Het lange
termijneffect van Genesis 16:12 betreffende Ismaël.
Zie update: Psalm 83
Excurs:
Abrahams gezin
Bij de meesten
van onze lezers is het ongetwijfeld bekend dat Ismaël, wiens naam betekent God
hoort, de zoon was van Abraham bij Sara’s
Egyptische slavin Hagar. Hij werd in 2095 AM geboren, toen zijn vader 86 jaar
oud was. Zie voor details Genesis, hoofdstuk
16.
Aangezien Sara onvruchtbaar was en God niettemin aan
Abraham een talrijk zaad had beloofd, drong zij er bij haar man op aan dat hij
betrekkingen met Hagar zou hebben. Blijkbaar meegetrokken in haar ongeloof met
betrekking tot de Almachtige die hoe dan ook elke belofte, hoe wonderlijk ook,
kan vervullen, gaf Abraham gehoor aan zijn vrouw en nam Hagar tot bijvrouw.
Vergelijk Lk 1:37 > Bij God
zal geen enkele uitspraak een onmogelijkheid zijn.
Toen Hagar vervolgens zwanger werd, ging zij haar meesteres echter zozeer
verachten dat Sara zich bij haar man over haar
beklaagde. Omdat Abraham zei dat Hagar haar nog volledig als slavin ter
beschikking stond, ging Sara haar vernederen. Het
gevolg daarvan was weer dat Hagar van haar wegliep.
Bij de bron aan de weg naar Sur trof YHWHs engel haar
aan en gelastte haar naar haar meesteres terug te keren en zich onder haar hand
te vernederen. Bovendien werd haar gezegd dat God haar zaad zeer zou
vermenigvuldigen en dat de zoon die zij zou baren, Ismaël genoemd moest worden.
Bij die gelegenheid schetste YHWHs engel (Gods Zoon
in zijn pre-existentie) profetisch de loopbaan van haar zoon:
Hij zal een wilde ezel van een mens zijn; zijn
hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en voor het aangezicht van al zijn broeders zal hij wonen.
(Gn 16:12)
Zoals gebruikelijk bij dit soort
voorzeggingen blijken de zaken die worden aangekondigd eerder in het nageslacht
vervuld te worden dan in de stamvader zelf. En inderdaad is het algemeen bekend
dat Ismaëls nakomelingen, de Arabieren, zich door
alle eeuwen heen een strijdlustig volk hebben betoond; maar tegelijkertijd ook
ontembaar als een wilde ezel. Terwijl zij altijd omringd waren door volken die
ieder op hun beurt veroverd werden, slaagden zijzelf erin aan onderwerping te
ontkomen, zelfs aan zulke wereldmachten als Medo-Perzië,
Hellas en Rome. Vergelijk Job 24:1-5; 39:8-11.
Niettemin is het gewoonlijk ook waar dat vroege gebeurtenissen in het leven van
de stamvader de toon zetten voor de wijze waarop door het nageslacht wordt
opgetreden, zelfs door de zeer verre nakomelingen.
Een dergelijke gebeurtenis wordt in Genesis, hoofdstuk
21, verhaald. Toen Isaäk, de 'vrije zoon' die Sara alsnog volgens Gods voorzegging had gebaard, ongeveer
vijf jaar was, rechtte Abraham, zijn vader, een groot feestmaal aan op de dag
waarop Isaäk gespeend werd.
Maar het ontging Sara niet dat Ismaël, die nu
ongeveer negentien jaar was, met de kleine Isaäk de
spot dreef. En dat was geen onschuldig kinderspel. Zoals uit het verslag kan
worden opgemaakt, speelde bij de bespotting van Isaäk
blijkbaar het erfrecht een zekere rol:
Toen zag Sara, dat de
zoon van Hagar, de Egyptische, die zij Abraham gebaard had, spotte, en zij zei tot Abraham: Jaag die slavin met haar zoon weg, want de
zoon van deze slavin zal niet erven met mijn zoon, met Isaäk. Dit nu mishaagde Abraham zeer ter wille van zijn zoon.
Maar God zei tot Abraham: Laat dit niet kwaad zijn in uw ogen, om de jongen en
om uw slavin; in alles wat Sara tot u zegt, moet gij naar haar luisteren, want door Isaäk
zal men van uw nageslacht spreken. Maar ook de zoon der slavin zal Ik tot een
volk stellen, omdat hij uw nakomeling is.
(Gn 21:9-13; nbg)
We concluderen dan ook dat Ismaël
bij die gelegenheid de eerste tekenen vertoonde van de vijandige gezindheid die
hij volgens de voorzegging van YHWHs engel aan de dag
zou leggen. Sara was bezorgd voor de toekomst van
haar zoon Isaäk, en daarom vroeg zij Abraham om Hagar
en haar zoon weg te zenden. Weliswaar was Abraham hier niet mee ingenomen, maar
op Gods aanwijzing willigde hij ook nu het verzoek van zijn vrouw in.
In hetzelfde hoofdstuk vernemen we overigens ook dat God voortdurend met de jongen was; dat Ismaël na
verloop van tijd een boogschutter werd en in de
wildernis van Paran ging wonen. En ook
dat zijn moeder Hagar voor hem een vrouw uit het land Egypte nam.
Eerder, in hoofdstuk 17 van Genesis, had YHWH God al aan Abraham laten weten
dat Ismaël en diens nakomelingen ruimschoots zijn aandacht zouden hebben:
En wat Ismaël betreft, ik heb u gehoord. Zie! Ik zal hem zegenen en hem vruchtbaar doen zijn en hem
zeer, zeer vermenigvuldigen. Hij zal twaalf oversten voortbrengen, en ik zal hem tot een
grote natie doen worden.
