De Twee Vrouwgemeentes – Deel 6
De Typologie van het boek Ruth
Kelly’s commentaar op
Lv 23:22
Ruth en de Antichrist
Laten we
ons verhaal beginnen bij Jezus’ parabel van de wijze en de dwaze maagden.
De vijf dwaze maagden kwamen door eigen schuld te laat bij de feestzaal waar de
bruiloftsactiviteiten plaats vonden. Toen te middernacht de roep weerklonk: Daar is de bruidegom! Gaat uit hem
tegemoet! bleken zij namelijk niet in het bezit te zijn van olie om
hun lampen te ontsteken.
Toen zij daarop heengingen om olie te kopen, kwam de Bruidegom en alleen de
maagden die verstandig hadden gehandeld, gingen met hem naar binnen, waarna de
deur werd gesloten. En die deur werd ook niet meer geopend toen de dwaze
maagden alsnog verschenen en smeekten: Heer, heer, doe
ons open!
Zijn
antwoord? Waarlijk, ik zeg jullie: Ik ken jullie
niet! (Mt 25:1-13).
Ik
ken jullie niet... (Mt 25:12)
In dat antwoord onthult Messias de Heer dat die maagden nooit in een intieme
verhouding met hem hadden verkeerd.
Hoe kwam
dat? De voor de hand liggende verklaring is uitraard
dat zij de Heer nooit als hun eigen Joodse Messias hadden erkend. Tot het Einde
toe bleven zij zich jegens hem verharden in verstokt
ongeloof. En nu, op het cruciale moment waarop het 'Heden' afloopt - het tijdperk van aanvaarding; de dag van redding - erkent hij hén niet (Hb 3:14 tm
4:8; Js 49:8).
Uiteindelijk breekt het hun op dat zij Yeshua (voor hen) verwierpen, maar ook
dat zij ten langen leste zelfs de voorkeur gaven aan een Mashiach
van eigen keuze, de Antimessias En dat terwijl zij
aan de hand van hun eigen heilige Geschriften hadden kunnen weten dat die Pseudomessias hen in de steek zou laten, ja, hen zou
bedriegen in de 70ste Jaarweek.
De
profeet Daniël had immers juist die ontwikkeling in zijn Jaarwekenprofetie
aangekondigd:
En naar velen zal hij een verbond
kracht bijzetten één week. En op de helft van
de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden. En op vleugel van gruwelen een
verwoester.
(Dn 9:27)
In zijn Eindtijdrede verwees Messias Jezus zelf naar die door Gabriël tot de profeet gesproken woorden. Hij bleek te
weten hoe ze geïnterpreteerd moesten worden: De Antimessias
zal aan het begin van de Jaarweek onmiddellijk stappen doen om te verhinderen
dat in de zeven jaar die gaan volgen, Israël tot volkomen herstel terugkeert in
haar verhouding tot haar Elohim YHWH. Hoe?
Ondermeer door zich op te werpen als de Messias die de Joden al zo lang
verwachtten, en kennelijk zal hij zich geliefd bij hen trachten te maken door
mee te werken aan hun lang gekoesterde wens: Het wederoprichten
van een tempelgebouw [de Derde] op de Tempelberg te Jeruzalem.
Daartoe verbindt hij zich met hen door het sluiten van een verbond. Of beter:
Door een [voor God] verouderd Verbond tot nieuw leven te wekken, en dat
allemaal met de bedoeling de offercultus volgens de Wet eindelijk weer te
hervatten.
Vergelijk
echter Een
Nieuw Verbond.
Uiteraard grote euforie bij de Joden, maar niet bij YHWH Elohim, wiens
gedachten over die ontwikkeling bij voorbaat werden opgetekend door Jesaja, in Js 66:1-5.
Maar, zoals door Daniël werd voorzegd, zal hij op de
helft van de week slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.
Hij verbreekt
namelijk het verbond (Js 33:8) en neemt in eigen persoon plaats in het
herbouwde tempelheiligdom. Met welke bedoeling? De apostel Paulus heeft ons bij
voorbaat het antwoord gegeven toen hij uitweidde over een mysterie dat nog
ontsloten moet worden:
Dat niemand jullie op enigerlei wijze
misleidt, want eerst [voordat de Dag van de Heer aanbreekt] moet
de afval komen en de Mens der Wetteloosheid worden geopenbaard, de Zoon der
vernietiging, de Tegenstander, en die zich verheft boven al wat god of voorwerp
van verering heet, zodat hij in de tempel van de God gaat zitten, zichzelf tonend dat hij god is.
