Openbaring van Yeshua Masjiach
Hoofdstuk 5
Enkele uitgangspunten om de Apocalyps te verklaren:
·
Een
profetisch boek toegevoegd aan de boeken van het OT
om de Joden van de eindtijd tot richtsnoer te zijn.
·
De
gebeurtenissen voltrekken zich voor een groot gedeelte in de 70e Jaarweek der Joden, wanneer YHWH Elohim de
draad der geschiedenis in verband met zijn uitverkoren volk weer oppakt.
·
De
christelijke Gemeente bevindt zich (waarschijnlijk) dan niet meer op aarde
omdat ze bij het begin van de 70e Week is
weggerukt in de 'Opname'.
Tekst
1 En ik zag op de rechterhand
van hem die op de troon is gezeten een boekrol, beschreven aan de buiten- en
binnenkant, welverzegeld met zeven zegels.
2 En ik zag een sterke
engel met een krachtige stem uitroepend: Wie is waardig de boekrol te openen en
zijn zegels los te maken?
3 En niemand in de hemel
noch op de aarde noch onder de aarde bleek in staat de boekrol te openen of er
in te kijken.
4 En ik weende zeer
omdat niemand waardig werd bevonden de boekrol te openen of er in te kijken.
5 En
één uit de Oudsten zegt tegen mij: Ween niet; zie de Leeuw die uit de stam Juda
[is], de wortel van David, overwon om de boekrol en zijn zeven zegels te
openen.
6 En in het midden van
de troon en van de vier Levende wezens en in het midden der Oudsten zag ik een
lam staande als zijnde geslacht, hebbend zeven horens en zeven ogen, welke zijn
de zeven geesten Gods die uitgezonden zijn tot geheel de aarde.
7 En hij kwam en heeft
genomen uit de rechterhand van hem die op de troon is gezeten.
8 En
toen hij de boekrol nam vielen de vier Levende wezens
en de vierentwintig Oudsten neer vóór het Lam, een ieder in het bezit van een
harp en gouden schalen vol zijnde van reukwerk, welke zijn de gebeden van de
heiligen.
9 En zij zingen een
Nieuw Lied, zeggend: Waardig gij om de boekrol in ontvangst
te nemen en zijn zegels te openen, want gij werd geslacht en kocht voor God in
uw bloed [mensen] uit elke stam en taal en volk en natie.
10 En gij
maakte hen voor onze God een koninkrijk en priesters, en zij zullen als
koningen regeren op de aarde!
11 En ik zag en ik hoorde
een geluid van vele engelen rondom de troon en de Levende wezens en de Oudsten,
en hun aantal was myriaden van myriaden en duizenden van duizenden,
12 zeggend met luide
stem: Het Lam dat geslacht is, is waardig de kracht en rijkdom en wijsheid en
sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging te ontvangen.
13 En al het geschapene
dat in de hemel en op de aarde en beneden de aarde en op de zee is, en alle
dingen in hen, hoorde ik zeggen: Aan Hem die op de troon is gezeten en aan het
Lam [zij] de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle
eeuwigheid.
14 En
de vier Levende wezens gingen zeggen: Amen; en de Oudsten vielen neer en
brachten hulde.
Exegese
1 και ειδον επι την
δεξιαν του καθημενου
επι του
θρονου βιβλιον γεγραμμενον
εσωθεν και οπισθεν
κατεσφραγισμενον
σφραγισιν
επτα
2 και ειδον αγγελον ισχυρον κηρυσσοντα
εν φωνη
μεγαλη τις αξιος
ανοιξαι το βιβλιον
και λυσαι
τας σφραγιδας
αυτου
3 και ουδεις εδυνατο εν τω ουρανω ουδε
επι της
γης ουδε
υποκατω της γης
ανοιξαι το βιβλιον
ουτε βλεπειν
αυτο
4 και εκλαιον
πολυ οτι
ουδεις αξιος ευρεθη
ανοιξαι το βιβλιον
ουτε βλεπειν
αυτο
En ik zag op de rechterhand van hem die op de
troon is gezeten een boekrol, beschreven aan de buiten- en binnenkant, welverzegeld
met zeven zegels. En ik zag een sterke engel met een krachtige stem uitroepend:
Wie is waardig de boekrol te openen en zijn zegels los te maken? En niemand in
de hemel noch op de aarde noch onder de aarde bleek in staat de boekrol te
openen of er in te kijken. En ik weende zeer omdat niemand waardig werd
bevonden de boekrol te openen of er in te kijken
Ook in hoofdstuk 5 blijven we in de onmiddellijke nabijheid van de
troon, maar nu staat een boekrol centraal, welverzegeld met 7 zegels, op de rechterhand van
God, alsof de boekrol wordt aangeboden.
