Antichrist
& Israël – Hoofdstuk 4
Een werking van dwaling -
Door God gezonden
Werking van
dwaling zenden
1.)
aan Farao
2.)
aan Achab
"En
nu een verzoek, beste vrienden. Wat betreft de komst van onze
Heer Jezus Christus en onze hereniging met hem: Raak niet plotseling de kluts
kwijt en weest niet ongerust, niet op grond van een
of andere profetie of uitspraak, en ook niet op grond van een brief die van ons
afkomstig zou zijn en waarin beweerd wordt dat de dag van de Heer voor de deur
staat.
Hoe
dan ook, laat je door niemand iets wijs maken. Eerst komt er nog een grote
afvalligheid, eerst verschijnt nog de mens die de wetteloosheid in persoon zal
zijn, de verderver, de tegenstander die zich verheft
tegen alles wat God heet of vereerd wordt, en die zelfs in de tempel van God
zal gaan zitten om aan te tonen dat hij zelf een God is.
Je
weet toch wel dat ik je dit gezegd heb toen ik nog bij jullie was? En je weet
ook wat hem nu nog tegenhoudt: hij zal pas kunnen verschijnen als het zijn tijd
is. Nu al is de wetteloosheid in het geheim aan het werk, maar dat duurt alleen
tot de kracht die hem nu nog tegenhoudt uitgeschakeld wordt.
Dan
zal de wetteloze persoonlijk bekend worden, maar de
Heer Jezus zal hem doden met de adem van zijn mond, zijn aanwezigheid alleen al
is voldoende om hem te vernietigen. De komst [aanwezigheid] van die wetteloze mens is het werk van de Satan. Hij
zal vergezeld gaan van allerlei uitingen van kracht en tekenen en wonderen en
van allerlei doortraptheid om hen die verloren gaan te bedriegen. Die gaan
verloren omdat ze geen liefde voor de waarheid konden opbrengen, waardoor ze
gered hadden kunnen worden. Daarom laat God een grote
verwarring over ze komen, zodat ze vertrouwen op de leugen. Zo zullen ze
allemaal veroordeeld worden, al diegenen die, in plaats van op de waarheid te
vertrouwen, voor het onrecht gekozen hebben".
Met deze weergave van
2 Thessalonicenzen 2:1-12 volgens Het
Nieuwe Testament in de Taal van onze Tijd, zijn we terug in ons onderwerp: de
komst van de Antichrist. En het is moeilijk te ontkennen: er
komt nogal wat op de wereld af; op iedereen die op aarde leeft wanneer de
bestemde tijd voor de Antichrist aanbreekt. Reden volop dus om ons
hiermee serieus bezig te houden. En zoals al eerder aangegeven: we verdiepen
ons dan in één van de hoofdthema's van de Bijbel. En die omstandigheid kan
alleen maar gunstig uitwerken op het verbreden en verdiepen van ons inzicht hoe
God in de verwezenlijking van zijn voornemen zaken aanpakt.
In onze vers-voor-vers bespreking zijn wij bij vers 8
blijven steken. De letterlijke weergave daarvan luidt ongeveer als volgt:
En
dan zal de Wetteloze geopenbaard worden, die door de Heer Jezus weggedaan zal
worden door de geest van zijn mond en onschadelijk gemaakt door de manifestatie
van zijn paroesie.
Ook hier wordt
getoond dat de werkzaamheid van de Antichrist van korte duur zal zijn. Zodra
hij verschijnt, is ook zijn ondergang nabij. De Heer, Jezus Messias, zal zijn
ondergang bewerken. In Openbaring 19:20 vinden we daarover enkele details.
Jezus, de rijder op het witte paard (19:11), voert oorlog en de legers in de
hemel volgen hem (19:14). Uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te
voorschijn (19:15). Wat gebeurt er met de Antichrist? Het
Beest werd gegrepen en met hem de Valse Profeet...Levend werden zij beiden in
het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt.
Zie:
Openbaring
19:19-21
In
vers 8 van 2 Thessalonicenzen 2 staat het enigszins anders aangegeven, en wel
in de profetische bewoordingen van Jesaja 11:4, het
tweede gedeelte: En hij
[de Messias, het rijsje uit de tronk van Isaï]
moet de aarde slaan met de roede van zijn mond; en met de geest
van zijn lippen zal hij de Goddeloze ter dood brengen.