(2Th
2:3-4)
En juist dat noemde ook Jezus toen hij uitweidde over vers 27 van Daniël,
hoofdstuk 9:
Wanneer jullie daarom de verwoestende
gruwel waarover door de profeet Daniël is
gesproken… in [de] heilige Plaats zien
staan, laten dan zij die in Judéa zijn naar de bergen
vluchten…want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals niet geschiedde
sedert [het] begin der wereld tot nu
toe, noch geenszins zal geschieden.
(Mt 24:15-21)
Daarmee bevestigde Jezus de profetieën van respectievelijk
(1) Jeremia, omtrent de tijd der
benauwdheid voor Jakob (Jr 30:4-7); en
(2) Daniël, die volgens Dn
12:1 voorzei dat er zich een tijd
van benauwdheid zal voordoen zoals niet is teweeggebracht sedert er een natie
is ontstaan, tot op die tijd.
In die tijd - de
Tweede helft van de Jaarweek - werpt de Antimessias
zich dus zelf op als god, de ultieme gruwel (Ezechiël,
hoofdstuk 8), maar geen god die zijn joodse aanhang verlossing kan brengen.
Als de voorzegde Pseudomessias vervult hij namelijk
het beeld van Peloni Almoni
uit het boek Ruth, die tegenover de Oudsten in de
poort van Beth Lechem moest
erkennen: Ik kan niet lossen (Rt 4:1-6).
Ik kan niet lossen... (Rt 4:6)
Naar het schijnt heeft het boek Ruth om deze en
andere belangrijke redenen een plaats in de Bijbel gekregen. Twee van de drie
hoofdfiguren in het verhaal zijn namelijk vrouwen: Naomi en Ruth.
Bovendien steunen beide vrouwen wat hun vooruitzichten in het leven betreft, op
de derde hoofdfiguur, Boaz die voor hen een Losser of
Vrijkoper wordt.
Het ligt
daarom voor de hand om Boaz in zijn tegenbeeldige
betekenis te vereenzelvigen met Messias Yeshua, de Loskoper van de twee
Vrouwgemeentes waarover het in de [volledige] Bijbel voornamelijk gaat. Te
zijner tijd zullen ze tezamen het volledige zaad van Abraham vormen,
teneinde tot zegen voor de natiën [Gojim, de Heidenvolken] te worden (Genesis
22).
In het verhaal is ook nog sprake van een Pseudolosser
die in het Hebreeuws met Peloni Almoni
wordt aangeduid. Deze figuur komt niet om te redden, maar uitsluitend
voor eigen voordeel. Om het met de kwalificaties van de Messias zelf aan te
geven: Om te plunderen, te slachten en te
vernietigen (Jh 10:9-11).
Aangezien
hij blijkbaar een afbeelding is van de Antichrist, moeten wij de vervulling van
de typen vooral in de Eindtijd zoeken.
Naomi –
een beeld van Vrouwe Sion - komt in de setting van
het Ruthverhaal dan overeen met de Vrouwgemeente van
YHWH Elohim, aards Israël in haar weduwestaat. Precies zoals zij zichzelf ook
ziet: Mara. Waarom?
Omdat zij
het gevoel heeft dat de Almachtige het haar zeer bitter heeft gemaakt. Vol ben ik heengegaan, maar leeg deed YHWH mij terugkeren (Rt 1:20-21).
Naomi is niet
alleen weduwe maar ook zonder kinderen. Haar beide zonen zijn kinderloos
gestorven (Rt 1:4-5).
Zij is
als vrouwe Sion, weduwe en beroofd van kinderen,
schijnbaar zonder hoop (Rt 1:11; Js 49:14, 21).
Door die
kreet - Vol ben ik heengegaan, maar leeg deed YHWH mij terugkeren - wordt intussen aan
ons, lezers, wel een belangrijk profetisch feit onthuld: Terugkeer uit de
Diaspora door Aliyah - rabbijnse term om
immigratie naar het land Israël aan te duiden – biedt weduwe Sion op zich nog geen enkel perspectief.
Uit Ez 37:11 wordt profetisch duidelijk dat er voor waar herstel heel wat meer vereist is: Met betrekking tot het dal vol van dorre beenderen informeerde YHWH Elohim zelf zijn profeet omtrent het volgende:
Mensenzoon, deze
beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en
onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden en aan onszelf overgelaten!
