Schriftstudies.tk
Twee Johannes

Tweede Brief van Johannes

 

Opschrift (1-3)

In de waarheid wandelen; het liefdegebod (4-6)

Waarschuwing voor misleiders (7-11)

Slot (12-13)

  

Opschrift (1-3)

 

Ο πρεσβυτερος εκλεκτη κυρια και τοις τεκνοις αυτης, ους εγω αγαπω εν αληθεια, και ουκ εγω μονος αλλα και παντες οι εγνωκοτες την αληθειαν,

 

 1   De Oudste aan [de] uitverkoren Meesteres en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid hebben leren kennen,

 

Er is veel verschil in opvatting omtrent de Oudste en de uitverkoren Meesteres of Vrouwe. Wij geloven dat Johannes, de apostel, de schrijver is van de Brief. Naar wij menen vormen zijn evangelie en zijn drie brieven één literair geheel.

Tegen het einde van de Eerste eeuw, toen hij (ook) deze Brief klaarblijkelijk schreef, was hij de enig overgeblevene van de apostelen en derhalve tegenover de jongere generatie van christenen de Oudste, dat wil zeggen degene die met gezag over het leven van Jezus en zijn leer kon getuigen en schrijven.

 

De identiteit van κυρια vaststellen is moeilijker. Wij denken niet, zoals men in vroegere tijden over het algemeen geloofde, dat het om een wakkere huismoeder en haar gezin, of om een aanzienlijke christelijke vrouw en haar kinderen, een matrone, zou gaan.

Veel hedendaagse uitleggers zijn tot de overtuiging gekomen dat Johannes aan een bepaalde, lokale, christelijke gemeente schreef en dat hij in zijn slotwoorden de groeten overbracht van een andere, plaatselijke gemeente, een zustergemeente om zo te zeggen.

 

Hoewel die opvatting ons al een stuk waarschijnlijker voorkomt, geloven wij niettemin dat dit nog altijd te eng gedacht is. Waarom heeft hij dan niet, zoals Paulus deed, de namen van die plaatselijke gemeenten vermeld? Waarom de leden van die twee 'zustergemeenten' aanduiden met kinderen ?

Vergelijk het gebruik van kinderen in de allegorie van de Galatenbrief:

 

Hagar nu is de berg Sinaï in Arabië; zij beantwoordt aan het tegenwoordige Jeruzalem, want dat verkeert met haar kinderen in slavernij… maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij; dát is onze moeder… Gij echter, broeders, zijt kinderen der belofte, gelijk Isaäk… Daarom, broeders, zijn wij geen kinderen van een slavin, maar van de vrije.

 

Wij zijn dan ook van mening dat Johannes zich als de vertegenwoordiger van de universele christelijke gemeente -in haar latere stadium- richt tot Vrouwe Sion en haar kinderen: de oorspronkelijke, uitverkoren gemeente Israël van Jahweh, de Heilige Israëls.

Dan wordt bijvoorbeeld verklaarbaar wat hij in vers 4 schrijft: dat hij zich buitengewoon verheugde toen hij ontdekte dat enkele kinderen van Kuria in de waarheid wandelden.

 

Als we Kuria moeten zien als een plaatselijke christelijke gemeente, zou Johannes’ waarneming wel een heel pover beeld schetsen van die groep. Maar als we denken aan de joodse gemeente, aan Sion, dan kunnen we Johannes’ vreugde wel plaatsen. In zijn tijd was de verharding jegens hun Messias onder de Joden immers algemeen geworden en werd er door hen in toenemende mate vijandig gereageerd op hun joodse broeders die in de Messias waren gaan geloven. Wanneer dan toch nog sommigen onder hen Jezus als de Zoon van God en hun Messias in geloof aanvaardden, was dat beslist een reden tot vreugde.

 

Johannes liet zich door de vijandschap van de zijde van zijn ongelovige broeders niet verleiden om vijandig op hen te reageren. Hij had Sions kinderen nog altijd lief,  zoals ook Jezus tot het vijandige Jeruzalem van zijn dagen zei:

 

Hoe dikwijls heb ik je kinderen bijeen willen vergaderen, naar de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenvergadert onder de vleugels, en gij hebt niet gewild.

Mt 23:37

 

Zo had ook Johannes zijn broeders naar het vlees in waarheid lief (Rm 9:1-5).