Dat Paulus die woorden
oppakt om de uitschakeling van de Antichrist te beschrijven is erg
belangwekkend omdat
a de
setting van Jesaja 11 qua tijd de overgang naar het
Millennium betreft, en
b
de bedoelde Goddeloze, gezien de context, dezelfde moet zijn, of in ieder geval
begrepen moet zijn, onder "de hoog opgeschotenen"
van Jesaja 10:33. Zie!
de Heer, JHWH der
legerscharen, kapt met een verschrikkelijke slag grote takken af; en de hoog opgeschotenen worden omgehouwen, en de hogen zelf worden
neergehaald.
In Jesaja
hoofdstuk 10 gaat het profetisch om de Assyriër
(zie Js 10:5), weer een ander profetisch beeld van de
Antichrist. We gaan hier nu niet dieper op in; we stellen wel vast dat het ook in
dit geval om een Koning gaat, precies zoals de profetische Koning van het
Noorden die op de beschrijving van vers 4 bleek te passen (van 2
Thessalonicenzen 2).
En dit alles zal
gebeuren bij Jezus' tegenwoordigheid (paroesie) welke door verschillende gebeurtenissen
gemarkeerd of gemanifesteerd zal worden. Ondermeer door het levend maken
van hen die van de Messias zijn in zijn paroesie (het 'Tabernakelpersoneel'; 1Ko
15:23).
Zie: Tot
leven komen - In de Eén Korinthe brief
Maar Jezus' paroesie
zal ook merkbaar worden in zijn optreden tegen de Antichrist.
Vers
9 toont ons dat er dan eigenlijk sprake zal zijn van twee paroesieën, t.w. die van de Antichrist en die van de ware
Messias. Beide dus duidelijk op het toneel aanwezig maar wel tegenover elkaar.
We beschouwen 2Th 2:9, 10
Van
wie [de Wetteloze] de paroesie is naar de werking
van de Satan in allerlei macht en leugentekenen en leugenwonderen en in elke
verleiding der ongerechtigheid voor hen die vergaan, als een vergelding, omdat
zij de liefde der waarheid niet aanvaardden tot hun redding.
Hier worden wij
geïnformeerd waaruit de werkzaamheid van de Antichrist zal bestaan. Tevens
komen wij te weten met welke bedoeling God zijn activiteiten toelaat. Overigens
is ook duidelijk dat de Antichrist het werktuig van de Satan zal zijn. Juist om
die reden ook geeft de Satan, alias de Draak, aan het Beest
zijn kracht, zijn troon en grote autoriteit
(Openbaring 13:2). Aldus verschaft dát Schriftdeel de
verklaring voor het feit waarom de antimessias in
staat zal zijn allerlei leugentekenen en leugenwonderen te verrichten.
We kijken daar uiteraard
niet erg van op. Hoe dat zo? Jezus, de ware Messias, verrichtte immers ook vele
tekenen en wonderen. Dus zijn nabootser moet vanzelfsprekend ook buitengewone
dingen doen. Gelet op de 'leugentekenen' die hij zal verrichten, worden wij
ertoe gebracht in dit geval eerder te denken aan een gelijkenis of overeenkomst
met het tweede Beest van Openbaring 13,
het fenomeen dat beschreven wordt in de verzen 11 t/m 15, het
Beest dat uit de aarde opstijgt,
dat twee horens heeft gelijk een Lam, maar o wee…, als hij begint
te spreken, dan spreekt hij als een draak.
Dat we evenwel met één en dezelfde Antichrist te maken hebben,
blijkt uit vers 12: het tweede Beest oefent al de macht
van het eerste Beest vóór diens aangezicht uit.
We constateren bij dat
antichristelijke duo dan ook dat het eerste Beest [uit de zee] BRUUTHEID, het
tweede Beest [uit de aarde] MISLEIDING tot uitdrukking brengt. Herinneren wij
het ons nog? Precies die twee opvallende kenmerken van de Duivel zelf: aan de
ene kant een brullende leeuw die intimideert, aan de andere kant de listige
slang die verleidt en bedriegt.