(Gn 17:20)
Zoals reeds
vermeld nam Hagar een Egyptische vrouw voor haar zoon, en mettertijd werd
Ismaël de vader van twaalf zonen, die de oversten en familiehoofden van de
beloofde 'grote natie' van Ismaëlieten werden. Ismaël stierf uiteindelijk in
2232 AD op 137-jarige leeftijd (Gn 25:12-18).
Ismaëls twaalf zonen waren Nebajoth,
Kedar, Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema, Jetur, Nafis
en Kedma. De Ismaëlieten waren
dus aanvankelijk, wat ras betreft, voor één vierde Semitisch en drie vierde Chamitisch.
Zoals God beloofd had werden de Ismaëlieten "een grote natie", die
'wegens het grote aantal niet geteld kon worden' (Gn 17:20; 16:10).
Maar in plaats dat zij zich ergens vestigden - zij bouwden slechts een paar
steden - leidden zij liever een nomadenleven. Ismaël zelf was een wilde ezel van een mens, dat wil zeggen,
een rusteloze zwerver die in de wildernis van Paran
ronddoolde en als boogschutter in zijn levensonderhoud voorzag.
Zijn nakomelingen waren meest Bedoeïenen die net als hij in tenten woonden, een
volk dat het Sinaïschiereiland doorkruiste en verder
tot in Noord Arabië en Assyrië. Zij stonden bekend
als een krijgslustig volk, moeilijk in de omgang, zoals ook van hun vader
Ismaël was gezegd. Wanneer de Ismaëlieten zich ergens leken te vestigen, was
dat hooguit tijdelijk, en wel zo lang zij in een bepaald gebied werden
getolereerd en er niet met geweld werden uitgezet. Vergelijk Gn 21:20-21 en 25:18.
Mettertijd vonden er blijkbaar huwelijken plaats tussen
Ismaëlieten en nakomelingen van Abraham via Ketura (Gn 25:1-4). De nakomelingen uit die verbintenissen
bewoonden verschillende delen van Arabië. Aangezien
Ismaël en Midian halfbroers waren, kan het zijn dat
die onderlinge huwelijken ertoe hebben geleid dat de termen Ismaëlieten en Midianieten allengs door elkaar werden gebruikt, zoals ook
blijkt uit de beschrijving van de karavaan die Jozef in Egyptische slavernij
verkocht.
Ook de benden die in de dagen van Gideon invallen in
Israël deden, werden zowel Midianieten als
Ismaëlieten genoemd. Van laatstgenoemden wordt vermeld dat zij een gouden
neusring droegen.
Vergelijk: Gn 37:25-28; 39:1
en Rc 8:24.
Blijkbaar is de vroege vijandige gezindheid die Ismaël jegens
zijn jongere hafbroer Isaäk betoonde overgegaan op
zijn nakomelingen.
Mozes schreef in Gn 25:18 dat de Ismaëliet
zich vestigde tegenover al zijn broeders. Veel geleerden delen de opvatting dat dit
taalgebruik een vijandige gezindheid weerspiegelt, in het bijzonder ten
opzichte van verschillende van hun verwante Semitische broeders.
In ieder geval maakt de geschiedenis uitvoerig melding van het krijgslustige
temperament der Arabische stammen.
Thomas Newton, die de bloedige geschiedenis der Arabieren naging, zei dat deze
mensen "in een staat van voortdurende oorlog met de rest van de wereld
leefden… Zij waren zulke vijanden van de mensheid dat het niet verwonderlijk is
dat de mensheid op haar beurt vijanden jegens hen
waren".
Vele natiën hebben dit ruwe volk bestreden maar geen enkele slaagde erin het
volledig te bedwingen. De Griekse historicus Herodotus
stelde vast dat de Perzen nooit in staat waren de Arabieren te overwinnen. Strabo, de aardrijkskundige, meldde dat, toen Alexander de Grote het Perzische Rijk omverwierp, van de
omringende volken die om vrede smeekten alleen de Arabieren zich verzetten.
Toen de Romeinen hun gebied van het Westen naar het Oosten uitbreidden, bleken
ook zij niet in staat de Arabische volken tot een bepaalde provincie terug te
dringen. Zelfs Pompeius, de Romeinse generaal die zo’n groot deel van de wereld rond de Middellandse Zee
overwon, slaagde er niet in de woeste Arabieren te onderwerpen. De latere
keizer Trajanus die ook pogingen in die richting ondernam, faalde eveneens,
hoewel er sprake was van op zichzelf staande overwinningen. Deze Bedoeïenen
gingen er zelfs intussen mee door in verscheidene Romeinse provincies verwoestingen
aan te richten.
Mohammed
Wanneer we ons nu in de tijd
verplaatsen naar de tweede helft van de Zesde eeuw en de situatie overzien die
toen in het Midden Oosten bestond, constateren we dat er op religieus gebied
sprake was van een janboel. Zowel het Jodendom als de Christenheid waren beide corrupt; afgoderij vierde hoogtij.
Het was in die regio dat rond 570 AD een kind werd geboren door wiens optreden het landschap in de 'beschaafde wereld'
daarna voorgoed zou veranderen. Zijn naam was Mohammed, een Ismaëliet
zoals hij later van zichzelf zou zeggen. En inderdaad is de traditionele visie
dat Mohammeds afstamming via de stam der Qoeraisj wordt teruggevoerd op Hadad,
de achtste zoon van Ismaël.
Mohammed, die beweerde een apostel en profeet van God te zijn, slaagde op een
opmerkelijke manier waar velen vóór hem gefaald hadden.
Geleidelijk kreeg hij het namelijk voor elkaar om deze onbeschaafde, wetteloze
zonen van de woestijn te organiseren tot een door religieus fanatisme gedreven
strijdbare macht.
Volgens de tradities zou Mohammed zich in de maand Ramadan, in het jaar 610,
teruggetrokken hebben in de grot van Hira, toen hem
de engel Gabriël verscheen en hem aanwees als Gods
profeet. Hij zou toen 40 jaar oud geweest zijn en de volgende ruim twintig jaar
zou hij via Gabriël tal van openbaringen hebben
ontvangen die later werden samengevoegd in de Koran.
