Schriftstudies.tk
Het lange termijneffect van Genesis 16:12 betreffende Ismaël

Het lange termijneffect van Genesis 16:12 betreffende Ismaël.

 

Abrahams gezin

Arabieren

Mohammed

Een Profeet?

Islam

Ezechiël 38 en 39

Zie update: Psalm 83

Excurs:

   Bezien vanuit de gematria

 

Abrahams gezin

Bij de meesten van onze lezers is het ongetwijfeld bekend dat Ismaël, wiens naam betekent God hoort, de zoon was van Abraham bij Sara’s Egyptische slavin Hagar. Hij werd in 2095 AM geboren, toen zijn vader 86 jaar oud was. Zie voor details Genesis, hoofdstuk 16.

Aangezien Sara onvruchtbaar was en God niettemin aan Abraham een talrijk zaad had beloofd, drong zij er bij haar man op aan dat hij betrekkingen met Hagar zou hebben. Blijkbaar meegetrokken in haar ongeloof met betrekking tot de Almachtige die hoe dan ook elke belofte, hoe wonderlijk ook, kan vervullen, gaf Abraham gehoor aan zijn vrouw en nam Hagar tot bijvrouw.

Vergelijk Lk 1:37 >  Bij God zal geen enkele uitspraak een onmogelijkheid zijn.

Toen Hagar vervolgens zwanger werd, ging zij haar meesteres echter zozeer verachten dat Sara zich bij haar man over haar beklaagde. Omdat Abraham zei dat Hagar haar nog volledig als slavin ter beschikking stond, ging Sara haar vernederen. Het gevolg daarvan was weer dat Hagar van haar wegliep.
Bij de bron aan de weg naar Sur trof YHWHs engel haar aan en gelastte haar naar haar meesteres terug te keren en zich onder haar hand te vernederen. Bovendien werd haar gezegd dat God haar zaad zeer zou vermenigvuldigen en dat de zoon die zij zou baren, Ismaël genoemd moest worden.

Bij die gelegenheid schetste YHWHs engel (Gods Zoon in zijn pre-existentie) profetisch de loopbaan van haar zoon:


Hij zal een wilde ezel van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en voor het aangezicht van al zijn broeders zal hij wonen.
(Gn 16:12)

Zoals gebruikelijk bij dit soort voorzeggingen blijken de zaken die worden aangekondigd eerder in het nageslacht vervuld te worden dan in de stamvader zelf. En inderdaad is het algemeen bekend dat Ismaëls nakomelingen, de Arabieren, zich door alle eeuwen heen een strijdlustig volk hebben betoond; maar tegelijkertijd ook ontembaar als een wilde ezel. Terwijl zij altijd omringd waren door volken die ieder op hun beurt veroverd werden, slaagden zijzelf erin aan onderwerping te ontkomen, zelfs aan zulke wereldmachten als Medo-Perzië, Hellas en Rome. Vergelijk Job 24:1-5; 39:8-11.

Niettemin is het gewoonlijk ook waar dat vroege gebeurtenissen in het leven van de stamvader de toon zetten voor de wijze waarop door het nageslacht wordt opgetreden, zelfs door de zeer verre nakomelingen.
Een dergelijke gebeurtenis wordt in Genesis, hoofdstuk 21, verhaald. Toen Isaäk, de 'vrije zoon' die Sara alsnog volgens Gods voorzegging had gebaard, ongeveer vijf jaar was, rechtte Abraham, zijn vader, een groot feestmaal aan op de dag waarop Isaäk gespeend werd.
Maar het ontging Sara niet dat Ismaël, die nu ongeveer negentien jaar was, met de kleine Isaäk de spot dreef. En dat was geen onschuldig kinderspel. Zoals uit het verslag kan worden opgemaakt, speelde bij de bespotting van Isaäk blijkbaar het erfrecht een zekere rol:



Toen zag Sara, dat de zoon van Hagar, de Egyptische, die zij Abraham gebaard had, spotte, en zij zei tot Abraham: Jaag die slavin met haar zoon weg, want de zoon van deze slavin zal niet erven met mijn zoon, met Isaäk. Dit nu mishaagde Abraham zeer ter wille van zijn zoon. Maar God zei tot Abraham: Laat dit niet kwaad zijn in uw ogen, om de jongen en om uw slavin; in alles wat Sara tot u zegt, moet gij naar haar luisteren, want door Isaäk zal men van uw nageslacht spreken. Maar ook de zoon der slavin zal Ik tot een volk stellen, omdat hij uw nakomeling is.
(Gn 21:9-13; nbg)

We concluderen dan ook dat Ismaël bij die gelegenheid de eerste tekenen vertoonde van de vijandige gezindheid die hij volgens de voorzegging van YHWHs engel aan de dag zou leggen. Sara was bezorgd voor de toekomst van haar zoon Isaäk, en daarom vroeg zij Abraham om Hagar en haar zoon weg te zenden. Weliswaar was Abraham hier niet mee ingenomen, maar op Gods aanwijzing willigde hij ook nu het verzoek van zijn vrouw in.
In hetzelfde hoofdstuk vernemen we overigens ook dat God voortdurend met de jongen was; dat Ismaël na verloop van tijd een boogschutter werd en in de wildernis van Paran ging wonen. En ook dat zijn moeder Hagar voor hem een vrouw uit het land Egypte nam.