Dat het niettemin om
één en dezelfde figuur, de ene Antichrist van de eindtijd gaat, blijkt ook uit
het feit dat
a het tweede
Beest verder alleen nog in de Openbaring verschijnt onder de weinig vleiende
aanduiding van "de Valse Profeet", en
b wanneer
dat gebeurt, altijd in combinatie met het eerste Beest uit de
zee.
Zie: Op
16:13; 19:20 en 20:10.
Als Valse Profeet bootst
hij de profeet Elia na: zodat
het zelfs vuur uit de hemel doet neerdalen naar de aarde, vóór de ogen der
mensen.
Maar de
oorspronkelijke Elia bracht daardoor Israël terug tot
God.
Zie 1 Koningen 18:21,
36-39.
De Valse Profeet daarentegen is er slechts op uit te bedriegen en te
misleiden; zie de volgende twee verzen (14 en 15):
En het misleidt hen die op de aarde wonen wegens de tekenen die
hem gegeven werden om te verrichten voor het aangezicht van het Beest, zeggend
tot hen die op de aarde wonen dat zij een beeld maken voor het Beest dat de
zwaardslag heeft en leefde. En het werd hem gegeven geest aan
het beeld van het Beest te geven, opdat het beeld van het Beest zowel zou
spreken alsook zou bewerken dat allen die het beeld van het Beest niet zouden
aanbidden gedood werden
Die beschrijving is
geheel in overeenstemming met de strekking van 2 Thessalonicenzen 2:9 >> leugentekenen
en -wonderen. Alles is slechts schijn en bedrog.
Wij behoeven ons zeker niet te verbazen
dat Satans voornaamste werktuig in de Eindtijd prima in staat zal zijn leugenachtige tekenen en wonderen te verrichten.
In 1Tm 3 herinnert de apostel ons aan de
ervaringen die Mozes had met Jannes en Jambres, twee van Farao’s priesterlijke
tovenaars. Zij weerstonden Mozes en Aäron ondermeer door met hun magische
kunsten op bovennatuurlijke wijze eveneens hun staven in slangen te veranderen
(Ex 7:11-12).
Gaebelein schreef daarover het volgende:
The
question is, was the action of the magicians a real miracle or produced by
juggling? Snake charming was carried on in ancient
Niettemin zal het
resultaat zijn dat velen ‘op het verkeerde been’ zullen worden gezet en de
Antichrist zullen navolgen. Om het te verwoorden met de versie van Obbink en Brouwer van Openbaring 13:3-4:
En
de gehele aarde ging vol verbazing achter het beest aan; en zij aanbaden de
draak, omdat hij de macht aan het beest had gegeven. En zij aanbaden het beest,
en zeiden: Wie is aan het beest gelijk, en wie kan de strijd tegen hem
aanbinden?
Dat laat zien dat de
mensen zich beslist heel erg zullen laten imponeren door het optreden van de
Valse Profeet, alias de Mens der Wetteloosheid. Waar loopt dat echter voor die
personen op uit?
Vers 10 van 2
Thessalonicenzen 2 is daarin helder; zij zullen vergaan, ten onder gaan. En
waarom? God vergeldt het hun dat zij de liefde voor de waarheid niet
aanvaardden waardoor zij gered hadden kunnen worden. En dat brengt ons naar de
verzen 11 en 12.
Want daarin wordt die
gedachte verder uitgewerkt.
Om
die reden zendt God hun een werking van dwaling zodat zij geloof
hechten aan de leugen, opdat allen geoordeeld worden, zij die geen geloof
stelden in de waarheid, maar behagen schepten in de ongerechtigheid.
God is inderdaad
degene die duidelijk de regie in handen heeft. Hijzelf is er voor
verantwoordelijk dat de Antichrist mettertijd op het
toneel van de wereld zal verschijnen en de specifieke rol zal vervullen die hij
hem in zijn voornemen had toegedacht. Wat beoogt JHWH
God daarmee? De hele Schrift in aanmerking nemend, lijkt het volgende zijn
waarschijnlijke oogmerk:
GOD WIL DEFINITIEF DE ANTIGOD GEVOELENS DIE VERBORGEN LEVEN IN HET
HART VAN VEEL MENSEN AAN HET LICHT BRENGEN, zodat het
voor elke eerlijke toeschouwer volkomen duidelijk wordt dat zij Gods ongunstige
oordeel terecht verdienen, zoals eerder (in vers 8 van hoofdstuk 1) door de
apostel werd aangekondigd: wanneer hij wraak oefent over hen
die God niet kennen en die het Evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen.