In Mekka begon Mohammed als profeet op te treden en riep hij
zijn plaatsgenoten op om niet langer de afgoden te aanbidden; daarbij
monotheïsme, politieke eenheid en sociale bewogenheid predikend.
Met die boodschap trok hij in het begin vooral de armen en slaven aan.
Naderhand verzamelden zich ongeveer 70 families om hem heen.
De heersende klasse voelde zich echter door het optreden van Mohammed bedreigd,
wat leidde tot een steeds grotere vijandschap jegens
hem en zijn beweging die nu de kenmerken der Islam ging vertonen. Islam
betekent overgave [aan God] of onderwerping en wijst op het
fundamentele, religieuze principe dat een aanhanger van de Islam zich overgeeft
aan de wil en wet van God.
Zolang een dergelijke overgave
geschiedt aan de ware God, YHWH, is dat beslist prijzenswaardig. Maar wanneer
er een andere ‘god’ in het spel is, één uit de demonenwereld, ligt de zaak
uiteraard geheel anders! Vergelijk Jk 4:7 > Onderwerpt je
daarom aan God; maar weerstaat de Duivel en hij zal van
jullie wegvluchten.
Toen de tijd kwam waarop Mohammeds vijanden hadden
besloten hem te liquideren, vluchtte hij in 622 AD naar Yathrib.
Die plaatsnaam werd later omgedoopt in Medinat-un-Nabawi
['stad van de profeet']; weer later afgekort tot Medina. In Medina zou Mohammed
naast zijn religieuze functie ook een politiek-militair profiel aannemen
als opperbevelhebber van het moslimleger. Omringende Arabische stammen begonnen
geleidelijk de kracht van Mohammed te erkennen en toonden zich bereid verdragen
met hem te sluiten. In 630 AD was Mohammed in staat zich definitief in Mekka te
vestigen en de Ka'aba van de afgoden te zuiveren.
Een Profeet?
De vraag kan opgeworpen worden of
Mohammed een profeet in Bijbelse zin was. Want stelde hij in zijn dagen geen
misstanden aan de kaak; riep hij de mensen niet op zich tot God te bekeren en
zich af te wenden van onrecht? Zou men Mohammed in die zin niet kunnen
vergelijken met één van de Bijbelse profeten, zoals
bijvoorbeeld Amos?
Laten we eens naar de werkelijkheid kijken.
Mohammed mag dan door zijn volgelingen 'de profeet' worden genoemd, maar
deze 'profeet' loochende wel de essentiële waarheden van zowel het Jodendom als
het Christendom.
Voor de Jood is YHWH de Elohim (God) van Israël, die de beloften ten aanzien
van zijn volk waarmaakt. Voor de christen is Yeshua (Jezus) de Zoon van God,
plaatsvervangend gestorven voor de zonden der mensheid, maar opgestaan en
verheerlijkt aan Gods rechterhand in het hemelse heiligdom (Psalm 110).
1 Van David; een psalm. Zo spreekt YHWH tot mijn Heer: "Zet u aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden leg tot
een voetbank uwer voeten".
2 De scepter van uw
sterkte zal YHWH vanuit Sion zenden: "Heers te
midden van uw vijanden".
3 Uw volk zal zich gewillig aanbieden op de Dag van
uw strijd. In de pracht der heiligheid, uit de schoot der dageraad, hebt gij de dauw van uw jeugd.
4 YHWH heeft gezworen en het zal hem niet berouwen: "Gij zijt
priester voor altijd, naar de orde van Melchizedek".
5 De Heer aan uw rechterhand verplettert koningen op
de Dag van zijn toorn.
6 Hij zal gericht houden onder de Heidenvolken; hoopt lijken op; verplettert
het Hoofd van een volkrijk land.
Mohammed echter heeft dat beeld betreffende God en zijn Zoon dermate
verdraaid dat het vrijwel onherkenbaar is geworden. Hoe kan Mohammed dan een
profeet in Bijbelse zin zijn? Natuurlijk in het geheel niet; eerder een
'profeet' die valt in de categorie van de antichristen, want volgens 1 Johannes
2:22 ontkennen dezen dat Jezus de gezalfde Koning van Israël is (de Messias).
En zulke personen loochenen zowel de Vader als de Zoon.
Wat Johannes in zijn Eerste Brief dienaangaande schreef in hoofdstuk 2, de vv 21 tot en met 24, is beslist verhelderend:
Ik heb jullie niet geschreven omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat gij haar kent, en
omdat geen enkele leugen uit de waarheid is. Wie anders is de leugenaar dan hij die
loochent dat Jezus de Messias is? Deze is de antichrist, hij die de Vader en de Zoon loochent. Ieder die de Zoon
loochent, heeft ook de Vader niet; hij die de Zoon belijdt, heeft ook de Vader.
Wat jullie betreft, laat wat gij vanaf [een] begin
hebt gehoord, in jullie blijven. Indien in jullie blijft, wat gij vanaf [een] begin hebt gehoord, zult gij ook in de Zoon
en in de Vader blijven.
Niettemin heeft de beweging van
Mohammed grote invloed uitgeoefend, zelfs tot ver buiten het Midden Oosten, en
dat nu al bijna 1400 jaar.
Een eeuw na zijn dood strekte zich al een Islamitisch Rijk uit vanaf de
Atlantische Oceaan in het Westen tot Centraal Azië in het Oosten, waaronder het
Rijk der Ottomanen.
Tijdens de Gouden Eeuw van de Islam, ongeveer de periode van 750 tot 1250 AD
omspannend, ontstonden vele centra van cultuur en wetenschap die vooraanstaande
wetenschappers, astronomen, mathematici, filosofen en geneeskundigen
voortbrachten. De technologie nam een hoge vlucht; er werd veel geïnvesteerd in
infrastructuren zoals irrigatiesystemen en kanalen. Het kalifaat, de Islamitische
heerschappij uitgeoefend door de kaliefen als opvolgers van Mohammed,
floreerde.