Zonder de tussenkomst van
de (christelijke) Ruthgemeente zou ze inderdaad
blijvend geen perspectief hebben (!)
In haar, Ruth, zien we de andere Vrouwgemeente van de Bijbel, de
Bruid van de Messias, zijn Gemeentelichaam. Die Gemeente is als de Heidin Ruth, qua samenstelling
overwegend van Heidense achtergrond.
Aanvankelijk kwam Ruth binnen Israëls burgerschap
door haar huwelijk met Machlon (Rt 4:10; Ef 2:11-22).
Haar
huwelijkseed had haar adoptie tot gevolg in de gelederen van het aan Abraham
beloofde zaad. Zo kwam de Ruthgemeente in het
tegenbeeld op de olijfboom "Israël", waarop de Naomigemeente
zich van nature bevond.
Vergelijk Ex
4:22 en Rm 8:14-16; 9:4-5;
11:17-18.
Terwijl de Ruthgemeente door de aanvankelijke adoptie
deel krijgt aan wat werkelijk "Israël" is (Rm 9:6), en in die situatie de eerstelingen der geest bezit als onderpand
van de erfenis die komt, wacht zij niettemin vurig op de volledige adoptie: de verlossing [door losprijs] van het lichaam (Rm 8:23; 2Ko
1:22; 5:5).
Wanneer
die gebeurtenis door de verandering tot hemels leven plaats vindt, kan ook het
huwelijk met Messias Jezus, de tegenbeeldige Boaz, in
de hemel voltrokken worden (1Ko
15:51-52).
Die verandering tot de geestelijke natuur komt kennelijk bij de 70ste
Jaarweek.
Na
verloop van tijd moet dan ook de tijd voor die bijzondere gebeurtenis aanbreken
welke in Op
19:7 de Bruiloft van het Lam wordt genoemd.
Blijkbaar
treffen we de strekking van die reeks van gebeurtenissen in voorafbeelding aan
in de tijdsperiode dat Ruth in de nabijheid van Boaz komt te verkeren, culminerend in de kern van het Ruthverhaal: De scène op de dorsvloer (Rt 3:5-13).
Nadat Ruth (zinnebeeldig) van Pesach tot Pinksteren (1:22
en 2:23)
onder Boaz’ leiding op het veld in de oogst heeft
gearbeid, wil zij dan hemzelf. Hij is immers losser!
Spreid toch je vleugel uit over je dienares. Je bent immers
Losser.
Het is
duidelijk dat Naomi al haar hoop heeft gesteld op de nieuwe situatie die
daardoor zal ontstaan. Dat blijkt wanneer zij bij de terugkeer van haar
schoondochter de vraag stelt: Wie [ben] je, mijn dochter?
Daarmee zinspelend
op de verandering van status die zij in stilte voor Ruth
verwacht (Rt 3:16).
Duidelijk
is ook dat in de scène op de dorsvloer de kern van het verhaal wordt verteld.
Trouwens,
het verhaal verdicht zich stap voor stap, richting van dat kerngebeuren:
In de inleiding wordt de tijd zeer algemeen aangeduid (1:1)
Het geschiedde in de dagen dat de rechters
richtten.
Na de dood der mannen focust het verhaal zich
op de terugreis naar Bethlehem [Huis van brood].
Naomi had
namelijk vernomen dat YHWH had omgezien naar zijn volk door hun brood te geven (1:6).
Indrukwekkend op die terugreis is het moment
dat Ruth zonder enig voorbehoud haar trouw belijdt
jegens Naomi, het volk Israël en YHWH, de God van dat
volk (1:16):
Dring er bij mij niet op aan je te
verlaten door terug te keren van achter jou. Waarheen jij gaat, zal ik gaan en
waar jij vernacht zal ik vernachten. Jouw volk is mijn volk en jouw God mijn God.
In Beth Lechem aangekomen, vernauwt het verhaal zich tot het
oogstseizoen waarin Ruth haar eerste ervaring heeft
met Boaz die ertoe wordt gebracht ten aanzien van
haar de volgende zegenwens uit te spreken
(2:12):
Moge YHWH je handelwijze vergelden en mag
je een volmaakt loon ontvangen van YHWH, de God van
Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.