Wellicht vraagt u zich
als lezer af waarop deze formulering berust.
Ons antwoord: Vooral
op het feit dat God tot die personen "een werking van dwaling zendt",
zoals de Griekse tekst letterlijk zegt. En het zal niet de eerste keer zijn in
Gods bemoeienissen met mensen -en in het bijzonder met hen die echt zijn
haters, zijn vijanden zijn- dat hij stappen doet waardoor zij 'kleur moeten
bekennen'. Dus eenvoudig gedwongen worden om te laten zien wat er werkelijk aan
tegenstand tegen de Schepper in hun hart leeft.
Wellicht aanvankelijk
verborgen voor mensen maar niet voor hem en hij heeft zijn eigen middelen die
hij kan aanwenden om harten bloot te leggen.
Twee voorbeelden
waaruit de waarheid blijkt van Psalm 9:16
Jahweh
wordt gekend aan het oordeel dat hij heeft voltrokken. Door de activiteit van
zijn eigen handen is de goddeloze verstrikt
God had door 10 verwoestende
plagen de Egyptische Farao ogenschijnlijk op de knieën gekregen zodat het volk
Israël uiteindelijk toestemming van hem kreeg om het land te verlaten en Jahweh
te dienen op de wijze waarop Mozes telkens bij de Farao had aangedrongen.
Maar was die
hoogmoedige tiran werkelijk innerlijk veranderd? Absoluut niet, en Jahweh zou
dat voor iedereen waarneembaar maken zodat hij Farao met recht naar zijn
ondergang zou kunnen leiden.
Hoe deed God dat? Door
"een werking van dwaling" op hem af te sturen. In Exodus 14:1-4 wordt
die aanpak in details aangegeven. Toen het volk uit Egypte optrok en de
Israëlieten reeds bezig waren de Noordelijke punt van
de Rode Zee te passeren, bij Etham, gebood God Mozes
de marsroute te wijzigen in zuidwestelijke richting en zich te legeren aan de
zee bij Pi-Hachiroth.
Farao moest 'op het
verkeerde been gezet worden' en tot de slotsom komen dat het volk helemaal geen
goddelijke leiding genoot en zomaar wat ronddwaalde. Uit het verslag in Exodus
14:5-9 kunnen we opmaken dat die opzet perfect werkte.
Koning Achab
Koning Achab van het Noordelijk Tienstammenrijk
Israël had getoond dat hij door en door goddeloos was. Zie ondermeer 1 Koningen
16:30-33; 21:25. Blijkbaar werd bij Jahweh zijn lot definitief bezegeld toen Achab toestond dat Naboth op
slinkse wijze werd vermoord zodat hij in bezit kon komen van diens wijngaard.
Zie 1 Koningen 21:1-19.
Enkele jaren later
ondernam hij samen met Josafat, de koning van Juda
met wie hij verzwagerd was, een veldtocht om Ramoth-Gilead
op de Syriërs te heroveren.
Voor God kwam toen de
tijd om Achab naar zijn verdiende terechtstelling te
leiden. Hoe zou hij dat doen? Door "een werking van dwaling" op touw
te zetten. Het interessante verslag hierover kunnen we nalezen in 1 Koningen
22:1-38. Centraal in dit verslag is de beschrijving van beraadslagingen die in
de hemel plaats vonden (de verzen 19-23).
Daarna was de cruciale
vraag: Aan wie zou Achab gehoor geven? Aan de 400
valse profeten die aan hun broodheer succes beloofden, of aan die ene profeet
van Jahweh die echt betrouwbaar was en die zelfs onthulde wat het resultaat was
van de hemelse bijeenkomst?