Later, in de Achttiende en Negentiende eeuw, geraakten veel Islamitische
regio’s onder het toezicht van imperiale, Europese machten. Ná de Eerste
Wereldoorlog werden de restanten van het Ottomaanse Rijk verkaveld als Europese
protectoraten, waarmee ook het kalifaat verdween; in 1924 werd het kalifaat,
dat door de Ottomanen als laatsten
was opgeëist, geheel afgeschaft.
Maar thans, in de 21-ste eeuw, is de Islam weer een
Macht waarmee de Westerse wereld terdege rekening dient te houden. Mede
daardoor, en uiterst belangrijk, is het lange termijn effect van de voorzegging
die God ten aanzien van Ismaël deed, manifester dan ooit: Zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen
hem… Ik zal hem vruchtbaar doen zijn en hem zeer, zeer
vermenigvuldigen.
Daarbij moeten we bovendien goed beseffen dat de hele Islam als religie is
ontstaan met de bedoeling volledig het concept te niet te doen dat Israël Gods
uitverkoren volk is en Jezus zijn eniggeboren Zoon, die ten behoeve van de
mensenwereld plaatsvervangend een offerandelijke dood stierf (Jh 3:16).
De hele Koran en Hadith - de in grote verzamelingen vastgelegde, islamitische
overleveringen - polemiseren tegen dit concept. De Koran zegt dat God geen Zoon
heeft. Een engel zou zogenaamd Mohammed meegenomen hebben naar de hemel, waar
hij zowel de andere engelen als de Bijbelse aartsvaders ontmoet zou hebben.
Waarom was dat nodig? Omdat in hém vervuld moest worden wat alleen Jezus deed,
namelijk afdalen uit de hemel en er weer naar opvaren.
Bovendien verwacht de Islam haar eigen Messias, de Mahdi, en zeer belangwekkend
is het om te zien hoe YHWH God zijn profeet Jesaja in
Jesaja, hoofdstuk 14, de ambities van die
islamitische Messias bij voorbaat liet vastleggen:
12 Hoe bent u
uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad!
U ligt geveld op de aarde, overwinnaar over de Heidenvolken!
13 En
ú zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel;
tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen,
ik zal zetelen op de berg van de ontmoeting aan de noordzijde.
14 Ik
zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de
Allerhoogste.
15
Echter, u bent in het rijk van de dood neergestort, in het diepst van de kuil!
16
Wie u zien, kijken u aan en letten op u:
Is dit nu die man die de aarde deed sidderen, die koninkrijken deed beven,
17
die van de wereld een woestijn maakte, haar steden met de grond gelijkmaakte,
zijn gevangenen niet losliet om naar huis te gaan?
(HSV)
Merk op: Ik zal opstijgen naar de hemel…, ik zal zetelen…, ik zal
opstijgen…, ik zal mij gelijkstellen aan de
Allerhoogste. Maar ook: Is dit die man die de aarde deed sidderen, die koninkrijken
deed beven…?
Er wordt daarom gedoeld op de Antichrist en zijn heftige, maar
korte ruïneuze heerschappij die hij als de voorzegde Achtste wereldheerser
('koning') zal uitoefenen (Openbaring
17).
Teneinde grondig bekend te raken
met de ware intenties van de Islam, verwijzen we naar dit
artikel van 1-12-2015 van de hand van een
arabist /islamoloog.
Interessant, maar bovenal
onheilspellend naar de toekomst toe, is het artikel dat Jan van Barneveld onlangs publiceerde: Met de
EU naar Mekka
Ezechiël 38 en 39
De komst van de Mahdi behoort dus
tot het geloof van zowel Soennitische als Shi'itische
moslims, maar hun Mahdi vertoont de trekken van de Bijbelse Antimessias,
de opponent van de ware (Joodse) Messias Jezus. In dat verband worden wij in
het Bijbelboek Ezechiël, de hoofdstukken 38 en 39, profetisch geïnformeerd omtrent een laatste boosaardige aanval welke die
Pseudomessias, onder de mysterieuze benaming van Gog,
in de Eindtijd zal uitvoeren op Gods uitverkoren volk Israël.
En dat in een fase van hun geschiedenis dat velen vanuit de
natiën [de Heidenvolken], waarheen zij (of: hun voorvaders) ooit verstrooid
werden, bijeenvergaderd zullen zijn.
Volgens de versie van de Herziene Statenvertaling (HSV) lezen we in Ez 38 daarover
het volgende [de HEERE is door ons gewijzigd in
YHWH]:
1 Het woord van
YHWH kwam tot mij:
2
Mensenkind, richt uw blik op Gog, het land van Magog, de oppervorst van Mesech
en Tubal, en profeteer tegen hem.
3
Zeg: Zo zegt de Heer YHWH: Zie, Ik zál u, Gog,
oppervorst van Mesech en Tubal!
4 Ik
zal u omkeren, Ik zal haken in uw kaken slaan en Ik zal u doen uittrekken: u, met heel uw leger, paarden en ruiters, allen
uitmuntend gekleed, een grote strijdmacht met grote en kleine schilden, die
allen het zwaard hanteren.
5 Bij
hen zijn Perzen, Cusjieten en Puteeërs,
allen met schild en helm,
6
Gomer met al zijn troepen, Beth
[of: Huis]-Togarma,
in het uiterste noorden [of: aan de zijden
van het noorden], met al zijn troepen,
vele volken met u.
7
Wees bereid en maak u gereed, u en uw hele strijdmacht, die bij u bijeengekomen
is. Wees een wachter voor hen.
8 Na
vele dagen zult u gestraft worden [of: zal
er aandacht aan u worden geschonken]. Aan het einde van de jaren zult u komen in een land dat hersteld is
van het zwaard, bijeengebracht uit vele volken op de bergen van Israël, die tot
een blijvende verwoesting waren geworden. Als zij uitgeleid zijn uit de
volken, zullen zij allen onbezorgd wonen.