Eerder, in hoofdstuk 17 van Genesis, had YHWH God al aan Abraham laten weten dat Ismaël en diens nakomelingen ruimschoots zijn aandacht zouden hebben:



En wat Ismaël betreft, ik heb u gehoord. Zie! Ik zal hem zegenen en hem vruchtbaar doen zijn en hem zeer, zeer vermenigvuldigen. Hij zal twaalf oversten voortbrengen, en ik zal hem tot een grote natie doen worden.
(Gn 17:20)

Arabieren

Zoals reeds vermeld nam Hagar een Egyptische vrouw voor haar zoon, en mettertijd werd Ismaël de vader van twaalf zonen, die de oversten en familiehoofden van de beloofde 'grote natie' van Ismaëlieten werden. Ismaël stierf uiteindelijk in 2232 AD op 137-jarige leeftijd (Gn 25:12-18).
Ismaëls twaalf zonen waren Nebajoth, Kedar, Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema, Jetur, Nafis en Kedma. De Ismaëlieten waren dus aanvankelijk, wat ras betreft, voor één vierde Semitisch en drie vierde Chamitisch.

Zoals God beloofd had werden de Ismaëlieten "een grote natie", die 'wegens het grote aantal niet geteld kon worden' (Gn 17:20; 16:10). Maar in plaats dat zij zich ergens vestigden - zij bouwden slechts een paar steden - leidden zij liever een nomadenleven. Ismaël zelf was een wilde ezel van een mens, dat wil zeggen, een rusteloze zwerver die in de wildernis van Paran ronddoolde en als boogschutter in zijn levensonderhoud voorzag.
Zijn nakomelingen waren meest Bedoeïenen die net als hij in tenten woonden, een volk dat het Sinaïschiereiland doorkruiste en verder tot in Noord Arabië en Assyrië. Zij stonden bekend als een krijgslustig volk, moeilijk in de omgang, zoals ook van hun vader Ismaël was gezegd. Wanneer de Ismaëlieten zich ergens leken te vestigen, was dat hooguit tijdelijk, en wel zo lang zij in een bepaald gebied werden getolereerd en er niet met geweld werden uitgezet. Vergelijk Gn 21:20-21 en 25:18.

Mettertijd vonden er blijkbaar huwelijken plaats tussen Ismaëlieten en nakomelingen van Abraham via Ketura (Gn 25:1-4). De nakomelingen uit die verbintenissen bewoonden verschillende delen van Arabië. Aangezien Ismaël en Midian halfbroers waren, kan het zijn dat die onderlinge huwelijken ertoe hebben geleid dat de termen Ismaëlieten en Midianieten allengs door elkaar werden gebruikt, zoals ook blijkt uit de beschrijving van de karavaan die Jozef in Egyptische slavernij verkocht.
Ook de benden die in de dagen van Gideon invallen in Israël deden, werden zowel Midianieten als Ismaëlieten genoemd. Van laatstgenoemden wordt vermeld dat zij een gouden neusring droegen.
Vergelijk: Gn 37:25-28; 39:1 en Rc 8:24.

Blijkbaar is de vroege vijandige gezindheid die Ismaël jegens zijn jongere hafbroer Isaäk betoonde overgegaan op zijn nakomelingen.
Mozes schreef in Gn 25:18 dat de Ismaëliet zich vestigde tegenover al zijn broeders. Veel geleerden delen de opvatting dat dit taalgebruik een vijandige gezindheid weerspiegelt, in het bijzonder ten opzichte van verschillende van hun verwante Semitische broeders.
In ieder geval maakt de geschiedenis uitvoerig melding van het krijgslustige temperament der Arabische stammen.

Thomas Newton, die de bloedige geschiedenis der Arabieren naging, zei dat deze mensen "in een staat van voortdurende oorlog met de rest van de wereld leefden… Zij waren zulke vijanden van de mensheid dat het niet verwonderlijk is dat de mensheid op haar beurt vijanden jegens hen waren".
Vele natiën hebben dit ruwe volk bestreden maar geen enkele slaagde erin het volledig te bedwingen. De Griekse historicus Herodotus stelde vast dat de Perzen nooit in staat waren de Arabieren te overwinnen. Strabo, de aardrijkskundige, meldde dat, toen Alexander de Grote het Perzische Rijk omverwierp, van de omringende volken die om vrede smeekten alleen de Arabieren zich verzetten.

Toen de Romeinen hun gebied van het Westen naar het Oosten uitbreidden, bleken ook zij niet in staat de Arabische volken tot een bepaalde provincie terug te dringen. Zelfs Pompeius, de Romeinse generaal die zo’n groot deel van de wereld rond de Middellandse Zee overwon, slaagde er niet in de woeste Arabieren te onderwerpen. De latere keizer Trajanus die ook pogingen in die richting ondernam, faalde eveneens, hoewel er sprake was van op zichzelf staande overwinningen. Deze Bedoeïenen gingen er zelfs intussen mee door in verscheidene Romeinse provincies verwoestingen aan te richten.

Mohammed

Wanneer we ons nu in de tijd verplaatsen naar de tweede helft van de Zesde eeuw en de situatie overzien die toen in het Midden Oosten bestond, constateren we dat er op religieus gebied sprake was van een janboel. Zowel het Jodendom als de Christenheid waren beide corrupt; afgoderij vierde hoogtij.
Het was in die regio dat rond 570 AD een kind werd geboren door wiens optreden het landschap in de 'beschaafde wereld' daarna voorgoed zou veranderen. Zijn naam was Mohammed, een Ismaëliet zoals hij later van zichzelf zou zeggen. En inderdaad is de traditionele visie dat Mohammeds afstamming via de stam der Qoeraisj wordt teruggevoerd op Hadad, de achtste zoon van Ismaël.