Dat het om een rol gaat die zowel van binnen als van buiten is
beschreven, is zeer ongewoon, maar ook in Ez 2:9 is dat het geval en het geeft blijkbaar te
kennen dat het om een volledige en belangrijke boodschap gaat.
De zevenvoudige verzegeling duidt er kennelijk op dat zowel de
kennis als de vervulling van de dingen die moeten gebeuren, volledig aan de
menselijke invloed zijn onttrokken. God zelf heeft de inhoud van de boekrol
geschreven; om die reden kan niemand daarin ook maar enige verandering
aanbrengen.
Het is zoals Pilatus zei met betrekking
tot het opschrift boven Yeshua’s hoofd:
Wat ik heb
geschreven, heb ik geschreven.
En wat had hij geschreven? Yeshua de Nazarener,
de koning der Joden.
Wanneer het in hoofdstuk
6 zover is dat de zegels worden verbroken, worden niet alleen zeer
gewichtige gebeurtenissen onthuld, maar ook zullen we zien dat die
gebeurtenissen zich dan onmiddellijk op aarde gaan voltrekken.
Wanneer daarom aan de gehele met verstand begiftigde schepping
gevraagd wordt Wie van jullie is waardig om deze boekrol te openen, impliceert die vraag of er in
het universum ook een persoon is met zulk een achtergrond en zulke verdiensten
dat het verdere verloop van de geschiedenis op aarde van hem afhankelijk kan
worden gemaakt.
Dat niemand waardig wordt bevonden, stemt Johannes verdrietig,
niet vanwege teleurgestelde nieuwsgierigheid, maar uit bezorgdheid of de openbaring
van die belangrijke dingen die gebeuren moeten, nog wel in orde komt. Hij
verneemt echter al vlug dat het probleem reeds is
opgelost.
5 και εις εκ των πρεσβυτερων
λεγει μοι
μη κλαιε
ιδου ενικησεν
ο λεων ο εκ της φυλης ιουδα
η ριζα δαυιδ
ανοιξαι το βιβλιον
και τας
επτα σφραγιδας
αυτου
En één uit de Oudsten zegt
tegen mij: Ween niet; zie de Leeuw die uit de stam Juda [is], de
wortel van David, overwon om de boekrol en zijn zeven zegels te openen
De leeuw uit
de stam Juda
is een joodse titel; zo ook de wortel van David. Zij wijzen terug naar
Oudtestamentische profetieën (Gn 49:9 en Js 11:10) waarin werd voorzegd dat uit de stam Juda en
de familielijn van David een prominent persoon zou opstaan om de blijvende
Regeerder te zijn op de troon van zijn Vader David (Lk 1:33): de koning der Joden, zoals Pilatus
hem onbedoeld had aangeduid.
Door zijn dood werd het voor de mensheid mogelijk gemaakt de weg
terug naar God in te slaan. Hij heeft al het kwaad dat door Gods grote
Tegenstander in de wereld is gebracht, volledig overwonnen. Hij heeft daarom
aan God, zijn Vader, het definitieve antwoord verschaft met betrekking tot hem die mij
hoont (Sp 27:11; Jh 16:33).
Sindsdien heeft YHWH Elohim hem begunstigd met alle macht in hemel en op aarde (Mt 28:18), en met het aanbreken van de 70e
Week en de Dag die (hem) de Heer toebehoort, komt ook de
wederoprichting van
het koninkrijk
voor Israël
in beeld (Hn 1:6).