Maar hij voegt er aan toe dat dit voor alle christenen geldt, en waarom? Omdat allen die de waarheid omtrent God en zijn voornemen met de mensheid hebben leren kennen, te weten zijn gekomen dat hij een specifiek doel met Israël -zijn van oudsher uitverkoren volk- op het oog heeft. Als het (natuurlijke) zaad van Abraham zijn zij er toe bestemd tot zegen te worden voor de Heidenvolken, en wel in de hoedanigheid van een koninklijke priesterschap dat het Messiaanse koninkrijk 1000 jaar lang op aarde zal vertegenwoordigen.

Zie Gn 22:18; Ex 19:6; Js 66:7-12; 1Pt 2:9; Op 5:10; 20:6.

 

Bovendien zijn de leden van de christelijke gemeente op de van oorsprong Israëlitische olijfboom geënt, geworteld in het verbond met Abraham en de belofte die daarmee samenhangt. Daardoor zijn zij -overwegend Heidenen, die eens veraf waren en geen deel hadden aan de beloften en aan het burgerschap van Israël- in Messias Jezus dichtbij gekomen, en zelfs medeburgers geworden van de heiligen (Rm 11:17; Ef 2:11-13, 19).

 

δια την αληθειαν την μενουσαν εν ημιν, και μεθ ημων εσται εις τον αιωνα.

 

2   wegens de waarheid die in ons blijft en met ons zal zijn tot in eeuwigheid.

 

Letterlijk: tot in de eeuw (Grieks: αιων; aeon).

Tot in het volgend aeon, het millenniale koninkrijk van de Messias, blijft Gods werkelijkheid in het Israël van God, de christelijke (hemelse) gemeente en de joodse (aardse) gemeente tezamen.

Aangezien de leden van die twee gemeenten tot een nieuwe schepping worden gemaakt, uit God verwekt, dus zijn kinderen, hebben zij Gods wezenskenmerken in zichzelf, zowel de liefde als de waarheid. In zijn Eerste brief heeft Johannes die nieuwe situatie van hen uitvoerig toegelicht.

Zie 2Ko 5:17; Gl 6:15-16; 1Jh 1:8; 2:5; 4:16

 

Zie ook het commentaar op 1Jh 5:1-5 > Een overwinnend geloof  

 

εσται μεθ ημων χαρις ελεος ειρηνη παρα θεου πατρος, και παρα Ιησου Χριστου του υιου του πατρος, εν αληθεια και αγαπη.

 

3   Genade, barmhartigheid, vrede zal met ons zijn van de kant van God [de] Vader en van de kant van Jezus Messias, de Zoon van de Vader, in waarheid en in liefde.

 

Omdat liefde en waarheid, wezenskenmerken van God, ook bij de leden van het Israël Gods -door het hernieuwende vermogen van Gods geest- in hun binnenste woont, zijn zij zo intens met de Vader en zijn Zoon verbonden dat Johannes kan spreken dat gunst, barmhartigheid en vrede onverbrekelijk hun deel zal zijn.

In die toestand kunnen zij -het door God uitverkoren 'Tabernakelpersoneel'- in het komend aeon ten volle tot een zegen worden voor de mensen der natiën.

 

In de waarheid wandelen; het liefdegebod (4-6)

 

Εχαρην λιαν οτι ευρηκα εκ των τεκνων σου περιπατουντας εν αληθεια, καθως εντολην ελαβομεν παρα του πατρος.

 

4   Ik verheugde mij zeer dat ik uit je kinderen [er] heb gevonden die wandelen in waarheid, gelijk wij een gebod ontvingen van de Vader.

 

Uit je kinderen is een idioom dat we vaker aantreffen in het NT. Bijvoorbeeld in Jh 16:17 > Uit zijn leerlingen; kennelijk met de betekenis van sommige, enige of enkele. Johannes had onder zijn broeders naar het vlees, de Joden, kennelijk enige aangetroffen die de Messias in waarheid hadden aanvaard; in de zin van 1Jh 3:23

 

En dit is zijn gebod, dat wij geloof oefenen in de naam van zijn Zoon Jezus Messias en elkaar liefhebben, zoals hij ons een gebod gaf.