Mohammed, die beweerde een apostel en profeet van God te zijn, slaagde op een opmerkelijke manier waar velen vóór hem gefaald hadden.
Geleidelijk kreeg hij het namelijk voor elkaar om deze onbeschaafde, wetteloze zonen van de woestijn te organiseren tot een door religieus fanatisme gedreven strijdbare macht.
Volgens de tradities zou Mohammed zich in de maand Ramadan, in het jaar 610, teruggetrokken hebben in de grot van Hira, toen hem de engel Gabriël verscheen en hem aanwees als Gods profeet. Hij zou toen 40 jaar oud geweest zijn en de volgende ruim twintig jaar zou hij via Gabriël tal van openbaringen hebben ontvangen die later werden samengevoegd in de Koran.

In Mekka begon Mohammed als profeet op te treden en riep hij zijn plaatsgenoten op om niet langer de afgoden te aanbidden; daarbij monotheïsme, politieke eenheid en sociale bewogenheid predikend.
Met die boodschap trok hij in het begin vooral de armen en slaven aan. Naderhand verzamelden zich ongeveer 70 families om hem heen.
De heersende klasse voelde zich echter door het optreden van Mohammed bedreigd, wat leidde tot een steeds grotere vijandschap jegens hem en zijn beweging die nu de kenmerken der Islam ging vertonen. Islam betekent overgave [aan God] of onderwerping en wijst op het fundamentele, religieuze principe dat een aanhanger van de Islam zich overgeeft aan de wil en wet van God.

Zolang een dergelijke overgave geschiedt aan de ware God, YHWH, is dat beslist prijzenswaardig. Maar wanneer er een andere ‘god’ in het spel is, één uit de demonenwereld, ligt de zaak uiteraard geheel anders! Vergelijk Jk 4:7 > Onderwerpt je daarom aan God; maar weerstaat de Duivel en hij zal van jullie wegvluchten.


Toen de tijd kwam waarop Mohammeds vijanden hadden besloten hem te liquideren, vluchtte hij in 622 AD naar Yathrib. Die plaatsnaam werd later omgedoopt in Medinat-un-Nabawi ['stad van de profeet']; weer later afgekort tot Medina. In Medina zou Mohammed naast zijn religieuze functie ook een politiek-militair profiel aannemen als opperbevelhebber van het moslimleger. Omringende Arabische stammen begonnen geleidelijk de kracht van Mohammed te erkennen en toonden zich bereid verdragen met hem te sluiten. In 630 AD was Mohammed in staat zich definitief in Mekka te vestigen en de Ka'aba van de afgoden te zuiveren.

Een Profeet?

De vraag kan opgeworpen worden of Mohammed een profeet in Bijbelse zin was. Want stelde hij in zijn dagen geen misstanden aan de kaak; riep hij de mensen niet op zich tot God te bekeren en zich af te wenden van onrecht? Zou men Mohammed in die zin niet kunnen vergelijken met één van de Bijbelse profeten, zoals bijvoorbeeld Amos?
Laten we eens naar de werkelijkheid kijken.
Mohammed mag dan door zijn volgelingen 'de profeet' worden genoemd, maar deze 'profeet' loochende wel de essentiële waarheden van zowel het Jodendom als het Christendom.

Voor de Jood is YHWH de Elohim (God) van Israël, die de beloften ten aanzien van zijn volk waarmaakt. Voor de christen is Yeshua (Jezus) de Zoon van God, plaatsvervangend gestorven voor de zonden der mensheid, maar opgestaan en verheerlijkt aan Gods rechterhand in het hemelse heiligdom (Psalm 110).

 

1 Van David; een psalm. Zo spreekt YHWH tot mijn Heer: "Zet u aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden leg tot een voetbank uwer voeten".
2
De scepter van uw sterkte zal YHWH vanuit Sion zenden: "Heers te midden van uw vijanden".
3 Uw volk zal zich gewillig aanbieden op de Dag van uw strijd. In de pracht der heiligheid, uit de schoot der dageraad, hebt gij de dauw van uw jeugd.
4 YHWH heeft gezworen en het zal hem niet berouwen:
"Gij zijt priester voor altijd, naar de orde van Melchizedek".
5 De Heer aan uw rechterhand verplettert koningen op de Dag van zijn toorn.
6 Hij zal gericht houden onder de Heidenvolken; hoopt lijken op; verplettert het Hoofd van een volkrijk land. 


Mohammed echter heeft dat beeld betreffende God en zijn Zoon dermate verdraaid dat het vrijwel onherkenbaar is geworden. Hoe kan Mohammed dan een profeet in Bijbelse zin zijn? Natuurlijk in het geheel niet; eerder een 'profeet' die valt in de categorie van de antichristen, want volgens 1 Johannes 2:22 ontkennen dezen dat Jezus de gezalfde Koning van Israël is (de Messias). En zulke personen loochenen zowel de Vader als de Zoon.
Wat Johannes in zijn Eerste Brief dienaangaande schreef in hoofdstuk 2, de vv 21 tot en met 24, is beslist verhelderend:



Ik heb jullie niet geschreven omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat gij haar kent, en omdat geen enkele leugen uit de waarheid is. Wie anders is de leugenaar dan hij die loochent dat Jezus de Messias is? Deze is de antichrist, hij die de Vader en de Zoon loochent. Ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet; hij die de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. Wat jullie betreft, laat wat gij vanaf [een] begin hebt gehoord, in jullie blijven. Indien in jullie blijft, wat gij vanaf [een] begin hebt gehoord, zult gij ook in de Zoon en in de Vader blijven.