De haat in Achabs hart zowel tegenover Jahweh God als ten aanzien van
zijn profeet gaf de doorslag; iets wat God van tevoren wist, maar wat hij er
nu, merkbaar voor iedereen, ook liet uitkomen. In dit geval had de werking van
dwaling alles te maken met vers 22. De engel die in Gods ogen met de juiste
suggestie was gekomen, zou "een bedrieglijke geest worden in de mond van
al zijn profeten".
Dat doet de vraag
rijzen: Bedient God zichzelf zo nodig van bedriegerij?
Dat is uiteraard niet
het geval, want zoiets zou strijdig zijn met zijn heiligheid. De
waarschijnlijke verklaring van vers 22 is:
De 400 profeten waren
in dienst van het koninklijke Hof. Achab was hun
broodheer. Vanzelfsprekend hadden zij maar één verlangen: Hun werkgever gunstig
stemmen door hem succes en overwinning in het vooruitzicht te stellen. Dát was
in hun hart en dát wilden zij ook het liefst uitspreken. Geen probleem! Daar
kon de hemel voor zorgen. Gods engel hoefde er nu alleen maar op toe te zien
dat dit en niets anders ook werkelijk uit hun mond zou komen. Dus zei God tot
hem: "Ga heen en doe zo".
Uit deze historische
gebeurtenissen kunnen wij een idee krijgen wat er bij de "werking van
dwaling" betrokken zal zijn wanneer de Antichrist actief wordt op het
wereldtoneel. Zij die geen werkelijke liefde voor de Waarheid hebben, d.i. de
waarheid die in Gods Zoon Jezus ligt opgesloten, zullen de gelegenheid ontvangen
om voor iedereen zichtbaar te maken dat zij gehecht zijn aan de Leugen en
liever onrechtvaardig bedrog accepteren, ja, daarin zelfs een welgevallen
hebben.
Dit is derhalve voor ons geen reden tot ongerustheid. Het bedrog en
de misleiding zijn bedoeld "voor hen die vergaan". In die woorden
ligt een vorm van vertroosting opgesloten voor allen die uitsluitend voor de
waarheid willen leven.
Bovendien heeft Paulus
nog meer te zeggen tot de gemeente der Thessalonicenzen. In het gedeelte 3 t/m
12 had hij hun foutieve zienswijze betreffende Jezus' wederkomst en de Dag van
de Heer weggenomen. Maar hij wil hen verder helpen zodat zij hun evenwicht ten
volle zullen herwinnen. Zie de verzen 13 t/m 15.
Wat zal
hun stabiliteit verlenen en hen gerust stellen in verband met de dreiging dat
door het misleidend optreden van de Antichrist velen zullen vergaan als
Gods vergelding voor het feit dat zij de waarheid niet willen, ja, zelfs
de voorkeur zullen geven aan de leugen? De apostel vervolgt aldus (vv 13 tm
15):
Wij echter behoren God altijd
betreffende jullie te danken, broeders geliefd door [de] Heer, omdat God jullie verkoos van de
aanvang af [of:als
eerstelingsgave]
tot redding in heiliging van geest en geloof der waarheid. Met het oog daarop
riep hij jullie door ons Evangelie, tot verkrijging der heerlijkheid van onze
Heer Jezus Messias. Zo dan, broeders, staat vast en houdt vast aan de
overleveringen die onderwezen werden, hetzij door een woord, hetzij door een
brief van ons.
Vooral de eerste twee
verzen, 13 en 14, behoren qua inhoud tot de rijkste van het NT. Gaat u maar na.
Zij, en trouwens alle leden van de christelijke gemeente, bevinden zich in Gods
speciale liefde. Natuurlijk wil hij niet dat zij vergaan samen met hen
die zich in de komende grote Afval zullen laten meeslepen. En dat zal ook niet
gebeuren! God heeft hen namelijk uitverkoren, of uitgekozen voor redding.
Zij zijn Gods
uitverkorenen die hij tot een nieuwe Schepping maakte in zijn Zoon. Dit wordt
enerzijds bereikt doordat hij in hen de noodzakelijke heiliging bewerkt door de
mededeling van de heilige geest; anderzijds door hun geloof in de waarheid, hetgeen in dit vers eveneens wordt voorgesteld als iets wat
God in hen bewerkt.