Uiteindelijk verdicht het verhaal zich tot één
nacht, ja, tot één enkele gebeurtenis tijdens die nacht, namelijk het cruciale
moment dat Ruth Boaz de gelegenheid
biedt zijn zegenwens tot werkelijkheid te maken. Zij geeft hem ondubbelzinnig
te verstaan dat zij het loon van YHWH door zijn tussenkomst wil ontvangen
(3:9):
Spreid toch je vleugel uit over je
dienares, je bent immers losser.
Daarna begint het element tijd zich weer te
verwijden in het verslag.
Na het
aanbreken van de dag worden wij verplaatst naar de gebeurtenissen in de poort.
In de tegenwoordigheid van tien van de Oudsten, en in aanwezigheid van het Volk
dat als getuige zal optreden, vernemen wij iets over de onderhandelingen die
gevoerd worden tussen Boaz en Peloni
Almoni, waarin het leviraatbeginsel
uitgangspunt is.
De
laatste is aanvankelijk bereid te lossen. Hij veronderstelt dat het slechts
gaat om het veld dat Elimelech had toebehoord, uit de
hand van Naomi te kopen.
Gezien de
ouderdom van Naomi hoefde hij - naar hij meende - geen rekening te houden met
de mogelijkheid van een zwagerhuwelijk teneinde de naam van de gestorven man
over diens erfdeel te doen verrijzen,
namelijk door het verwekken van een zoon in
zijn plaats.
Maar Boaz heeft iets geheel onverwacht voor Peloni Almoni in petto (4:1-5):
Op de dag dat je het veld koopt uit de
hand van Naomi, koop je Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, erbij om de naam van de gestorvene in stand te houden op zijn
erfdeel.
Waarom verklaart die Peloni
Almoni in Rt 4:6, nadat Boaz hem duidelijk heeft gemaakt dat de lossing van het
veld ook de lossing van Ruth als bruid
-plaatsvervangend voor Naomi - omvat, tot tweemaal toe: Ik kan niet
lossen?
Zijn eigen verklaring luidt: Ik zou mijn
eigen erfdeel te gronde richten.
Hij had geen probleem om zich te verrijken met
het erfdeel van Naomi. Aangezien er in de lijn van Elimelech
geen kinderen meer waren en Naomi te oud was geworden, zou het stuk land
blijvend bij hem terechtkomen. Zou hij echter Ruth
huwen, dan zou hij het veld kwijtraken zodra er sprake was van nageslacht. Hij
handelde dus uit puur eigen belang en stelde zich harteloos op ten aanzien van
zijn behoeftige verwanten.
In het tegenbeeld laat de Antichrist, de Pseudomessias,
zich ook slechts door goddeloze zelfzucht leiden. Ook hij stelt zich harteloos
op ten aanzien van de twee Vrouwgemeentes.
Dat hij
bij het begin van de 70ste Jaarweek een verbond aangaat met de velen (Dn
9:27), de ongelovige meerderheid van het Joodse volk, is dan ook uit
puur eigenbelang.
Om als hun langverwachte Messias geaccepteerd te worden, is hij bereid
medewerking te verlenen aan het wederoprichten van
een tempel, de derde stoffelijke tempel in het religieuze leven der Joden onder
de Wet van Mozes.
Hoe precies heeft Gabriël de profeet Daniël over die
toekomstige ontwikkeling geïnformeerd!
In Dn 9:27
gaf hij immers tevoren aan dat bij het begin van de laatste 'Week' voor Israël
de Joden zouden worden bijgevallen door die Pseudomashiach in hun verlangen de
cultus volgens het Mozaïsche Wetsverbond te doen
herleven: En naar velen zal hij een verbond kracht bijzetten één
zeven.
Maar juist die omstandigheid brengt voor de tegenbeeldige Peloni Almoni een beperking met
zich. Waarom?
Enerzijds
bezit hij op basis van de Wet de 'oudste rechten', anderzijds ontbeert de Wet
de kracht tot de ware verlossing, aangezien het onmogelijk is dat het bloed van jonge
stieren en bokken zonden wegneemt (Hb 10:1-4).
Als de tegenbeeldige Boaz is Jezus echter het ware
Heiligdom binnengegaan met de waarde van zijn eigen vergoten bloed, en daarmee
heeft hij een eeuwige bevrijding verworven (Hb 9:12).
De Antimashiach echter, heeft niets anders te bieden dan een machteloze Wet
waarop hij noodzakelijkerwijs moet terugvallen om de ongelovige Joden van de
Eindtijd ter wille te zijn (Hb 7:19; Rm 8:3).