Islam

Niettemin heeft de beweging van Mohammed grote invloed uitgeoefend, zelfs tot ver buiten het Midden Oosten, en dat nu al bijna 1400 jaar.
Een eeuw na zijn dood strekte zich al een Islamitisch Rijk uit vanaf de Atlantische Oceaan in het Westen tot Centraal Azië in het Oosten, waaronder het Rijk der Ottomanen.
Tijdens de Gouden Eeuw van de Islam, ongeveer de periode van 750 tot 1250 AD omspannend, ontstonden vele centra van cultuur en wetenschap die vooraanstaande wetenschappers, astronomen, mathematici, filosofen en geneeskundigen voortbrachten. De technologie nam een hoge vlucht; er werd veel geïnvesteerd in infrastructuren zoals irrigatiesystemen en kanalen. Het kalifaat, de Islamitische heerschappij uitgeoefend door de kaliefen als opvolgers van Mohammed, floreerde.

Later, in de Achttiende en Negentiende eeuw, geraakten veel Islamitische regio’s onder het toezicht van imperiale, Europese machten. Ná de Eerste Wereldoorlog werden de restanten van het Ottomaanse Rijk verkaveld als Europese protectoraten, waarmee ook het kalifaat verdween; in 1924 werd het kalifaat, dat door de Ottomanen als laatsten was opgeëist, geheel afgeschaft.
Maar thans, in de 21-ste eeuw, is de Islam weer een Macht waarmee de Westerse wereld terdege rekening dient te houden. Mede daardoor, en uiterst belangrijk, is het lange termijn effect van de voorzegging die God ten aanzien van Ismaël deed, manifester dan ooit: Zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem… Ik zal hem vruchtbaar doen zijn en hem zeer, zeer vermenigvuldigen.

Daarbij moeten we bovendien goed beseffen dat de hele Islam als religie is ontstaan met de bedoeling volledig het concept te niet te doen dat Israël Gods uitverkoren volk is en Jezus zijn eniggeboren Zoon, die ten behoeve van de mensenwereld plaatsvervangend een offerandelijke dood stierf (Jh 3:16).
De hele Koran en Hadith - de in grote verzamelingen vastgelegde, islamitische overleveringen - polemiseren tegen dit concept. De Koran zegt dat God geen Zoon heeft. Een engel zou zogenaamd Mohammed meegenomen hebben naar de hemel, waar hij zowel de andere engelen als de Bijbelse aartsvaders ontmoet zou hebben. Waarom was dat nodig? Omdat in hém vervuld moest worden wat alleen Jezus deed, namelijk afdalen uit de hemel en er weer naar opvaren.

Bovendien verwacht de Islam haar eigen Messias, de Mahdi, en zeer belangwekkend is het om te zien hoe YHWH God zijn profeet Jesaja in Jesaja, hoofdstuk 14, de ambities van die islamitische Messias bij voorbaat liet vastleggen:


12 Hoe bent u uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad!
U ligt geveld op de aarde, overwinnaar over de Heidenvolken!
13 En ú zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel;
tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen,
ik
zal zetelen op de berg van de ontmoeting aan de noordzijde.
14 Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste.
15 Echter, u bent in het rijk van de dood neergestort, in het diepst van de kuil!
16 Wie u zien, kijken u aan en letten op u:
Is dit nu die man die de aarde deed sidderen, die koninkrijken deed beven,
17 die van de wereld een woestijn maakte, haar steden met de grond gelijkmaakte,
zijn
gevangenen niet losliet om naar huis te gaan?
(HSV)

Merk op: Ik zal opstijgen naar de hemel…, ik zal zetelen…, ik zal opstijgen…, ik zal mij gelijkstellen aan de Allerhoogste. Maar ook: Is dit die man die de aarde deed sidderen, die koninkrijken deed beven…?
Er wordt daarom gedoeld op de Antichrist en zijn heftige, maar korte ruïneuze heerschappij die hij als de voorzegde Achtste wereldheerser ('koning') zal uitoefenen (Openbaring 17).

 

Teneinde grondig bekend te raken met de ware intenties van de Islam, verwijzen we naar dit artikel van 1-12-2015 van de hand van een arabist /islamoloog.

Interessant, maar bovenal onheilspellend naar de toekomst toe, is het artikel dat Jan van Barneveld onlangs publiceerde: Met de EU naar Mekka

Ezechiël 38 en 39

De komst van de Mahdi behoort dus tot het geloof van zowel Soennitische als Shi'itische moslims, maar hun Mahdi vertoont de trekken van de Bijbelse Antimessias, de opponent van de ware (Joodse) Messias Jezus. In dat verband worden wij in het Bijbelboek Ezechiël, de hoofdstukken 38 en 39, profetisch geïnformeerd omtrent een laatste boosaardige aanval welke die Pseudomessias, onder de mysterieuze benaming van Gog, in de Eindtijd zal uitvoeren op Gods uitverkoren volk Israël.
En dat in een fase van hun geschiedenis dat velen vanuit de natiën [de Heidenvolken], waarheen zij (of: hun voorvaders) ooit verstrooid werden, bijeenvergaderd zullen zijn.

Volgens de versie van de Herziene Statenvertaling (HSV) lezen we in Ez 38 daarover het volgende [de HEERE is door ons gewijzigd in YHWH]:


1 Het woord van YHWH kwam tot mij:
2 Mensenkind, richt uw blik op Gog, het land van Magog, de oppervorst van Mesech en Tubal, en profeteer tegen hem.
3 Zeg: Zo zegt de Heer YHWH: Zie, Ik zál u, Gog, oppervorst van Mesech en Tubal!
4 Ik zal u omkeren, Ik zal haken in uw kaken slaan en Ik zal u doen uittrekken: u, met heel uw leger, paarden en ruiters, allen uitmuntend gekleed, een grote strijdmacht met grote en kleine schilden, die allen het zwaard hanteren.

5 Bij hen zijn Perzen, Cusjieten en Puteeërs, allen met schild en helm,
6 Gomer met al zijn troepen, Beth [of: Huis]-Togarma, in het uiterste noorden [of: aan de zijden van het noorden], met al zijn troepen, vele volken met u.
7 Wees bereid en maak u gereed, u en uw hele strijdmacht, die bij u bijeengekomen is. Wees een wachter voor hen.