Aangezien door zijn verzoenend offer menselijk leven veilig is
gesteld en daarmee de voortzetting van de geschiedenis, is alleen hij degene
die gerechtigd is de boekrol te nemen en de zeven zegels te verbreken, zodat de
daarin aangekondigde gebeurtenissen voor de
laatste dagen een aanvang kunnen nemen.
6 και ειδον εν μεσω
του θρονου
και των
τεσσαρων ζωων και
εν μεσω
των πρεσβυτερων
αρνιον εστηκος ως εσφαγμενον
εχων κερατα
επτα και
οφθαλμους
επτα οι
εισιν τα
[επτα] πνευματα
του θεου
απεσταλμενοι
εις πασαν
την γην
7 και ηλθεν και ειληφεν
εκ της
δεξιας του καθημενου
επι του
θρονου
En in het midden van de troon en van de vier
Levende wezens en in het midden der Oudsten zag ik een lam staande als zijnde
geslacht, hebbend zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven geesten Gods
die uitgezonden zijn tot geheel de aarde. En hij kwam en heeft genomen uit de
rechterhand van hem die op de troon is gezeten
Waarschijnlijk verwachtte Johannes een leeuw te zien, maar
wat hij werkelijk zag was een lam, nog met de tekens van de
dood op zich. Die tekens van de dood bevinden zich nog altijd op het Lam, en blijven
daar, voor altijd.
In deze twee symbolen, de Leeuw van Juda en het
Lam dat werd geslacht, ziet Johannes de vereniging van twee thema's die
door de hele Bijbel heen lopen.
De leeuw is een symbool van majesteit, macht, heerschappij en
gezag.
Leeuwen veroveren; lammeren onderwerpen zich! Leeuwen brullen;
lammeren worden gedood!
Hier wordt degene aan ons voorgesteld die overwint door
onderwerping. De symbolen binden de aardse beloften voor Israël samen met de
hemelse roeping van de Gemeente.
Omdat in het midden van met nadruk wordt herhaald, komen
we tot de conclusie dat Gods Zoon met betrekking tot de uitoefening van Gods
heerschappij de sleutelfiguur is. Zijn grote waardigheid om de boekrol in
ontvangst te nemen en zijn zeven zegels te openen - waardoor de gebeurtenissen
op aarde onmiddellijk een beslissende wending gaan nemen - wordt eveneens
beklemtoond in het feit dat hij gezien wordt als het offerlam, of – zoals
Johannes tegenover zijn discipelen opmerkte – het Lam Gods dat de zonde der wereld
wegneemt
(Jh 1:29, 36).
Door het brengen van zijn smetteloze leven als slachtoffer,
krijgen de beide Gemeentes, Christelijk en Joods-christelijk, bestaansrecht. Om
die reden is dit één van de weinige thema's die de Openbaring en de Paulinische
brieven gemeenschappelijk hebben. Zie 1Ko 5:7 en Hb 7:26.
Horens zijn in het OT een zinnebeeld van
macht; zeven duidt daarbij op volledigheid. Daarom zei Yeshua ná zijn dood en opstanding en kort voor zijn hemelvaart: Alle macht in hemel en op aarde is mij gegeven (Mt
28:18).
Die volledige macht berust op zijn dood. Bijgevolg neemt hij in
de hemel een ereplaats in, aan de rechterhand van zijn Vader:
Het is overeenkomstig
de werking van de macht van zijn sterkte, die hij aanwendde in de Masjiach door
hem vanuit doden op te wekken en aan zijn rechterhand plaats te doen nemen in de
hemelsferen, hoog
boven alle overheid en gezag en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd
wordt, niet
alleen in deze eeuw, maar ook in de toekomstige. En hij onderwierp alle dingen
aan zijn voeten en gaf hem Hoofd over alle dingen met betrekking tot de
Gemeente, welke zijn Lichaam is, de volheid van hem die alle dingen in alle
zaken volledig maakt. (Ef 1:19-23)
In 1Pt 3:21-22 wordt die waarheid door Petrus bevestigd:
Yeshua Masjiach, die aan Gods
rechterhand is, heengegaan naar de hemel,
terwijl engelen, machten en krachten aan hem onderworpen werden.