Vandaar
dat hij zal moeten toegeven: Ik kan niet lossen!
Het tijdsbeeld verruimt zich verder: Ruth wordt zwanger en Obed wordt
geboren. Verrassend is in dat verband het getuigenis der vrouwen van de stad (4:13-17):
Gezegend zij YHWH die het jou [Naomi] niet aan een Losser liet ontbreken op deze dag. Zijn naam
worde geroepen in Israël! Hij zal je ziel doen terugkeren en je in je grijsheid
verzorgen, want je schoondochter, die je waarlijk liefheeft, heeft hem gebaard,
zij die beter dan zeven zonen is voor jou…De buurvrouwen riepen hem een naam
toe en zeiden: Aan Naomi is een zoon geboren.
Maar wat in het kader van onze redenering
speciaal belangrijk is, is de procedure der terugkoop.
Het zal
duidelijk zijn dat beide vrouwen door Boaz werden
gelost, waarbij Ruth de plaats innam van Naomi. Ten
aanzien van Ruth wordt enerzijds gezegd: Als jij het veld lost, koop je Ruth
erbij. Terwijl anderzijds met betrekking tot Naomi wordt
verklaard: Gezegend zij YHWH die het jou niet aan
een Losser deed ontbreken.
Ook wordt van Obed
gezegd dat hij de [leviraat] zoon is van Naomi.
Evenzo wordt in tegenbeeld de aardse Vrouwgemeente Israël in haar ouderdom geschraagd
of verzorgd. De Loskoper, Mashiach Yeshua, wordt als
de tegenbeeldige Boaz
een
hersteller van haar ziel.
Het huwelijk tussen hem en de Ruthgemeente draagt hier in hoge mate toe bij:
De vrucht
van dat huwelijk - de tegenbeeldige Obed [dienaar
of knecht] - zal als het ware gestalte krijgen in Sions
zonen. Vrouwe Sion zal dan ook te zijner tijd in haar
hart zeggen (Js 49:21):
Wie heeft mij dezen gebaard, daar ik een vrouw
ben beroofd van kinderen en onvruchtbaar, verbannen en gevangengenomen? Wat
dezen betreft, wie heeft grootgebracht? Zie! Ik was alleen achtergelaten. Dezen
– waar komen zij vandaan?
In Js 66:7-9 verschijnen antwoorden op die vragen, maar
het wonderbaarlijke van de gebeurtenis blijft overeind. Uiteindelijk wordt het
niet (meer) verwachte wonder aan YHWH Elohim toegeschreven. Hij is Degene die
zijn Vrouw weer in vrede tot zich neemt (Js 66:12).
De Typologie van het boek Ruth
In het
sterk typologische verhaal van Naomi en Ruth
verschijnt één van de hoofdthema’s in de Bijbel: Teneinde het zaad van Abraham
tot zegen voor de natiën te laten worden, worden er twee Vrouwgemeentes ten
tonele gevoerd. Weliswaar is elk van die twee Gemeentes een afzonderlijke
verzameling van personen, maar tegelijkertijd vormen zij in veel opzichten een
eenheid.
In het boek Ruth komt dit punt sterk tot uiting:
● Hoewel Ruth baart, zeggen de vrouwen: Aan Naomi is
een zoon geboren! Beide worden als de
Moeder van hetzelfde kind beschouwd.
● Tijdens de beraadslagingen in de poort, laat Boaz
de twee weduwen samenvallen. Door de overgang te maken van de weduwe Naomi naar
de weduwe Ruth, is Boaz in
de gelegenheid het lossen van het veld - in samenhang met het zwagerhuwelijk -
met Ruth te verbinden. Niet alleen vallen beide
vrouwen daardoor samen als de moeders van hetzelfde kind, maar ook als de
erfgenamen van hetzelfde stuk land.
In hoofdstuk 1 blijkt Beth Lechem voor enige tijd niet het Huis van Brood te zijn. Gevolg?
Elimelech [Mijn God is Koning] geraakt met zijn gezin in de Heidense omgeving der Diaspora.
Ongeveer 10 jaar – een volledig aardse periode – verkeren de Joden in die situatie.
In dit geval Moab.
De GW 49 van Moab brengt ons rechtstreeks naar Jesaja 49, waar we profetisch worden ingelicht over de terugkeer uit de Verstrooiing:
Vers 5 > De Messias, YHWHs Knecht, moet Jakob-Israël tot Hem terugbrengen.