8 Na vele dagen zult u gestraft worden [of: zal er aandacht aan u worden geschonken]. Aan het einde van de jaren zult u komen in een land dat hersteld is van het zwaard, bijeengebracht uit vele volken op de bergen van Israël, die tot een blijvende verwoesting waren geworden. Als zij uitgeleid zijn uit de volken, zullen zij allen onbezorgd wonen.
9 U zult oprukken, u zult komen als een verwoesting; u zult als een wolk zijn en het land bedekken, u en al uw troepen en vele volken met u.

10 Zo zegt de Heer YHWH: Op die dag zal het gebeuren dat er overleggingen in uw hart zullen opkomen en dat u een kwaad plan beramen zult.
11 U zult zeggen: Ik zal optrekken tegen een niet ommuurd land, komen bij mensen die rustig en onbezorgd wonen, die allen zonder muur en grendel wonen en geen poorten hebben,
12 om roof te plegen, om buit te roven, om u [of: uw hand] tegen de nu bewoonde puinhopen te keren en tegen een volk dat uit de heidenvolken verzameld is, dat vee en bezit verworven heeft, dat in het midden van het land [of: op de navel der aarde] woont.

13 Sjeba, Dedan, de kooplieden van Tarsis en al hun jonge leeuwen zullen tegen u zeggen: Komt u om een roof te plegen? Hebt u uw strijdmacht bijeengebracht om buit te roven, om zilver en goud mee te voeren, om vee en bezit mee te nemen, om een grote roof te plegen?

14 Profeteer daarom, mensenkind, en zeg tegen Gog: Zo zegt de Heer YHWH: Zult u het op die dag, wanneer Mijn volk Israël onbezorgd woont, niet te weten komen?
15 U zult uit uw woonplaats komen, uit het uiterste noorden, u en vele volken met u, allen ruiters, een grote menigte en een talrijk leger.
16 U zult als een wolk optrekken tegen Mijn volk Israël om het land te bedekken. Het zal gebeuren in later tijd [of: aan het einde van de dagen]. Dan zal Ik u over Mijn land doen komen, zodat de heidenvolken Mij kennen, wanneer Ik door u, Gog, voor hun ogen geheiligd word.

17 Zo zegt de Heer YHWH: Bent u het over wie Ik in vroeger tijd gesproken heb door de dienst van Mijn dienaren, de profeten van Israël, die in die tijd geprofeteerd hebben, jarenlang, dat Ik u over hen zou brengen?
18 Op die dag zal het gebeuren, op de dag dat Gog over het land van Israël komt, spreekt de Heer YHWH, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opstijgen.
19 Want in Mijn na-ijver, in het vuur van Mijn verbolgenheid, heb Ik gesproken: Voorwaar, op die dag zal een zware aardbeving het land van Israël treffen!
20 De vissen in de zee, de vogels in de lucht, de dieren van het veld, al de kruipende dieren die op de aardbodem kruipen, en alle mensen die op de aardbodem zijn, zullen voor Mijn aangezicht beven. De bergen zullen omvergehaald worden, de bergwanden zullen instorten en alle muren zullen op de grond neervallen.

21 Op al Mijn bergen zal Ik een zwaard tegen hem oproepen, spreekt de Heer YHWH. Ieders zwaard zal tegen zijn broeder zijn.
22 Ik zal met hem een rechtszaak voeren door pest en door bloed. Ik zal een alles wegspoelende regen, en hagelstenen, vuur en zwavel op hem doen regenen, op zijn troepen en op de vele volken die met hem zijn.
23 Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik YHWH ben.

Merk op welke volken worden vermeld die naast Magog, Mesech en Tubal, tot Gogs enorme strijdmacht zullen behoren: Perzen (huidig Iran), Cusjieten (huidig Sudan) en Puteeërs (huidig Libië), Gomer en Beth [het Huis van] Togarma. Volgens de volkerenlijst in Genesis 10 weliswaar nakomelingen van Noachs drie zonen Jafeth, Sem en Cham, maar thans wonend in gebieden die overwegend Islamitisch van religie en het volk Israël vijandig gezind zijn.


 

Gog zal dus blijkbaar de aanvoerder worden van een multinationale strijdmacht met een overwegend Islamitische achtergrond en daarmee een stormaanval op Gods volk ondernemen. De aanval vindt plaats nadat YHWH God zijn volk uit de Heidenvolken heeft bijeenvergaderd en hen terugbracht op de bergen van Israël, die voordien verwoest waren.
Omdat zij in zekerheid wonen, schijnbaar geen enkele bescherming genieten, maar wel grote geestelijke voorspoed, laat Gog zich ertoe verleiden een boosaardige, grootscheepse aanval op hen te plegen. Maar zijn aanval wekt YHWHs woede, wat tot gevolg heeft dat Gog en heel zijn menigte een verpletterende nederlaag lijden en volledig vernietigd worden. Hun lijken worden tot voedsel voor vogels en wilde dieren, en hun beenderen worden begraven in het dal dat daarna het Dal van Gogs Menigte wordt genoemd (Ezechiël, hoofdstuk 39).

In vers 16 maakt YHWH God bij monde van zijn profeet ondubbelzinnig duidelijk dat zijn uitverkoren volk Israël object is van Gogs boosaardige aanval: U zult als een wolk optrekken tegen mijn volk Israël om het land te bedekken.
En ook dat zal plaats vinden aan het einde van de dagen.