Als Israëls Messias beschikt Yeshua ook in volledige mate over de
werkzaamheid van de heilige geest. Opmerkelijk is dat die volheid van de
geest wordt vereenzelvigd met de zeven ogen van het Lam, aangezien in Zc 4:10 ook sprake is van de werking van Gods geest, aldaar in verband met de taak die Zerubbabel moest
volbrengen om de bouw van Gods Huis met succes te voltooien en aangeduid met de zeven ogen
van YHWH.
Men heeft opgemerkt dat ook hierin een aspect van de theologie die
kenmerkend is voor het Johannes’ Evangelie, tot uitdrukking komt. Zie Jh 16:13-15 (GNB):
Maar wanneer de geest van de waarheid
komt, zal hij jullie de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet op
eigen gezag spreken, hij zal alleen vertellen wat hij hoort, en de dingen die
komen gaan, bekendmaken. Hij zal mij verheerlijken, want alles wat hij jullie
bekendmaakt, heeft hij van mij. Alles wat de Vader heeft, is van mij; daarom
zeg ik jullie dat hij alles wat hij jullie bekendmaakt, van mij heeft.
Dat de geest voorgesteld wordt door de (zeven) ogen van het Lam,
laat uitkomen dat hij met een volmaakt onderscheidingsvermogen de heiligen op
aarde leidt door de geest. Maar ook doorziet hij volkomen wat de
Antichristelijke vijand intussen tegen hen beraamt (Jh 2:25).
Zonder enige terughoudendheid neemt hij daarom de boekrol uit de
hand van zijn Vader. Naar mag worden aangenomen vertegenwoordigt deze
zinnebeeldige handeling een specifiek moment in de realiteit van Gods voornemen
dat stap voor stap ten uitvoer wordt gelegd. In Psalm 110:2 zegt de Heer YHWH
profetisch tot Davids Heer, Masjiach Yeshua: Zet je aan
mijn rechterhand totdat ik je vijanden leg tot een voetbank voor je voeten.
In de Eerste eeuw begon die periode van 'afwachting' nadat Yeshua voor altijd
één slachtoffer voor zonden had gebracht (Hb 10:11-14).
Nu, op dit tijdstip in de Openbaring, is die periode blijkbaar
verstreken en is de tijd aangebroken om tot actie jegens
zijn vijanden over te gaan. In hem moeten immers de dingen vervuld
worden die voor de Leeuw van Juda en de wortel van David zijn voorzegd:
De scepter zal van Juda niet wijken,
noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat
Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn. Hij zal zijn ezel aan de
wijnstok binden en het jong zijner ezelin aan de wingerd; hij zal zijn kleed in
wijn wassen en in druivenbloed zijn gewaad (Gn 49:10, 11).
Hij zal de aarde slaan met de roede van
zijn mond en met de adem van zijn lippen de goddeloze ter dood brengen (Js
11:4; 2Th 2:8).
Bovendien is hij Het Woord van God.
Wanneer God spreekt, dan staat de Zoon gereed om dat Woord in
daden om te zetten. Door de boekrol uit Gods rechterhand aan
te nemen breekt daarom een nieuwe fase in Gods voornemen aan waarin door de
Zoon op grond van het Woord verdere activiteiten worden ontplooid (Op
19:11-13; Jh 1:1-3; Js 55:1-11).