Natuurlijk spreekt het
vanzelf dat zowel bij de heiliging als bij het geloof, de medewerking van de
persoon zelf wordt verondersteld.
En het historische
bewijs dat zij inderdaad het voorwerp zijn van Gods uitverkiezing, toont Paulus
vervolgens aan door de zinsnede: Hij
riep jullie ook door ons Evangelie, ter verkrijging van heerlijkheid van onze
Heer Jezus Messias.
Deze gang van zaken, gevormd
worden naar het beeld van zijn Zoon, als
resultaat van een effectieve roeping, zou Paulus later in zijn
Romeinenbrief, nog vollediger uitwerken:
Zie:
Romeinen
8:28-30
Verder kan het van
belang zijn te weten dat de zinsnede in vers 13, t.w.
Omdat God jullie
van de aanvang af verkoos tot redding
in heiliging van geest en geloof der waarheid
een tekstvariant is. Dat wil zeggen dat niet alle beschikbare manuscripten deze
lezing bevatten.
De lezing van
de aanvang af is inderdaad mogelijk.
De betekenis zou dan zijn dat de uitverkiezing van de leden der gemeente al
besloten lag in Gods eeuwige voornemen dat hij in de Messias opvatte.
Zie daarvoor Efeziërs 1:3-5 en 3:11.
Maar
om die waarheid over te brengen gebruikte de apostel gewoonlijk andere
uitdrukkingen, zoals: vóór de eeuwen; vóór de grondlegging der wereld; vóór eeuwige
tijden.
Zie 1Ko 2:7; Ef 1:4 en 2Tm 1:9.
De tekstvariant die
waarschijnlijker lijkt is volgens het Grieks απαρχην,
dat met als eerstelingsgave kan worden weergegeven (tegenover απ’ αρχης,
d.i. vanaf het begin).
Nemen we die
tekstvariant in aanmerking dan vertelt vers 13 ons het volgende:
Wij evenwel, broeders geliefd door de Heer, behoren God altijd
omtrent jullie te danken, omdat God jullie verkoos als eerstelingsgave tot
redding in heiliging van geest en geloof der waarheid.
Het verschil is
belangwekkend. Waarom?
Redding
staat in vers 13 tegenover hen die vergaan van vers 10.
Aangezien de leden van
de gemeente in dit opzicht eerstelingsgave zijn, kan namelijk worden verwacht dat er nog anderen zullen
zijn die eveneens behoed zullen worden voor ondergang. Of anders gezegd: Het
lijkt aannemelijk dat God, buiten de Gemeente, nog anderen heeft uitverkoren
tot het ontvangen van redding, wat openbaar zal worden doordat Hij óók in die
personen heiliging en geloof zal bewerken.
Met
name kunnen we dan denken aan het joodse Overblijfsel,
zinnebeeldig voorgesteld door de 144000 gezegelden
die in Openbaring 14 met het Lam op de berg Sion
worden gezien.
In de vv 4 en 5 lezen we dan omtrent
hen: Dezen werden vanuit de mensen
gekocht als eerstelingsgave
voor God en het Lam. En in hun mond werd geen leugen gevonden; onberispelijk
zijn zij
Zie
ook: Ezechiël 36:27-28; 39:27-29 en Zf 3:13.
In Mattheüs 24:21-25
voorzei de Mensenzoon in zijn eindtijdrede het volgende ten aanzien van die
Rest:
Want
dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin
van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal. En
als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter
wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden. Als
iemand dan tegen u zegt: Zie, hier is
de Christus of daar, geloof het niet; want er
zullen valse christussen en
valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij
– als het mogelijk zou
zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden. Zie,
Ik heb het u van tevoren gezegd!
(HSV)
Als het mogelijk zou
zijn. Maar in het geval van
die joodse Uitverkorenen zal het NIET mogelijk blijken te zijn. Gods gunst jegens hen staat daarvoor garant. Terwijl de Gemeente reeds voorafgaand aan de Verdrukking wordt opgenomen, zullen
zij behoed worden voor ondergang wanneer God een
werking van dwaling in de wereld
laat uitgaan door het optreden van de Antichrist.
-.-.-.-