Tevens is het belangwekkend te vernemen dat YHWH al eerder, door de dienst van andere profeten in Israël, profetisch liet weten dat er zoiets zou komen (vers 17): Bent u het over wie Ik in vroeger tijd gesproken heb door de dienst van mijn dienaren, de profeten van Israël, die in die tijd geprofeteerd hebben, jarenlang, dat Ik u over hen zou brengen?

YHWH liet die profeten voorzeggen dat hij Gog over hen zou doen komen. En daarmee uiteraard over het volk van die profeten, de natie Israël.
In dit verband kan gedacht worden aan profeten als Joël, Micha, Jesaja, Jeremia. Bij hen zijn heel wat passages te vinden die in de zelfde richting gaan als Ezechiël 38 en 39.
Weliswaar wordt de figuur Gog niet door hen genoemd, maar wel een macht die met hem gelijkenis vertoont.
Bij verder onderzoek blijkt dat het steeds gaat om de 8e Koning, het Beest uit de Openbaring, maar op andere manieren voorgesteld, bijvoorbeeld: de Assyriër (bij Jesaja en Micha); de koning van het Noorden (bij Daniël). Vandaar dat er ook geregeld sprake is van een dreiging die komt vanuit het Noorden, maar steeds is Israël doelwit.

Overigens kan bij dergelijke profetieën tevens sprake zijn van een tweede (grotere) vervulling. Bijvoorbeeld de Assyriër (Sanherib) die tijdens de regering van Hizkia de stad Jeruzalem met een grote legermacht bedreigde.
Wat betreft de vroegere profeten die soortgelijke dingen profeteerden als Ezechiël, kunnen we, om slechts een greep te doen, denken aan:

Joël 2:1-12, 20, 25; 3:1-2, 9-17.
Micha 4:11-12.

Habakuk 1:5 – 2:5; 3:12-16.

Zefanja 3:8.

Zacharia 12:1-9; 14:1-3.
Jesaja 10:5-23; 14:1-8, 12-14; 28:2, 14-24; 37:1-36.
Jeremia 1:13-14; 10:22-25; 47:2.

De aanval op Israël, soms het Sieraad genoemd, wordt ook aangekondigd door Daniël, in Dn 11:40-45. (Zie ook Dn 8:9-11). Maar Daniël kwam met deze profetie (kort) ná Ezechiël.

In vers 17 (van Ez 38) wordt uiteraard niet voor niets van al die profeten melding gemaakt die al eerder de Gog-figuur hadden aangekondigd.
Want al die profetische verkondigingen - die bovendien opvallend zijn in talrijkheid - vestigen met elkaar op een indrukwekkende wijze de aandacht op

(1) wat die ene, speciale natie, Israël, in Gods voornemen nog te verduren krijgt in de Eindtijd, en
(2) dat het daarbij gaat om een uiterst belangrijke episode in de reddingsgeschiedenis van dat eeuwenoude Godsvolk, waarbij er niet alleen voor dat volk maar tevens voor heel de mensenwereld beslissende zaken op het spel staan.

Om maar iets te noemen:
Volgens Mt 24:22 liet de Messias zelf krachtig uitkomen dat de Grote verdrukking, met als climax Gogs aanval, niet langer dan 1260 dagen zou mogen duren. En waarom niet?
Omdat anders 'geen vlees behouden zou worden'. Want zou Israël in die tijd ten onder gaan, dan zou ook alle hoop voor de mensen der natiën vervlogen zijn.
Vergelijk in dit verband ook Dn 12:1, 6-7 met betrekking tot Daniels volk!

Met dit in gedachten krijgt Ez 38:12 beslist een bijzondere dimensie: Tegen een volk dat uit de Heidenvolken verzameld is…, dat op de navel der aarde woont.
Israël zal dan als het volk van God in het absolute brandpunt van aandacht der gehele wereld verkeren. Geen mens zal heen kunnen om datgene wat dan te gebeuren staat. Allen zullen betrokken raken, zoals blijkt uit Mt 25:31-46.

De wijze namelijk waarop een ieder zich dan opstelt ten aanzien van Jezus’ broeders naar het vlees in hun verdrukking, zal zegen of vloek voor hen betekenen; en dat geheel naar de oude voorzegging die YHWH aan Abraham deed:


Ik zal zegenen die u zegent, vervloeken die u vervloekt.
En in u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.
(Gn 12:3)

Dus horen we in Mt 25 de koning tot de 'schapen' zeggen:

Komt, de gezegenden van mijn Vader, beërft het koninkrijk dat vanaf de grondlegging der wereld voor jullie gereedgemaakt is.

Maar tot de 'bokken':

Gaat weg van mij, de vervloekten, in het vuur [van vernietiging] dat voor de Duivel en voor zijn engelen gereedgemaakt is
(Mt 25:34, 41)

Zie de Studie: Schapen en Bokken.

 

Overigens zal het Joodse Overblijfsel van de Eindtijd het reeds zwaar te verduren krijgen tijdens de Tweede helft van de 70ste Jaarweek van 3½ jaar, dus tijdens de Grote Verdrukking en nog voorafgaand aan Gogs slotaanval. Vooral van de zijde van Islamitische extremisten mag namelijk terreur verwacht worden, en wel op grond van de dreiging die dan zal uitgaan van het Antichristelijke duo Beest en Valse Profeet en in Op 13:15 wordt verwoord:

 

En het [Beest uit de aarde, de Valse Profeet, de woordvoerder voor de Draak] misleidt hen die op de aarde wonen wegens de tekenen die hem gegeven werden om te verrichten voor het aangezicht van het Beest [uit de zee], zeggend tot hen die op de aarde wonen dat zij een beeld maken voor het Beest dat de zwaardslag heeft en leefde. En het werd hem gegeven geest aan het beeld van het Beest te geven, opdat het beeld van het Beest zowel zou spreken alsook zou bewerken dat allen die het beeld van het Beest niet zouden aanbidden gedood zouden worden.