9 U zult oprukken, u zult komen als een verwoesting; u zult
als een wolk zijn en het land bedekken, u en al uw troepen en vele volken met
u.
10 Zo
zegt de Heer YHWH: Op die dag zal het gebeuren dat er overleggingen in uw hart
zullen opkomen en dat u een kwaad plan beramen zult.
11 U
zult zeggen: Ik zal optrekken tegen een niet ommuurd land, komen bij mensen die
rustig en onbezorgd wonen, die allen zonder muur en grendel wonen en geen
poorten hebben,
12 om roof te plegen, om buit te roven, om u [of: uw hand] tegen de
nu bewoonde puinhopen te keren en tegen een volk dat uit de heidenvolken
verzameld is, dat vee en bezit verworven heeft, dat in het midden van het land [of: op de navel der aarde] woont.
13 Sjeba, Dedan, de kooplieden van Tarsis en al hun jonge leeuwen zullen tegen u zeggen: Komt
u om een roof te plegen? Hebt u uw strijdmacht bijeengebracht om buit te roven,
om zilver en goud mee te voeren, om vee en bezit mee te nemen, om een grote
roof te plegen?
14
Profeteer daarom, mensenkind, en zeg tegen Gog: Zo
zegt de Heer YHWH: Zult u het op die dag, wanneer Mijn volk Israël onbezorgd
woont, niet te weten komen?
15 U
zult uit uw woonplaats komen, uit het uiterste noorden, u en vele volken met u,
allen ruiters, een grote menigte en een talrijk leger.
16 U
zult als een wolk optrekken tegen Mijn volk Israël om het land te bedekken. Het
zal gebeuren in later tijd [of: aan het
einde van de dagen]. Dan zal Ik u over
Mijn land doen komen, zodat de heidenvolken Mij
kennen, wanneer Ik door u, Gog, voor hun ogen
geheiligd word.
17 Zo
zegt de Heer YHWH: Bent u het over wie Ik in vroeger tijd gesproken heb door de
dienst van Mijn dienaren, de profeten van Israël, die in die tijd geprofeteerd
hebben, jarenlang, dat Ik u over hen zou brengen?
18 Op
die dag zal het gebeuren, op de dag dat Gog over het
land van Israël komt, spreekt de Heer YHWH, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus
zal opstijgen.
19
Want in Mijn na-ijver, in het vuur van Mijn verbolgenheid, heb Ik gesproken:
Voorwaar, op die dag zal een zware aardbeving het land van Israël treffen!
20 De
vissen in de zee, de vogels in de lucht, de dieren van het veld, al de kruipende
dieren die op de aardbodem kruipen, en alle mensen die op de aardbodem zijn,
zullen voor Mijn aangezicht beven. De bergen zullen
omvergehaald worden, de bergwanden zullen instorten en alle muren zullen op de
grond neervallen.
21 Op
al Mijn bergen zal Ik een zwaard tegen hem oproepen, spreekt de Heer YHWH.
Ieders zwaard zal tegen zijn broeder zijn.
22 Ik
zal met hem een rechtszaak voeren door pest en door bloed. Ik zal een alles
wegspoelende regen, en hagelstenen, vuur en zwavel op hem doen regenen, op zijn
troepen en op de vele volken die met hem zijn.
23 Zo
zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik
YHWH ben.
Merk op
welke volken worden vermeld die naast Magog, Mesech en Tubal, tot Gogs enorme strijdmacht zullen behoren: Perzen (huidig Iran),
Cusjieten (huidig Sudan) en
Puteeërs (huidig Libië), Gomer
en Beth [het Huis van] Togarma.
Volgens
de volkerenlijst in Genesis
10 weliswaar nakomelingen van Noachs drie zonen Jafeth, Sem en Cham, maar thans wonend in gebieden die overwegend
Islamitisch van religie en het volk Israël vijandig gezind zijn.
Gog zal dus
blijkbaar de aanvoerder worden van een multinationale strijdmacht met
een overwegend Islamitische achtergrond en daarmee een stormaanval op
Gods volk ondernemen. De aanval vindt plaats nadat YHWH God zijn volk uit de
Heidenvolken heeft bijeenvergaderd en hen terugbracht op de bergen van Israël, die voordien verwoest
waren.
Omdat zij in zekerheid wonen, schijnbaar geen enkele bescherming genieten, maar
wel grote geestelijke voorspoed, laat Gog zich ertoe
verleiden een boosaardige, grootscheepse aanval op hen te plegen. Maar zijn
aanval wekt YHWHs woede, wat tot gevolg heeft dat Gog en heel zijn menigte een verpletterende nederlaag
lijden en volledig vernietigd worden. Hun lijken
worden tot voedsel voor vogels en wilde dieren, en hun beenderen worden
begraven in het dal dat daarna het Dal van Gogs Menigte wordt genoemd (Ezechiël, hoofdstuk
39).
In vers 16 maakt YHWH God bij monde van zijn profeet ondubbelzinnig duidelijk
dat zijn uitverkoren volk Israël object is van Gogs
boosaardige aanval: U zult als een wolk optrekken
tegen mijn
volk Israël om het land te bedekken.
En ook dat zal plaats vinden aan
het einde van de dagen.
Tevens is het belangwekkend te vernemen dat YHWH al eerder, door de dienst van
andere profeten in Israël, profetisch liet weten dat er zoiets zou komen (vers
17): Bent u het over wie Ik in vroeger tijd
gesproken heb door
de dienst van mijn dienaren, de profeten van Israël, die in die tijd geprofeteerd hebben, jarenlang, dat Ik u
over hen zou brengen?
YHWH liet die profeten voorzeggen dat hij Gog
over hen zou doen komen. En
daarmee uiteraard over het volk van die profeten, de natie Israël.
In dit verband kan gedacht worden aan profeten als Joël,
Micha, Jesaja, Jeremia. Bij
hen zijn heel wat passages te vinden die in de zelfde richting gaan als
Ezechiël 38 en 39.