Vers 6 > De stammen van Jakob worden weer opgericht en de Beveiligden van Israël teruggebracht.
Maar die Knecht is ook tot een Licht voor de Gojim.
Vv 8-11 > De vervulling is zichtbaar in de Grote Schare van Openbaring 7.
Vers 13 > Hemel en aarde verheugen zich over Israëls herstel. Want YHWH Elohim heeft zijn Volk getroost.
Sion-hemels, Jezus’ Gemeentelichaam, is opgenomen!
Vv 14-21 > Vrouwe Sion - Naomi [Beminnelijke; Mijn Verrukking] - wordt eveneens getroost.
Zij vraagt zich verwonderd af vanwaar toch al die zonen/kinderen zijn gekomen, aangezien zij beroofd was van kinderen [Chiljon/Machlon], onvruchtbaar en alleen achtergebleven: Zie! Ikzelf was alleen achtergelaten. Dezen — waar zijn zij geweest? (v 21).
Vv 22-26 > Redding van het Overblijfsel van de tirannieke Antimessias:
Kunnen degenen die
al genomen zijn, wel aan een Sterke man ontnomen
worden? Kan de gevangenenschaar van de Tiran wel ontkomen?
Dit echter spreekt YHWH:
Zelfs de
gevangenenschaar van de Sterke man zal
weggenomen worden, en zij die al door de Tiran
genomen zijn, zullen ontkomen… Ik zal hen die jullie slecht behandelen, hun
eigen vlees doen eten. Als van de zoete wijn zullen zij dronken worden van hun
eigen bloed. En alle vlees zal moeten weten dat ik, YHWH,
jullie Redder en jullie Losser ben, de Machtige van Jakob.
In die passage wordt onthuld dat YHWH Elohim uiteindelijk de ware Losser [Ga’al] is. Maar als de Grote Ontwerper van de loskoopregeling is zijn Zoon, Yeshua Mashiach, de tegenbeeldige Boaz, zijn uitvoerend instrument.
Beide hebben dezelfde zorg voor de ‘schapen’. Daarin betonen de Vader en zijn Zoon zich in het bijzonder één:
Mijn schapen
luisteren naar mijn stem en ik ken ze en zij volgen mij. En ik geef hun eeuwig
leven, en zij zullen geenszins ten onder gaan in eeuwigheid en niemand zal ze
uit mijn hand rukken. Mijn Vader die ze mij gaf is groter dan alle dingen, en niemand kan uit de hand van
de Vader rukken. Ik en de Vader zijn één (Jh 10:27-30).
Buiten Elimelech en Naomi verschijnen in hoofdstuk 1 ook nog 4 andere personages in beeld:
Hun beide zonen: Machlon [Ziekelijk; zwakkelijk] en Chiljon [Broosheid; teerheid; wegkwijnen]
Alsook twee Moabitische vrouwen: Ruth [Vriend] en Orpah [Voorlok].
Ruth en Orpah komen het Israël Gods binnen door huwelijk en raken daarmee geënt op de Olijfboom van Romeinen 11, vanaf vers 17, afbeeldend hoe Heidenschristenen gaan behoren tot Jezus’ Gemeentelichaam.
Ruth is werkelijk geroepen. Orpah niet. Zij is bijgevolg een afbeelding van Schijnchristenen die geen werkelijke hechtingen hebben aan de Edele Olijf, en daarom uiteindelijk worden ‘weggebroken’.
De scheiding tussen die twee vrouwen komt bij de gelegenheid dat Naomi – nog in het veld van Moab – had gehoord dat YHWH weer zijn aandacht op zijn volk had gericht, door hen brood te geven (Rt 1:6).
Dat moet een beslissend moment zijn geweest.
In de tegenbeeldige vervulling: De Opname. Alleen de Ruthgemeente blijft in een intieme relatie met Vrouwe Sion verkeren.
Kennelijk zijn we dan in de fase van Lv 23:22. Tussen Sjavuoth en de Najaarsfeesten is er nog sprake van een nalezing:
Wanneer gij de oogst van uw land
binnenhaalt, dan zult gij de rand van uw veld bij uw oogst niet geheel
afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, zult gij niet oplezen; dat
zult gij voor de arme en de vreemdeling laten liggen: Ik ben YHWH, uw God.
En die
vermelding – precies tussen de Joodse Voor- en Najaarsfeesten - verplaatst ons
kennelijk naar de activiteit van Ruth op het veld van
Boaz: Nalezen achter de maaiers van Boaz aan.