 

Dat het daarbij niet om een loze bedreiging zal gaan, wordt duidelijk uit Op 20:4. Van de Joodse Eindtijdheiligen zullen in die periode sommigen zeker ter dood worden gebracht en dat ook nog eens door onthoofding:

 

En ik zag tronen en zij namen daarop plaats, en hun werd rechterlijk oordeel verleend. En de zielen van hen die onthoofd waren wegens het getuigenis van Jezus en wegens het woord van God en degenen die niet het Beest aanbaden, noch zijn Beeld, en zij ontvingen niet het kenteken op het voorhoofd en op hun hand. En zij kwamen tot leven en heersten als koningen met de Messias duizend jaren.

 

Te oordelen naar de situatie van thans, Voorjaar 2018 – kennelijk vlak voordat de Dag van de Heer werkelijk is aangebroken – wordt ons kennelijk daarmee bij voorbaat nog krachtiger onthuld dat de Antichristelijke Eindtijdmacht islamitisch georiënteerd zal zijn.

 

Zie: Een alternatieve benadering van de studie Een mogelijk verloop van de Zeventigste Jaarweek

 

De aankondiging die zo lang geleden in Dn 12:1 met betrekking tot de weergaloos Grote Benauwdheid werd gedaan - zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe - zal zeker tot een bittere realiteit worden. Hoe kan het ook anders, aangezien de Mensenzoon zelf die profetie bevestigde als zijnde zuivere, goddelijke waarheid (Mt 24:20-22).   

 

Zie ook Op 1:9-11 en Op 20:4-6.

 

Psalm 83

Van alle passages die profetisch over de laatste aanval op Israël gaan, hebben wij nog niet Psalm 83 genoemd:

1 Een lied, een psalm van Asaf.
2 O God, zwijg niet, houd U niet doof,
wees niet stil, o God!
3 Want zie, Uw vijanden tieren,
wie
U haten, steken hun hoofd omhoog.
4 Zij beramen listig een heimelijke aanslag tegen Uw volk
en beraadslagen tegen
Uw verborgenen.
5 Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.
6 Want samen hebben zij in hun hart beraadslaagd;
dezen hebben een verbond tegen U gesloten:
7 de tenten van Edom en de Ismaëlieten,
Moab en de Hagrieten,
8 Gebal, Ammon en Amalek,
Filistea
met de bewoners van Tyrus.
9 Ook Assyrië heeft zich bij hen aangesloten,
zij zijn voor de zonen van Lot een sterke arm geweest.

Naar men denkt kwam de Psalm tot stand bij de gelegenheid dat tijdens de regering van Josafat, de koning van Juda, een massale inval werd gepleegd in zijn Rijk, waarbij Ammonieten, Moabieten en andere volken betrokken waren.
De gemeente van Israël kwam toen massaal in de tempel bijeen om YHWH te zoeken (2Kr 20:1-30).

De bede aan het einde van Psalm 83 (vers 18): Opdat men weet dat gij, wiens naam YHWH is, gij alleen de Allerhoogste bent over heel de aarde, werd in Josafats tijd vervuld, maar zal ook het eindresultaat zijn van de aanval door Gog (2Kr 20:29; Ez 38:23).

Maar merk op dat in vers 7 van Psalm 83 de Ismaëlieten (samen met Edom) als eersten onder de vijandige volken worden genoemd die Israël het liefst als volk volkomen zullen willen uitroeien. Ja, zo grondig dat aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.
Voorzeker het absolute hoogtepunt van Ismaëls vijandige houding, welke oorspronkelijk werd gewekt doordat hij, nota bene Abrahams eerstgeborene, werd gepasseerd ten gunste van zijn jongere halfbroer Isaäk. Want niet in zijn geslachtslijn maar in die van zijn 'broertje' zou het zaad van Abraham spruiten dat, naar Gods belofte, tot zegen van de mensenwereld zal worden (Hb 11:17-19).

 

Update

Opmerking: Naar het schijnt zijn de aanvallende partijen in deze Psalm (83) niet de zelfde als die in Ezechiël 38. In de Psalm komen de vijanden namelijk uit de naties waardoor Israël direct omringd wordt; dus uit haar directe nabijheid, zoals Gaza en Jordanië. In Ezechiël echter, komen de vijanden vanuit ver buiten Israël gelegen landen: Iran, Turkije, Rusland, Ethiopië, Libië.

Om die reden wordt het door velen goed mogelijk geacht dat Psalm 83 verwijst naar een vroege aanval op Israël in de Eerste Helft van de 70ste Jaarweek. Pas later, tegen het einde van de Jaarweek, zou dan Gog/Magog aan de orde zijn. In deze videobespreking worden de voor- en tegenargumenten betreffende die mogelijkheid uitgebreid beargumenteerd.

Zelf houden wij het niettemin voor mogelijk dat beide profetieën tegelijkertijd vervuld zullen worden; alleen hebben de twee genoemde partijen bij hun aanval op Gods herstelde volk geheel verschillende oogmerken, t.w.: De vijanden van Psalm 83 streven naar de volledige verdwijning, ja uitroeiing van Israël als natie. Niet vreemd want zij willen immers al Israëls gebied zelf in bezit nemen. Daarvoor hoeven wij slechts te kijken naar wat Hamas en de Palestijnse Autoriteit thans dienaangaande duidelijk nastreven.