Inderdaad; Jezus zelf had de Joden bekendgemaakt wat in het messiaanse tijdperk geldt op het gebied van geboden. Toen zij hem namelijk de vraag stelden: Wat moeten wij doen opdat wij de werken van God werken? gaf hij daarop ten antwoord: Dit is het werk van God dat gij gelooft in hem die hij zond (Jh 6:28-29).

 

και νυν ερωτω σε, κυρια, ουχ ως εντολην καινην γραφων σοι αλλα ην ειχομεν απ αρχης, ινα αγαπωμεν αλληλους.

και αυτη εστιν η αγαπη, ινα περιπατωμεν κατα τας εντολας αυτου· αυτη η εντολη εστιν, καθως ηκουσατε απ αρχης, ινα εν αυτη περιπατητε.

  

5-6   En nu vraag ik je, Vrouwe, niet alsof ik je een nieuw gebod schrijf, maar dat wij vanaf [het] begin bezaten, [namelijk] dat wij elkaar liefhebben. En dit is de liefde, dat wij wandelen overeenkomstig zijn geboden. Dit is het gebod zoals jullie vanaf [het] begin hoorden, dat jullie daarin zouden wandelen.

 

Johannes richt als de bejaarde en enig overgebleven apostel ven Jezus een dringend verzoek tot die Joden die hun waardige positie als kinderen (zonen) van Sion onderkennen, en wel dat er liefde mag heersen tussen de twee gemeenten die samen het Israël van God vormen. Beide gemeenten hebben immers hun eigen plaats in Gods voornemen om tot zegen van de Heidenvolken te worden.

In 1Jh 2:7-8 schreef Johannes reeds in deze trant:

 

Geliefden, geen nieuw gebod schrijf ik jullie maar een oud gebod, dat gij vanaf [het] begin placht te hebben. Het oude gebod is het woord dat jullie hoorden. Niettemin schrijf ik jullie een nieuw gebod -wat waar is in hem en in jullie- omdat de duisternis bezig is voorbij te gaan en het waarachtige licht reeds schijnt.

 

Het liefdegebod is zeer oud, even oud als het verhaal over Kaïn en Abel. Voor Israël werd het gebod beklemtoond in Lv 19:17-18, maar met de komst van de Messias kreeg het nieuwe dimensies.

Vergelijk Jh 13:34-35; 15:12-13, en 1Jh 3:9-12.

 

Hoe komt de wederzijdse liefde tot uitdrukking? Johannes antwoordt: dat wij wandelen overeenkomstig zijn geboden. Dat wil zeggen vanuit de liefde leven, want de geboden van God hebben alle als essentie de liefde (Rm 13:8-10).
Trouwens, het enige gebod dat Jezus zijn leerlingen ooit heeft gegeven, luidt:
dat gij elkaar liefhebt zoals ik jullie liefhad (Jh 13:34; 15:12, 17)

 

Waarschuwing voor misleiders (7-11)

 

οτι πολλοι πλανοι εξηλθον εις τον κοσμον, οι μη ομολογουντες Ιησουν Χριστον ερχομενον εν σαρκι· ουτος εστιν ο πλανος και ο αντιχριστος.

 

 7   Omdat veel bedriegers uitgingen tot de wereld, die niet belijden Jezus Messias komend in vlees. Deze is de bedrieger en de Antichrist.


In dit vers wordt niet over een toekomstige terugkeer in het vlees van Jezus gesproken. Dat zou ook niet kunnen want met betrekking tot zijn wederkomst maakte Jezus zelf duidelijk dat dit niet in het vlees, zichtbaar voor mensen, zou plaatsvinden. Hij werd immers als geest opgewekt om nooit meer een mens van vlees en bloed te worden:
De laatste Adam werd tot een levendmakende geest [bij zijn opstanding], in tegenstelling tot de oorspronkelijke Adam die bij zijn schepping door God tot een levende ziel werd (1Ko 15:45).

Omdat ook [de] Messias eens voor altijd betreffende zonden stierf, een rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat hij jullie tot God zou leiden; weliswaar ter dood gebracht in vlees maar levend gemaakt in geest (1Pt 3:18)

En zelf zei hij tot zijn leerlingen toen hij nog bij hen was: Nog maar een korte tijd en de wereld aanschouwt mij niet meer, maar jullie zullen mij aanschouwen, want ik leef en jullie zullen leven (Jh 14:19)
Met het oog daarop somde Jezus aan zijn leerlingen in de Olijfbergrede een scala van zichtbare gebeurtenissen op waaraan zijn paroesie (tegenwoordigheid) te herkennen zou zijn.
Als hij ook de tweede maal zichtbaar zou komen was dat niet nodig geweest (Mt 24 en 25).

