding. |
||
Zij
wekten zijn ijverzucht op met vreemde goden. Met gruwelen bleven zij hem krenken. |
||
Zij
gingen slachtoffers brengen aan demonen, niet aan God. Goden die zij niet
hadden gekend; nieuwelingen, die pas opgekomen waren, voor
wie jullie voorvaders niet gehuiverd hadden. |
GW 13623 ≈≈ Hn
13:25 >> Maar terwijl Johannes zijn loopbaan
volbracht, zei hij altijd: Wie denken jullie dat
ik ben? Ik ben hem niet. Maar ziet! Na mij komt iemand wiens sandalen ik niet
waardig ben van zijn voeten los te maken.
De
Rots die u verwekte, ging gij toen veronachtzamen,
en God die u gebaard had liet gij uit uw gedachten gaan. |
||
Toen
YHWH het zag, versmaadde hij hen; gekrenkt als hij was door zijn zonen
en zijn dochters. |
||
Daarom
zei hij: Laat mij mijn aangezicht voor hen
verbergen; laat mij zien wat later hun einde zal zijn. Want zij zijn een
verkeerd geslacht; zonen in wie geen trouw is. |
||
Zij
van hun zijde verwekten mij tot naijver met wat geen god is. Zij krenkten mij
met hun ijdele afgoden. En ik van mijn zijde zal hen tot naijver verwekken
met wat geen volk is. Met een natie zonder begrip zal ik hen krenken. |
||
Want
een vuur is ontstoken in mijn toorn, en het zal
branden tot in de diepten van Sjeool. En het zal het land en haar opbrengst
verteren; en de grondvesten der bergen in vlam zetten. De GW van de vv
21/22 tezamen bedraagt 5668,
welke is die van 1Kn 2042, waarin we Achabs oordeel
vernemen omdat hij koning Benhadad van Syrië, die
door YHWH in de strijd aan hem was overgeleverd, niet ter dood had gebracht
>> Hij zei nu tot hem: Dit heeft YHWH gezegd:
Omdat gij de man van het aan mij gewijde, uit uw hand hebt laten gaan, moet
uw ziel voor zijn ziel in de plaats komen, en uw volk voor zijn volk. |
GW 12293 ≈≈ Mt 5:29 >> Als dan uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in Gehenna geworpen wordt.
En 1Pt 1:5 >> (Jullie) die in Gods kracht behoed worden door geloof, tot een
redding gereedgemaakt om in [de] laatste tijdsperiode geopenbaard te worden.
Ik
zal rampspoeden over hen ophopen; al mijn pijlen zal ik op hen afschieten. |
||
Uitgeput
van honger zullen zij zijn en verteerd door brandende koorts en dodelijk
verderf. En de tanden van beesten zal ik op hen afzenden, met het gif van
reptielen in het stof.
|
||
Buitenshuis
zal een zwaard hen beroven, en binnenshuis verschrikking. Van zowel jongeling
als maagd, zuigeling samen met de grijsaard. |
||
Ik
zei: Ik zal hen wegblazen, de gedachtenis van hen onder de stervelingen doen
ophouden. |
GW 10204
≈≈ Mt 12:5 >> Of hebben jullie niet in de Wet gelezen dat op de
sabbatten de priesters in de tempel de sabbat schenden en onschuldig blijven?
En Lk 15:17 >> Toen hij nu tot zichzelf was gekomen zei hij: Hoeveel dagloners van mijn
vader hebben broden in overvloed, terwijl ik hier verga van honger.
Ik
zei: Ik zal hen wegblazen, de gedachtenis van hen onder de stervelingen doen
ophouden. |
||
Ware
het niet dat ik bevreesd was voor terging van de
zijde van de vijand; dat hun tegenstanders het verkeerd zouden opvatten. Dat
zij zouden zeggen: Onze hand is superieur gebleken, en niet YHWH heeft dit
alles tot stand gebracht. |
||
Want
zij zijn een natie ten aanzien waarvan raad vergaat, en er is bij hen geen
verstand. |
||
O dat
zij wijs waren! Dan zouden zij hierover nadenken. Zij zouden acht geven op
hun einde later. |
||
Hoe
zou één er duizend kunnen achtervolgen, en zouden twee er tienduizend op de
vlucht kunnen jagen? Niet tenzij hun Rots hen had verkocht en YHWH hen had
overgeleverd. |
GW 10003
≈≈ Mr 12:15 >> Zullen wij betalen, of zullen wij niet betalen? Daar hij hun
huichelarij doorzag, zei hij tot hen: Waarom stellen jullie mij op de
proef? Brengt mij een denarius, zodat ik [die] kan bekijken.
En Op 7:4 >> En ik hoorde het aantal van hen die gezegeld werden, 144000, gezegeld uit elke stam van de zonen van Israël.
In Op 7:4
valt het op dat Johannes niet vermeldt dat hij de 144000 ook echt zag
in het visioen. Hij vermeldt slechts: En ik hoorde het aantal. Kennelijk heeft dat te maken met het tafereel dat op het
zegelen volgt; want vanaf vers 9 zal hij hen opnieuw beschrijven als een Grote Schare. Maar dan ziet
hij hen ook werkelijk; gehuld in witte gewaden, gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam.
Zie Openbaring
7 verklaard vanaf de vv 13/14.