8 και οτε ελαβεν το
βιβλιον τα τεσσαρα
ζωα και
οι εικοσι
τεσσαρες πρεσβυτεροι
επεσαν ενωπιον του αρνιου
εχοντες εκαστος κιθαραν και φιαλας
χρυσας γεμουσας θυμιαματων
αι εισιν
αι προσευχαι
των αγιων
En toen
hij de boekrol nam vielen de vier Levende wezens en de vierentwintig Oudsten
neer vóór het Lam, een ieder in het bezit van een harp en gouden schalen vol
zijnde van reukwerk, welke zijn de gebeden van de heiligen
Opnieuw zien we de twee groepen die zich in de
directe nabijheid van de troon bevinden harmonieus handelen. Beide vallen neer
in erkenning van Yeshua's autoriteit. De grammaticale structuur gebiedt echter
dat er, wat het tweede deel van het vers betreft, toch onderscheid wordt
gemaakt tussen hen. Alléén de Oudsten zijn in het bezit van harpen en van de
schalen met reukwerk.
Dit onderscheid is belangrijk want het beklemtoont
eens te meer dat die 24 Oudsten in de hemel "Zaad van Abraham" zijn
doordat zij het beeld vervullen van Israëls priesterschap, onderverdeeld zoals
het destijds was in 24 afdelingen.
De gouden schalen met reukwerk vertegenwoordigen
immers de gebeden van hen die in de 70e
Week de heiligen op aarde zijn, de gelovige joodse Rest. Hieruit kan worden
afgeleid dat het hemelse deel van het "Zaad" een speciale relatie
heeft met Abrahams zaad op aarde, "de heiligen".
Lk 1:5-10 is een Schriftdeel
dat deze visie ondersteunt. Zacharías, een priester
uit de afdeling van Abía - de 8e
uit de 24 afdelingen - offert reukwerk op het reukaltaar in het Heilige van de
tempel [Grieks: naos],
terwijl een menigte van het volk buiten het heiligdom in gebed is.
Als priesters in de hemel zullen de 24 Oudsten, te
beginnen met de 70e Week en vervolgens ook
binnen het Millennium, als priesters voor Gods aangezicht
optreden ten behoeve van de mensheid. De gebeden die van de aarde worden
opgezonden, worden door hen als reukwerk aan God aangeboden (Ps 141:2).
9 και αδουσιν
ωδην καινην
λεγοντες αξιος ει
λαβειν το βιβλιον
και ανοιξαι
τας σφραγιδας
αυτου οτι
εσφαγης και ηγορασας
τω θεω
εν τω αιματι σου
εκ πασης
φυλης και
γλωσσης και λαου
και εθνους
10 και εποιησας
αυτους τω θεω ημων βασιλειαν
και ιερεις
και βασιλευσουσιν
επι της
γης
En zij zingen een Nieuw Lied, zeggend: Waardig gij om de boekrol in ontvangst te nemen en zijn zegels te
openen, want gij werd geslacht en kocht voor God in uw bloed [mensen] uit elke stam en taal en volk en natie; en gij maakte hen
voor onze God een koninkrijk en priesters, en zij zullen als koningen regeren
op de aarde!
De 24 Oudsten voelen zich ten zeerste
betrokken bij het verlossingswerk krachtens Yeshua's slachtoffer. Zijzelf
hebben die verlossing ervaren, en in het Nieuwe Lied dat zij tot lof van het
Lam zingen, geven zij te kennen dat dit verlossingswerk nu een tweede fase is
ingegaan in verband met de Joodse Gemeente van God. Een Overblijfsel daarvan is
uit de eeuwenlange verharding gekomen en steunt niet langer op vermeende eigen
verdienste, maar op het bloed van het Lam.
Aangezien zij sinds lang verstrooid zijn over de hele aarde, kan
er gezegd worden dat zij vrijgekocht zijn uit elke stam,
taal, volk en natie. Vergelijk Op
7:9.
Zij zullen het Messiaanse koninkrijk op aarde dienen en
vertegenwoordigen als het aardse deel van de koninklijke
priesterschap (Op
20:4, 6, 9).
Hun loskoop is dan ook het thema van het Nieuwe Lied. Het bezingt
de waardigheid van het Lam; hij komt in aanmerking de boekrol te nemen en de
zeven zegels er van te openen, vanwege de verlossing die hij heeft
bewerkstelligd.