En dan is er nog iets.
Dezelfde gedachte had Johannes al eerder overgebracht in zijn Eerste brief, hoofdstuk 4:

1
Geliefden, gelooft niet elke geest maar beproeft de geesten of ze uit God zijn, omdat vele valse profeten zijn uitgegaan tot de wereld.
2
Hierin leert gij de geest van God kennen: elke geest die Jezus Messias belijdt gekomen zijnde in vlees, is uit God;
3
en elke geest die Jezus niet belijdt, is niet uit God; en deze is die van de Antichrist.

De bedriegers van ons vers worden daar door Johannes aangeduid als valse profeten. Bovendien is er een verschil in de manier waarop het deelwoord van het werkwoord komen is gebruikt. Gekomen zijnde in 1Jh 4:2, maar in ons vers komend.
Maar diverse kenners van het Grieks zeggen dat Johannes in beide gevallen hetzelfde bedoelde: de menswording [incarnatie] van de Messias.
Robertson schreef in zijn NT Word Pictures ondermeer dit commentaar bij 2Jh 7

"Jesus Christ coming in the flesh."
Present middle participle of
ερχομαι,  treating the Incarnation as a continuing fact which the Docetic Gnostics flatly denied.
In 1Jo 4:2 we have perfect active participle in this same construction with
ομολογεω, because there the reference is to the definite historical fact of the Incarnation. There is no allusion here to the second coming of Christ.

  

In beide gevallen bedoelde Johannes dus hetzelfde: de menswording van de Messias zodat hij zijn volmaakt menselijke leven ten offer kon brengen als de tegenwaarde van de (eens) volmaakte Adam, opdat de mensheid losgekocht kon worden van de Adamitische zonde. Met komend in vlees heeft Johannes te kennen willen geven dat de resultaten van zijn komst in het vlees bij voortduring merkbaar zijn, doordat de nieuwe gelovigen zich eveneens voeden met het brood dat neerdaalt vanuit de hemel (Jh 6:50). In het volgende vers (51) zei Jezus daarover zelf: Indien iemand van dit brood eet, zal hij leven tot in het aeon; en het brood dat ik zal geven, is mijn vlees, ten behoeve van het leven der wereld.

 

Satans handlangers zijn er onvermoeid mee bezig om dit profiel van de ware Messias te verdraaien, opdat Jezus, de Zoon van God, toch maar vooral anders wordt voorgesteld dan hij werkelijk is. Het volgende vers laat uitkomen wat de desastreuze gevolgen kunnen zijn als men niet voor Satans bedrieglijke werktuigen op z’n hoede is.

 

βλεπετε εαυτους, ινα μη απολεσητε α ειργασαμεθα αλλα μισθον πληρη απολαβητε.

 

8   Let op jezelf, opdat gij niet de dingen te gronde richt die wij tot stand brachten, maar een vol loon moogt ontvangen.

 

Men zou verwachten: opdat zij [de bedriegers] niet de dingen te gronde richten die… In plaats daarvan vermaant Johannes zijn lezers; zij moeten zichzelf in het oog houden, en de bedrieglijke leringen niet aannemen, want daarmee zouden zij de grondslagen van het christendom kwijtraken en het werk der christelijke prediking vernietigen.

De bedoeling is veeleer dat zij een vol loon ontvangen, wat ook de (goddelijke) bedoeling van de prediking was/is: een volle mate van Gods genade die in Messias Jezus beschikbaar is gekomen.

 

πας ο προαγων και μη μενων εν τη διδαχη του Χριστου θεον ουκ εχει· ο μενων εν τη διδαχη, ουτος και τον πατερα και τον υιον εχει.

 

9   Ieder die daarbovenuit gaat  en niet blijft in de leer van de Messias, heeft God niet. Hij die in de leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon.

 

Zo’n persoon moet tot de bedriegers van vers 7 gerekend worden die de feiten omtrent de Zoon van God verdraaien.