Want
hun rots is niet als onze Rots; zelfs onze vijanden komen tot deze
beslissing. |
||
Want
hun wijnstok stamt van de wijnstok van Sodom en van
de terrassen van Gomorra. Hun druiven zijn giftige
druiven, hun trossen zijn bitter. |
||
Hun
wijn is het venijn van grote slangen, en het wrede gif van cobra’s. |
||
Ligt
dat niet bij mij bewaard, met een zegel eraan bevestigd
in mijn schatkamer? |
Gw 8984
≈≈ Nh 2:8 >> Ivm
de herbouw van Jeruzalem – direct verband houdend met de Jaarwekenprofetie
- het verzoek van Nehemia: Ook een brief voor Asaf, de bewaker
van het park dat de koning toebehoort, dat hij mij bomen geeft, om de poorten
van de Burcht [ten
noordwesten van de herbouwde tempel] die bij het Huis behoort, met
balken te bouwen, en voor de muur van de stad en voor het huis waar ik mijn
intrek zal nemen. De koning dan gaf [ze] mij, naar de goede hand van mijn God
over mij.
Ligt
dat niet bij mij bewaard, met een zegel eraan bevestigd
in mijn schatkamer? |
||
Mij
is de wraak en de vergelding. Te bestemder tijd zal
hun voet wankelen, want de dag van hun ongeluk is nabij, en de gebeurtenissen
die hun wachten, haasten zich werkelijk. |
||
Want
YHWH zal zijn volk oordelen. En hij zal spijt gevoelen aangaande zijn
knechten, want hij zal zien dat de ondersteuning verdwenen is, en er slechts
een hulpeloze en waardeloze is. |
||
En
hij zal stellig zeggen: Waar zijn hun goden, de rots bij wie zij hun
toevlucht zochten, |
||
die
het vet van hun slachtoffers plachten te eten, de wijn van hun drankoffers
plachten te drinken? Laat hen opstaan en jullie helpen. Laat hen
een schuilplaats voor jullie worden. |
GW 11040
≈≈ Mt 23:12 >> Al wie zich verhoogt, zal vernederd worden, en al wie zich vernedert, zal verhoogd worden.
[Yeshua’s uitspraak ivm zijn aanmoediging: De
grootste onder jullie moet evenwel jullie
dienaar zijn.]
Ziet
nu dat ik — ik het ben, en er zijn geen goden
naast mij. Ik breng ter dood en ik maak levend. Ik heb zwaar gewond en
ik — ik wil genezen, en er is niemand die uit mijn hand rukt. |
||
Want
ik hef mijn hand naar de hemel, en ik zeg waarlijk: Zo waar ik tot onbepaalde
tijd leef. |
||
Indien
ik mijn bliksemend zwaard scherp, en mijn hand naar het gericht grijpt, wil
ik wraak oefenen aan mijn tegenstanders en vergelding brengen over hen die
mij intens haten. |
||
Ik
zal mijn pijlen dronken maken van bloed, terwijl mijn zwaard vlees zal eten
van het bloed der verslagenen en gevangenen; van de hoofden der aanvoerders
van de vijand. |
GW 12106
≈≈ Mt 22:2 >> Het koninkrijk der
hemelen is gelijk geworden aan een mens, een koning, die een bruiloftsfeest gaf
voor zijn zoon. Maar
in de parabel willen de [Joodse] genodigden niet komen.
Plus vers 43 >>
Weest
vrolijk, jullie Heidenen, met zijn [Gods] volk. Want hij zal het bloed van
zijn dienaren wreken, en hij zal wraak oefenen aan zijn tegenstanders en
verzoening doen voor de bodem van zijn volk. |
GW 12106 + 2545 = 14651
≈≈ Hb
4:7 >> [de bekende oproep
om Gods Rust in te gaan] bepaalt hij
wederom een zekere dag: Heden, in David, zeggend, na zulk een tijd, gelijk
tevoren gezegd is: Heden, als jullie zijn stem horen, verhardt jullie harten
niet.
Mozes
kwam dan en sprak ten aanhoren van het volk al de woorden van dit lied, hij
en Hosea, de zoon van Nun. |
||
Nadat
Mozes geëindigd had al deze woorden tot heel Israël te spreken, |
||
zei
hij verder tot hen: Neemt al de woorden die ik heden
als waarschuwing tot jullie spreek, ter harte, opdat jullie
je zonen moogt gebieden er zorg voor te dragen
al de woorden van deze wet te volbrengen.
|
||
Want
het is geen woord zonder waarde voor jullie, maar het
betekent jullie leven, en door dit woord kunnen jullie
je dagen verlengen op de bodem die jullie aan de overzijde van
de Jordaan in bezit gaan nemen. De GW (5146) van dit vers is ook
die van Ruth 1:16, waar we Ruth
tegenover Naomi haar loyaliteit horen verzekeren >> Dring er bij mij niet op aan je te
verlaten door terug te keren van achter jou. Waarheen jij gaat, zal ik gaan
en waar jij vernacht zal ik vernachten. Jouw
volk is mijn volk en jouw God mijn God. |
GW 16681
≈≈ Mr 14:54
>> Maar Petrus volgde hem op een
flinke afstand tot op de binnenplaats van de hogepriester; en hij zat zich samen met de huisbedienden te warmen bij een helder vuur.
Voorts
sprak YHWH nog op diezelfde dag tot Mozes en zei: |
||
Beklim
dit Abarimgebergte, de berg Nebo,
die in het land Moab ligt, die uitziet op Jericho, en zie het land Kanaän, dat ik de zonen van
Israël tot een bezitting geef. |
||
Sterf
dan op de berg die je beklimt, en word tot je volk vergaderd, juist zoals je
broer Aäron op de berg Hor is gestorven en tot zijn volk werd vergaderd; |
||
omdat
je plichtvergeten jegens
mij gehandeld hebt te midden van de zonen van Israël bij de wateren van Meriba bij Kades, in de wildernis van Zin;
omdat je mij niet geheiligd hebt te midden van de zonen van
Israël. |
||
Want
uit de verte zul je het land zien, maar je zult daar niet binnengaan, in het land
dat ik aan de zonen van Israël geef. |