Het volk was eens losgekocht uit Egypte, want het is in verband
met Egypte en de Exodus dat voor de eerste keer in de Bijbel melding wordt
gemaakt van verlossing, ook in een Lied, dat van Ex 15:13.
Uw genade leidde het volk dat U verlost hebt; uw kracht heeft het naar uw heilige
plaats geleid
(WV).
Maar nu wordt het voor een tweede maal losgekocht. Zie Js 11:11, 16.
11 και ειδον και ηκουσα
φωνην αγγελων
πολλων κυκλω του
θρονου και των
ζωων και
των πρεσβυτερων
και ην
ο αριθμος αυτων μυριαδες
μυριαδων και χιλιαδες
χιλιαδων
12 λεγοντες φωνη μεγαλη αξιον
εστιν το
αρνιον το εσφαγμενον
λαβειν την δυναμιν
και πλουτον
και σοφιαν
και ισχυν
και τιμην
και δοξαν
και ευλογιαν
13 και παν κτισμα ο εν τω ουρανω και
επι της
γης και
υποκατω της γης
και επι
της θαλασσης
και τα
εν αυτοις
παντα ηκουσα
λεγοντας τω καθημενω
επι τω
θρονω και
τω αρνιω
η ευλογια και η τιμη
και η δοξα
και το
κρατος εις τους
αιωνας των αιωνων
14 και τα τεσσαρα
ζωα ελεγον
αμην και
οι πρεσβυτεροι
επεσαν και προσεκυνησαν
En ik zag en ik hoorde een geluid van vele engelen rondom de
troon en de Levende wezens en de Oudsten, en hun aantal was myriaden van myriaden
en duizenden van duizenden, zeggend met luide stem: Het Lam dat geslacht is, is
waardig de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en
dankzegging te ontvangen. En al het geschapene dat in de hemel en op de aarde en beneden de
aarde en op de zee is, en alle dingen in hen, hoorde ik zeggen: Aan Hem die op
de troon is gezeten en aan het Lam [zij] de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de
kracht tot in alle eeuwigheid. En de vier Levende wezens
gingen zeggen: Amen; en de Oudsten vielen neer en brachten hulde.
In hun lofprijzing jegens het Lam maken
de engelen melding van een zevenvoudige waardigheid, elk gescheiden door het
voegwoord en. Dat zet
de hoorder er toe aan elk kenmerk afzonderlijk te beschouwen.
Aan de drie kenmerken die in Op
4:11 werden vermeld, waar de Oudsten hulde brengen aan de Schepper God,
worden er hier vier toegevoegd: rijkdom,
wijsheid, sterkte, dankzegging.
Dit gebeurt blijkbaar in de erkenning dat Gods schepping, dankzij
de kracht van Yeshua's offer, wordt vernieuwd en tot volmaaktheid gebracht.
Met de Levende wezens, de Oudsten en de engelen verenigen zich
tenslotte alle geschapen dingen, bezield en onbezield in een machtige finale jegens zowel God als het Lam. De doxologie is nu vierledig,
waarbij 4 het getal van de schepping is.
De lofzang lijkt een achtergrond te hebben in de lofpsalmen, in
het bijzonder 148, 149 en 150. Uit 148 wordt duidelijk waarom het onbezielde
deel van het geschapene kan deelnemen aan het bezingen van Gods lof.
Bijvoorbeeld:
Looft YHWH vanaf de aarde, gij grote zeedieren en alle waterdiepten, vuur en
hagel, sneeuw en dikke rook, en gij stormwind, die zijn woord volbrengt (148:7, 8).
God bedient zich van natuurverschijnselen om zijn wil te
volbrengen. Als gepersonifieerd kunnen zij op hun beurt 'spreken' en hem, de
Almachtige, loven.
Zij die in de hemelen zijn bekrachtigen de lofzang der natuur. De
vier Levende wezens bevestigen de doxologie met een plechtig Amen! En de Oudsten, die
vooral de mensheid vertegenwoordigen, vallen op hun aangezicht
om God en het Lam hulde te brengen.
-.-.-.-
Naar Openbaring
6