Het
verhaal vertelt ons dat Boaz een zeer vermogend man
was, uit de familie van Elimelech. Uiteraard is Mashiach Yeshua, Boaz in
tegenbeeld, het meest ‘naaste’ familielid van YHWH Elohim (Ks 1:15; Hb 1:3).
In die
fase komt Ruth in de rechtstreekse nabijheid van Boaz te verkeren, een omstandigheid die de Opname als een
feit bevestigt.
In die situatie
- kennelijk doelend op de Eerste helft van de 70ste Jaarweek voor
Israël - is er nog geen sprake van de Bruiloft van het Lam.
In het Bijbelboek
Openbaring wordt de opgenomen Gemeente vanaf hoofdstuk
4 voorgesteld onder het zinnebeeld van de 24 Oudsten. Pas na hun laatste
vermelding, in Op
19:4, wordt de Bruiloft van het Lam aangekondigd (vers 7).
Maar hoe
moet de activiteit van het nalezen door Ruth geduid
worden qua tegenbeeld?
Het lijkt
waarschijnlijk dat Jezus in de parabel van de
Tarwe en het Onkruid, in Mattheüs 13, al op die vraag anticipeerde. In de
studie De
Tarwe en het Onkruid, wordt onder het kopje De
Parabel ondermeer het volgende
geconstateerd:
De scheidslijn ligt bij het tijdstip
dat de oogst aanbreekt (vers 30), want vers 39 licht toe: De oogst is de
voleinding der eeuw. Tot op dat tijdstip is vooral de hemelse
Gemeente in beeld geweest. Al de eeuwen door was ze vanwege het overwoekerende
onkruid aan echte waarneming onttrokken.
Maar bij het aanbreken van die voleinding
vindt haar Opname plaats. Het is immers ook de tijd van de paroesie!
Vergelijk Mt
24:3, waar Yeshua’s Joodse leerlingen hem destijds de
vraag voorlegden: Wat zal het teken zijn van je paroesie en van de voleinding der
eeuw?
En ook 1Th
4:13-17, waar we met zekerheid te weten komen dat Yeshua’s
eigen Gemeentelichaam door hem naar de hemel zal worden geroepen bij
zijn paroesie.
Hoe verhoudt een en ander zich bijgevolg tot de in Mt 13 aangekondigde oogst?
Die oogst moet dan wel verwijzen
naar de aardse Gemeente van het Israël Gods, de Joodse Gemeente, aangezien de oogsttijd
bovendien samenvalt met de 70ste Jaarweek voor Israël. Dan
kan namelijk het onkruid echt, zonder enige twijfel, van de tarwe worden
gescheiden. Waarom?
Omdat de Joodse Gemeente dan weer helemaal bij God in beeld is en Hij hen de
keuze geeft tussen hun ware Messias, Yeshua, of de Pseudomessias,
de demonische Antichrist.
De gemetriawaarde
van de bewuste tekst, Lv 23:22, lijkt een en ander te bevestigen, t.w. 5960.
Die zelfde waarde heeft namelijk ook Daniël 7:20 en daarin wordt immers
profetisch aangegeven dat de Kleine Horen van het Vierde Beest – de laatste
verschijning van de Romeinse Wereldmacht en identiek aan het Antichristelijke
Beest in Openbaring
13 – zijn opkomst maakt in de Eerste helft van de 70ste Jaarweek.
De
rechtvaardigen die dan zo helder als de zon zullen schijnen in het koninkrijk
van hun Vader (vers 43), kunnen bijgevolg slechts
betrekking hebben op een gelovig Joods Overblijfsel dat tegen die tijd
op het religieuze toneel van de wereld verschenen zal zijn. Zij zijn
degenen die het koninkrijk op aarde, zichtbaar, gaan vertegenwoordigen.
Zij hebben nog tijdig, zelfs tot verrassing van Johannes in het visioen van de
Openbaring, hun gewaden gewassen en wit gemaakt
in het bloed van het Lam. Johannes’ reactie was
immers: “Waar zijn die zo plotseling vandaan gekomen?”
Vergelijk Op
7:13-14.
Op het einde van de parabel noemde Jezus de volgende zaken:
De
oogst is [de] voleinding der eeuw en de oogsters zijn
engelen…
De
Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid
bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen…
In
die tijd zullen de rechtvaardigen zo
helder schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren
heeft, hij luistere.