Weliswaar wordt de figuur Gog niet door hen genoemd,
maar wel een macht die met hem gelijkenis vertoont.
Bij verder onderzoek blijkt dat het steeds gaat om de 8e Koning, het Beest uit de Openbaring, maar op andere
manieren voorgesteld, bijvoorbeeld: de Assyriër (bij Jesaja
en Micha); de koning
van het Noorden (bij Daniël). Vandaar dat er ook geregeld
sprake is van een dreiging die komt vanuit het Noorden, maar steeds is Israël
doelwit.
Overigens kan bij dergelijke profetieën tevens sprake zijn van een tweede
(grotere) vervulling. Bijvoorbeeld de Assyriër (Sanherib)
die tijdens de regering van Hizkia de stad Jeruzalem
met een grote legermacht bedreigde.
Wat betreft de vroegere profeten die soortgelijke dingen profeteerden als
Ezechiël, kunnen we, om slechts een greep te doen, denken aan:
Joël 2:1-12, 20, 25; 3:1-2,
9-17.
Micha 4:11-12.
Zacharia
12:1-9; 14:1-3.
Jesaja 10:5-23; 14:1-8,
12-14; 28:2,
14-24; 37:1-36.
Jeremia
1:13-14; 10:22-25;
47:2.
De aanval op Israël, soms het Sieraad genoemd, wordt ook
aangekondigd door Daniël, in Dn
11:40-45. (Zie ook Dn
8:9-11). Maar Daniël kwam met deze profetie (kort) ná Ezechiël.
In vers 17 (van Ez 38) wordt uiteraard niet voor niets
van al die profeten melding gemaakt die al eerder de Gog-figuur
hadden aangekondigd.
Want al die profetische verkondigingen - die bovendien opvallend zijn in
talrijkheid - vestigen met elkaar op een indrukwekkende wijze de aandacht op
(1) wat die ene, speciale natie, Israël, in Gods voornemen nog te verduren
krijgt in de Eindtijd, en
(2) dat het daarbij gaat om een uiterst belangrijke episode in de
reddingsgeschiedenis van dat eeuwenoude Godsvolk, waarbij er niet alleen voor
dat volk maar tevens voor heel de mensenwereld beslissende zaken op het spel
staan.
Om maar iets te noemen:
Volgens Mt 24:22 liet de Messias zelf krachtig uitkomen dat de Grote verdrukking, met als climax Gogs aanval, niet langer dan 1260 dagen zou mogen duren. En
waarom niet?
Omdat anders 'geen vlees behouden zou worden'. Want zou Israël in die tijd ten
onder gaan, dan zou ook alle hoop voor de mensen der natiën vervlogen zijn.
Vergelijk in dit verband ook Dn
12:1, 6-7 met betrekking tot Daniels volk!
Met dit in gedachten krijgt Ez 38:12 beslist een
bijzondere dimensie: Tegen een volk dat uit de
Heidenvolken verzameld is…, dat op de navel der aarde woont.
Israël zal dan als het volk van God in het absolute brandpunt van aandacht der
gehele wereld verkeren. Geen mens zal heen kunnen om datgene wat dan te
gebeuren staat. Allen zullen betrokken raken, zoals blijkt uit Mt 25:31-46.
De wijze namelijk waarop een ieder zich dan opstelt ten aanzien van Jezus’
broeders naar het vlees in hun verdrukking, zal zegen of vloek voor hen
betekenen; en dat geheel naar de oude voorzegging die YHWH aan Abraham deed:
Ik zal zegenen die
u zegent, vervloeken die u vervloekt.
En in u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.
(Gn 12:3)
Dus horen
we in Mt 25 de koning tot de 'schapen' zeggen:
Komt, de gezegenden van mijn Vader,
beërft het koninkrijk dat vanaf de grondlegging der wereld voor jullie
gereedgemaakt is.
Maar tot de 'bokken':
Gaat weg van mij, de
vervloekten, in het vuur [van
vernietiging] dat voor de Duivel en voor zijn
engelen gereedgemaakt is
(Mt 25:34, 41)
Zie de
Studie: Schapen
en Bokken.
Overigens
zal het Joodse Overblijfsel van de Eindtijd het reeds
zwaar te verduren krijgen tijdens de Tweede helft van de 70ste Jaarweek van 3½
jaar, dus tijdens de Grote Verdrukking
en nog voorafgaand aan Gogs slotaanval. Vooral van de
zijde van Islamitische extremisten mag namelijk terreur verwacht worden, en wel
op grond van de dreiging die dan zal uitgaan van het Antichristelijke duo Beest
en Valse Profeet en in Op 13:15 wordt verwoord:
En het [Beest uit de aarde, de Valse Profeet, de woordvoerder voor de Draak] misleidt hen die op de aarde wonen wegens de
tekenen die hem gegeven werden om te verrichten voor het aangezicht
van het Beest [uit de zee], zeggend tot
hen die op de aarde wonen dat zij een beeld maken voor het Beest dat de
zwaardslag heeft en leefde. En het werd hem gegeven geest aan
het beeld van het Beest te geven, opdat het beeld van het Beest zowel zou
spreken alsook
zou bewerken dat allen die het beeld van het Beest niet zouden aanbidden gedood
zouden worden.
Dat het daarbij niet
om een loze bedreiging zal gaan, wordt duidelijk uit Op 20:4. Van de Joodse
Eindtijdheiligen zullen in die periode sommigen zeker ter dood worden gebracht
en dat ook nog eens door onthoofding:
En ik zag tronen en zij namen
daarop plaats, en hun werd rechterlijk oordeel verleend. En de zielen van hen die onthoofd waren wegens het getuigenis van
Jezus en wegens het woord van God en degenen die niet het Beest aanbaden, noch
zijn Beeld, en zij ontvingen niet het kenteken op het
voorhoofd en op hun hand. En zij kwamen tot leven en heersten als koningen met
de Messias duizend jaren.