Met de leer van de Messias bedoelt Johannes waarschijnlijk niet de leer omtrent Jezus, maar van Jezus, dus van hem afkomstig, het onderwijs dat hijzelf gaf, maar waarvan hij vermeldde dat hij het op zijn beurt van de Vader had:

 

Jezus dan antwoordde hun en zei: Mijn leer is niet van mij, maar van hem die mij heeft gezonden. Als iemand zijn wil doen wil, zal hij betreffende de leer weten of ze uit God is, of dat ik vanuit mijzelf spreek.

Jh 7:16-17

 

Zoals reeds in 1Jh 5:9-10 door Johannes werd meegedeeld, gaat het daarbij om het getuigenis van God dat hij getuigd heeft omtrent zijn Zoon, welk getuigenis degene die uit God verwekt is, in zichzelf heeft; het is zijn innerlijk bezit. Hij is te weten gekomen dat de oorsprong ervan bij God zelf ligt. Bijgevolg verkeert hij in gemeenschap met zowel de Vader als de Zoon: de betekenis van hebben. 1Jh 2:23.

 

ει τις ερχεται προς υμας και ταυτην την διδαχην ου φερει, μη λαμβανετε αυτον εις οικιαν και χαιρειν αυτω μη λεγετε· ο λεγων γαρ αυτω χαιρειν κοινωνει τοις εργοις αυτου τοις πονηροις

 

10-11  Indien iemand tot jullie komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis en zegt niet tot hem: Het ga je goed! Want wie tot hem zegt: Het ga je goed! krijgt deel aan zijn goddeloze werken.

 

Een opvallende aansporing in de mond van de apostel die met zoveel nadruk voor de broederliefde opkwam. Maar het gaat dan ook om antichristelijke elementen, goddeloze bedriegers, die ingaan tegen de geest van God en tegen het getuigenis dat hijzelf betreffende zijn Zoon en Messias heeft afgelegd.

 

Johannes veronderstelt als vanzelfsprekend dat de bedrieglijke leer van zo’n persoon ook zichtbaar is in diens gehele levenswijze. De term goddeloze werken duidt immers op moreel onwaardige gedragingen.

Als jood weet Johannes bovendien dat groeten in joodse zin, niet zomaar de gebruikelijke burgerlijke beleefdheid betreft, maar veeleer een godsdienstige zegenwens inhoudt, die op geestelijke verwantschap berust. 1Ko 15:33.

 

Admittedly great care should be exercised before applying such a radical withholding of hospitality from anyone.

For the elder it was applied only to antichristians who were committed to destroying the faith of the community.

The issue involved more than disagreements in interpretation or personal misunderstandings among members of the body of Christ. It was radical and clearly defined unbelief, and it involved active and aggressive promotion of perversions of truth and practice that struck at the heart of Christianity.

Glenn W. Barker, 2 John, blz 365-366

 

Slot (12-13)

 

Πολλα εχων υμιν γραφειν ουκ εβουληθην δια χαρτου και μελανος, αλλα ελπιζω γενεσθαι προς υμας και στομα προς στομα λαλησαι, ινα η χαρα ημων πεπληρωμενη η

 

12  Hoewel ik jullie veel te schrijven heb, had ik niet de bedoeling door papier en inkt, maar ik hoop naar jullie toe te komen en van mond tot mond te spreken, opdat onze vreugde volledig mag zijn.

 

Het hoge woord is er uit. Alleen binnen de ware leer omtrent de Messias, de Zoon van God, kan men in gemeenschap met God verkeren. Dwaling in dat opzicht is rampzalig. En met hen die zulk een dwaling bevorderen moet men elk contact verbreken. Men kan hen de zegen van God niet toewensen.

Wat hij zijn lezers wilde mededelen heeft Johannes bondig samengevat, maar in verband met de gevaren die hen bedreigen, zijn er nog meer dingen om met elkaar door te spreken. Hun wederzijdse vreugde en verhouding zal daardoor versterkt worden.

 

Ασπαζεται σε τα τεκνα της αδελφης σου της εκλεκτης.

 

13  De kinderen van je zuster, de uitverkorene, groeten je.

 

Johannes richt zijn slotwoorden tot de uitverkoren Meesteres (Vrouwe) van vers 1.

Zij ontvangt de groeten van de kinderen van haar zuster, die eveneens uitverkoren is. Naar onze opvatting brengt Johannes daarmee de warme gevoelens van de leden der christelijke gemeente over aan de joodse gemeente.

 

-.-.-.-