Het lijkt er op dat, terwijl de engelen [de Boaz’ oogsters] zich vooral op
het onkruid richten, de Ruthgemeente zich dan -
eveneens vanuit een hemelse positie –zal bezighouden met het ‘nalezen’ van het
Joodse Overblijfsel, de genoemde rechtvaardigen.
Na afloop van die nalezing door de hemelse Ruthgemeente, komt dan inderdaad de Bruiloft van het Lam
in beeld, zinnebeeldig beklonken in de nachtelijke scene
op de dorsvloer (hoofdstuk 3).
Voor een commentaar (Engels) op Lv
23:22, zie svp
Kelly’s commentaar
op Lv 23:22
De Losser
met de oudste rechten wordt in het verslag aangeduid als Peloni Almoni (Rt
4:1). De wv-versie heeft:
Intussen
was Boaz naar de stadspoort gegaan en had daar
plaatsgenomen. Toen hij de man zag voorbijkomen die familieverplichtingen
tegenover Ruth had en over wie hij had gesproken,
riep hij: ‘Zeg Dinges, kom eens hier en ga zitten!’ De man kwam en ging zitten.
Dinges [Peloni Almoni] werd door Boaz uitgenodigd om in aanwezigheid van de oudsten der stad
in de poort zijn voorstel te vernemen over de verkoop van het veld dat hun
broeder Elimelech had toebehoord.
Boaz heeft die
mededinger toen ongetwijfeld bij zijn persoonlijke naam genoemd, maar blijkbaar
werd Samuël, de waarschijnlijke schrijver van het
boek Ruth, er door de geest van inspiratie
toegebracht de man aan te duiden als Peloni Almoni.
Wellicht
omdat deze persoon blijk gaf van een verachtelijke opstelling tijdens de
onderhandelingen over het veld, waarbij het leviraatbeginsel
in het geding was.
In Daniël
8:13 wordt de uitdrukking samengetrokken tot Palmoni.
De
betekenis daarvan schijnt te zijn Zulk één. Thans zouden wij spreken van een
zeker iemand, of iets in die trant.
De
getalswaarde van Palmoni is 216, en die waarde geeft
te meer aanleiding om in het tegenbeeld aan de Antichrist, de Pseudo-losser, te
denken. Waarom?
Omdat 216
de derde macht is van het getal 6. Dus: 6 x 6 x 6, wat ons weer herinnert aan
het getal van het Beest, in Op 13:18
Laat hij die verstand heeft het getal van het Beest
berekenen, want het is een getal van een mens; en het getal van hem [is] 666.
Voor de gematria van het hele boek Ruth zie Ruth.
Kelly’s commentaar op Lv
23:22
On another word of the Spirit we must be brief. In verse 22 we read,
And when ye reap the harvest of your land, thou shalt not make clean riddance of the corners of thy field.
What is the meaning of this? Does it not seem rather singular that,
after the two Wave-loaves have disappeared from the scene, good corn should be
found still in "thy field?" The Wave-loaves, as all agree, mean the
Christian body. Some may go farther back than others, but none deny that it
refers to Christians at any rate. How comes it, when these ere gone, that we
hear of grain left in the corners of the field? Can the Wave-loaves typify all
saints? Does not such an instance as this confirm that true believers will be on the earth after
the church has gone on high and before the day of Jehovah? There
will be some little good corn. Of course they are not members of the one body
then complete. But God has other purposes, and purposes for both the Jew and
the Gentile; as here some corn was to be left for the poor and the stranger.
It is not meant by this that members of Christ will be left behind by the Lord
when He comes for His own, but that God's Spirit will work in another way, and
that believers
will be called after the church is gone. They will be found in the little
interval which follows, in the last or seventieth Week of Daniel.
Vanuit de profetie van Hosea weten we dat in die Laatste, de 70ste, Jaarweek, een deel van Israël alsnog YHWH, hun God, en David, hun Messiaanse koning, zullen zoeken: Daarna zullen de zonen van Israël terugkeren en YHWH hun God en David, hun koning, zoeken; en bevend zullen zij tot YHWH en tot zijn goedheid komen, in het laatst der dagen (Hs 3:4-5).
YHWH Elohim zal ten aanzien van
zijn Naamvolk kennelijk een ‘ontwaken’ veroorzaken. In Ezechiël
37 wordt die komende ontwikkeling voor ons bevestigd.
-.-.-.-