Te oordelen naar de
situatie van thans, Voorjaar 2018 – kennelijk vlak voordat de Dag van de Heer
werkelijk is aangebroken – wordt ons kennelijk daarmee bij voorbaat nog
krachtiger onthuld dat de Antichristelijke Eindtijdmacht islamitisch
georiënteerd zal zijn.
Zie:
Een
alternatieve benadering van de studie Een mogelijk verloop van de Zeventigste
Jaarweek
De aankondiging die zo lang geleden in Dn 12:1 met betrekking tot de weergaloos Grote Benauwdheid werd gedaan - zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe - zal zeker tot een bittere realiteit worden. Hoe kan het ook anders, aangezien de Mensenzoon zelf die profetie bevestigde als zijnde zuivere, goddelijke waarheid (Mt 24:20-22).
Zie
ook Op 1:9-11 en Op 20:4-6.
Van alle passages
die profetisch over de laatste aanval op Israël gaan, hebben wij nog niet Psalm
83 genoemd:
1
Een lied, een psalm van Asaf.
2 O God, zwijg niet, houd
U niet doof,
wees niet stil, o God!
3 Want zie, Uw vijanden tieren,
wie U haten, steken hun hoofd omhoog.
4 Zij beramen listig een heimelijke
aanslag tegen Uw volk
en beraadslagen tegen Uw
verborgenen.
5 Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij
geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.
6 Want samen hebben zij in hun hart
beraadslaagd;
dezen hebben een verbond tegen U gesloten:
7 de tenten van Edom en de Ismaëlieten,
Moab en de Hagrieten,
8 Gebal, Ammon
en Amalek,
Filistea met de bewoners van Tyrus.
9 Ook Assyrië heeft
zich bij hen aangesloten,
zij zijn voor de zonen van Lot een sterke arm geweest.
Naar men denkt kwam de Psalm tot
stand bij de gelegenheid dat tijdens de regering van Josafat,
de koning van Juda, een massale inval werd gepleegd in zijn Rijk, waarbij
Ammonieten, Moabieten en andere volken betrokken
waren.
De gemeente van Israël
kwam toen massaal in de tempel bijeen om YHWH te zoeken (2Kr 20:1-30).
De bede aan het einde van Psalm 83 (vers 18): Opdat
men weet dat gij, wiens naam YHWH is, gij alleen de
Allerhoogste bent over heel de aarde, werd in Josafats tijd vervuld, maar zal ook het eindresultaat zijn
van de aanval door Gog (2Kr 20:29; Ez 38:23).
Maar merk op dat in vers 7 van Psalm 83 de Ismaëlieten (samen met Edom) als
eersten onder de vijandige volken worden genoemd die Israël het liefst als volk
volkomen zullen willen uitroeien. Ja, zo grondig dat aan de naam van Israël
niet meer gedacht wordt.
Voorzeker het absolute hoogtepunt van Ismaëls
vijandige houding, welke oorspronkelijk werd gewekt doordat hij, nota bene
Abrahams eerstgeborene, werd gepasseerd ten gunste van zijn jongere halfbroer Isaäk. Want niet in zijn geslachtslijn maar in die van zijn
'broertje' zou het zaad van Abraham spruiten dat, naar Gods belofte, tot zegen
van de mensenwereld zal worden (Hb 11:17-19).
Update
Opmerking: Naar het schijnt zijn de aanvallende partijen in deze
Psalm (83) niet de zelfde als die in Ezechiël
Om die reden wordt het door velen
goed mogelijk geacht dat Psalm 83 verwijst naar een vroege aanval op Israël in
de Eerste Helft van de 70ste Jaarweek. Pas later, tegen het einde
van de Jaarweek, zou dan Gog/Magog
aan de orde zijn. In deze
videobespreking worden de voor- en tegenargumenten betreffende die
mogelijkheid uitgebreid beargumenteerd.
Zelf houden wij het niettemin voor
mogelijk dat beide profetieën tegelijkertijd vervuld zullen worden; alleen
hebben de twee genoemde partijen bij hun aanval op Gods herstelde volk geheel
verschillende oogmerken, t.w.: De vijanden van Psalm 83 streven naar de
volledige verdwijning, ja uitroeiing van Israël als natie. Niet
vreemd want zij willen immers al Israëls gebied zelf in bezit nemen. Daarvoor
hoeven wij slechts te kijken naar wat Hamas en de
Palestijnse Autoriteit thans dienaangaande duidelijk nastreven.
De aanvallende partijen van
Ezechiël 38/39 daarentegen is het om geheel iets
anders te doen. Zij willen de bodemschatten van Israël roven en ander bezit
plunderen. Wij lezen dat zij aanvallen om roof te plegen,
om buit te roven … van
een volk dat uit de Heidenvolken verzameld is, dat vee en bezit
verworven heeft, dat in het midden van het land [of: op de
navel der aarde] woont.
Die motieven
blijven voor andere, toekijkende [bevriende] natiën niet
verborgen: Sjeba, Dedan, de kooplieden van Tarsis
en al hun jonge leeuwen zullen tegen u zeggen: Komt u om een roof te plegen?
Hebt u uw strijdmacht bijeengebracht om buit te roven, om zilver en goud mee te
voeren, om vee en bezit mee te nemen, om een grote roof te plegen?
Excurs
Bezien vanuit de gematria
Voor hen die geïnteresseerd zijn
in (Bijbelse) gematria laten we hieronder nog enkele
opmerkelijke resultaten zien waardoor het bovenstaande op een aantal punten
wordt bevestigd.
De GW (getalswaarde) van Gn 16:12 bedraagt 1225.
Die GW wordt teruggevonden in Ez 38:23, in de zinsnede waar
God in verband met de afrekening met Gog en zijn
strijdmacht zegt: Ik zal mijzelf heiligen.
Verder in Psalm
75:7
Maar God is Rechter: Hij
vernedert de een en verhoogt de ander.
Dat is precies wat YHWH God deed ivm met Ismaël en Isaäk. En wat
volgens deze Psalm zal geschieden met de horens van de goddelozen en de
rechtvaardigen.
En in Psalm
76:2, waar we betreffende het resultaat van de
Eindtijdstrijd worden geïnformeerd:
In Salem is zijn hut, en zijn woning in Sion.
Ook in Psalm
98:7, waar we in verband met het zingen van een
nieuw lied voor YHWH - die voor Israël redding bewerkt voor de ogen van de
Heidenvolken - lezen:
Laat de zee bulderen met al wat ze bevat, de wereld [ juichen ] met wie haar bewoont.
De GW van Gog, het land van Magog, de oppervorst van Mesech en Tubal (vers 2) is 2020.
Zie voor dezelfde GW: 1Kn 16:32, waar we lezen over
de afgod Baäl; de figuur Gog
moet in de demonenwereld gezocht worden.
En eveneens Job 13:18, waar we Gods knecht Job (afbeelding van Israël
als Ebed YHWH) profetisch horen verkondigen:
Zie toch, ik zet de
rechtszaak uiteen, ik weet, dat ik in mijn recht ben.
In Ez
39:1 is echter sprake van: Gog, oppervorst van Mesech en Tubal, en dat heeft
getalswaarde 1672, welke wij ook terugvinden in Ez 35:2 >>
Mensenzoon, richt je blik op het Seïrgebergte
en profeteer ertegen
In wijdere zin wordt met het
gebergte Seïr gedoeld op de demonenwereld.
Zie: Jakob had ik lief maar Esau
haatte ik (Deel 1)
Ook Job 41:17, waar de Leviathan, een beeld van de
Antichrist, wordt beschreven: Zij kleven aan
elkaar, zij grijpen in elkaar en kunnen niet gescheiden worden.
Maar ook Gn 45:12, waar we lezen hoe
Jozef zich aan zijn broers bekendmaakt. Daardoor worden wij qua tijd verplaatst
naar de 70ste Jaarweek. Ook dan zal de tegenbeeldige Jozef, Messias
Jezus, zich aan zijn Joodse broeders bekendmaken.
Genesis
32
In het jaar 2266 AM, op zijn weg
terug naar het land Kanaän, had de patriarch Jakob
enkele bijzondere ervaringen:
(1)
Toen ook Jakob zijns weegs ging, kwamen
engelen van God hem tegemoet. Toen hij hen zag zei Jakob:
Dit is een kamp van God! Daarom gaf hij die plaats de naam Mahanaïm (Gn 32:1-2).
Blijkbaar werden Jakob bij deze gelegenheid de ogen
geopend, waardoor hij boven zijn hoofd twee legers van ten strijde toegeruste hemelingen
kon 'zien', kennelijk één ter rechter- en één ter
linkerzijde, om hem moed en vertrouwen in te boezemen.
Mahanaïm betekent
dan ook Twee kampen.
Voor Jakob
die nu rekening moest houden met een confrontatie met zijn (wellicht nog
steeds) vijandig gezinde tweelingbroer Esau, moet dit
een grote aanmoediging geweest zijn. Dezelfde God,
die hem had gered uit de hand van Laban, zou hem ook
redden uit de hand van Esau.
(2) Toen Jakob de rivier Jabbok overstak ging een 'man' met
hem worstelen. Daardoor
werd de gewrichtsholte van Jakobs dijbeen ontzet. Die
zelfde persoon deelde Jakob mee dat zijn naam
voortaan Israël zou worden genoemd (Gn 32:24-30; deel 2 van Jakob had ik lief maar Esau haatte ik).
Om die reden kunnen we het jaar
2266 AM aanmerken als een oorspronkelijk vertrekpunt voor het tellen der jaren
van Israëls geschiedenis, in het bijzonder wanneer het zou gaan om tijden van
grote nood waaruit alleen God zijn uitverkoren volk van hun vijanden zou kunnen
redden.
Welnu, aan de hand van de
getalswaarde 1225 van Gn 16:12, stelden we hierboven
eerder vast dat Ismaëls nakomelingen betrokken zullen
zijn bij de aanval die door Gog van het land Magog in de Eindtijd op het herstelde Israël Gods zal
worden ondernomen. En dat met de bedoeling om, zoals in Psalm 83 bij voorbaat
wordt getoond, Israël als natie van de aardbodem te verwijderen.
De getalswaarden van Ismaël en
zijn twaalf zonen zijn aldus: 451 – 462 – 304 – 38 – 382 – 450 – 55 – 341 – 16
– 451 – 225 – 440 – 149; bij elkaar opgeteld 3764.
Tellen we vervolgens vanaf 2266
AM, dan constateren we - overigens zeker niet onverwacht - dat de boosaardige
aanval van Gog op Gods volk in de Eindtijd precies
bij de overgang naar het Millennium zal plaats vinden, d.i. het jaar 6030 AM.
Zie: Jakob bij de Jabbok
Aangezien Israel
dan gered zal worden naar het historische voorbeeld bij de doortocht van de
Rode Zee in het jaar 2514 AM, is het nog interessant om vast te stellen dat de
Schriftplaats Ex
14:28 de getalswaarde 3764 heeft.
Zoals YHWH
destijds aan Mozes liet weten, handelde Hij toen geheel op grond van het
Verbond dat hij met Abraham was aangegaan, alsook op de belofte waardoor dat
Verbond werd gekenmerkt: Abrahams zaad wordt tot zegen van de mensheid (Ex
2:24; 6:3-5).
Abrahams getalswaarde is 248;
opgeteld bij 2266 AM, brengt die ons naar 2514 AM, het jaar overigens dat
volgens Ex
12:40-41 ook bereikt werd na een periode van 430 jaar, gerekend vanaf 2084
AM toen Gods Verbond met Abraham van kracht werd (Gl 3:17).
-.-.-.-