De aanvallende partijen van Ezechiël 38/39 daarentegen is het om geheel iets anders te doen. Zij willen de bodemschatten van Israël roven en ander bezit plunderen. Wij lezen dat zij aanvallen om roof te plegen, om buit te roven van een volk dat uit de Heidenvolken verzameld is, dat vee en bezit verworven heeft, dat in het midden van het land [of: op de navel der aarde] woont.
Die motieven blijven voor andere, toekijkende [bevriende] natiën niet verborgen: Sjeba, Dedan, de kooplieden van Tarsis en al hun jonge leeuwen zullen tegen u zeggen: Komt u om een roof te plegen? Hebt u uw strijdmacht bijeengebracht om buit te roven, om zilver en goud mee te voeren, om vee en bezit mee te nemen, om een grote roof te plegen?

Excurs

 

Bezien vanuit de gematria

 

Voor hen die geïnteresseerd zijn in (Bijbelse) gematria laten we hieronder nog enkele opmerkelijke resultaten zien waardoor het bovenstaande op een aantal punten wordt bevestigd.

 

De GW (getalswaarde) van Gn 16:12 bedraagt 1225.

Die GW wordt teruggevonden in Ez 38:23, in de zinsnede waar God in verband met de afrekening met Gog en zijn strijdmacht zegt: Ik zal mijzelf heiligen.

 

Verder in Psalm 75:7

 

Maar God is Rechter: Hij vernedert de een en verhoogt de ander.

 

Dat is precies wat YHWH God deed ivm met Ismaël en Isaäk. En wat volgens deze Psalm zal geschieden met de horens van de goddelozen en de rechtvaardigen.

 

En in Psalm 76:2, waar we betreffende het resultaat van de Eindtijdstrijd worden geïnformeerd:

 

In Salem is zijn hut, en zijn woning in Sion.

 

Ook in Psalm 98:7, waar we in verband met het zingen van een nieuw lied voor YHWH - die voor Israël redding bewerkt voor de ogen van de Heidenvolken - lezen:

 

Laat de zee bulderen met al wat ze bevat, de wereld [ juichen ] met wie haar bewoont.

 

De GW van Gog, het land van Magog, de oppervorst van Mesech en Tubal (vers 2) is 2020.

Zie voor dezelfde GW: 1Kn 16:32, waar we lezen over de afgod Baäl; de figuur Gog moet in de demonenwereld gezocht worden.

En eveneens Job 13:18, waar we Gods knecht Job (afbeelding van Israël als Ebed YHWH) profetisch horen verkondigen:

 

Zie toch, ik zet de rechtszaak uiteen, ik weet, dat ik in mijn recht ben.

 

In Ez 39:1 is echter sprake van: Gog, oppervorst van Mesech en Tubal, en dat heeft getalswaarde 1672, welke wij ook terugvinden in Ez 35:2 >>

 

Mensenzoon, richt je blik op het Seïrgebergte en profeteer ertegen 

 

In wijdere zin wordt met het gebergte Seïr gedoeld op de demonenwereld.

Zie: Jakob had ik lief maar Esau haatte ik (Deel 1)

 

Ook Job 41:17, waar de Leviathan, een beeld van de Antichrist, wordt beschreven: Zij kleven aan elkaar, zij grijpen in elkaar en kunnen niet gescheiden worden. 

Maar ook Gn 45:12, waar we lezen hoe Jozef zich aan zijn broers bekendmaakt. Daardoor worden wij qua tijd verplaatst naar de 70ste Jaarweek. Ook dan zal de tegenbeeldige Jozef, Messias Jezus, zich aan zijn Joodse broeders bekendmaken.

 

Genesis 32

 

In het jaar 2266 AM, op zijn weg terug naar het land Kanaän, had de patriarch Jakob enkele bijzondere ervaringen:

 

(1)

Toen ook Jakob zijns weegs ging, kwamen engelen van God hem tegemoet. Toen hij hen zag zei Jakob: Dit is een kamp van God! Daarom gaf hij die plaats de naam Mahanaïm (Gn 32:1-2).

 

Blijkbaar werden Jakob bij deze gelegenheid de ogen geopend, waardoor hij boven zijn hoofd twee legers van ten strijde toegeruste hemelingen kon 'zien', kennelijk één ter rechter- en één ter linkerzijde, om hem moed en vertrouwen in te boezemen.

Mahanaïm betekent dan ook Twee kampen.

Voor Jakob die nu rekening moest houden met een confrontatie met zijn (wellicht nog steeds) vijandig gezinde tweelingbroer Esau, moet dit een grote aanmoediging geweest zijn. Dezelfde God, die hem had gered uit de hand van Laban, zou hem ook redden uit de hand van Esau.

 

(2) Toen Jakob de rivier Jabbok overstak ging een 'man' met hem worstelen. Daardoor werd de gewrichtsholte van Jakobs dijbeen ontzet. Die zelfde persoon deelde Jakob mee dat zijn naam voortaan Israël zou worden genoemd (Gn 32:24-30; deel 2 van Jakob had ik lief maar Esau haatte ik).

 

Om die reden kunnen we het jaar 2266 AM aanmerken als een oorspronkelijk vertrekpunt voor het tellen der jaren van Israëls geschiedenis, in het bijzonder wanneer het zou gaan om tijden van grote nood waaruit alleen God zijn uitverkoren volk van hun vijanden zou kunnen redden.

 

Welnu, aan de hand van de getalswaarde 1225 van Gn 16:12, stelden we hierboven eerder vast dat Ismaëls nakomelingen betrokken zullen zijn bij de aanval die door Gog van het land Magog in de Eindtijd op het herstelde Israël Gods zal worden ondernomen. En dat met de bedoeling om, zoals in Psalm 83 bij voorbaat wordt getoond, Israël als natie van de aardbodem te verwijderen.

 

De getalswaarden van Ismaël en zijn twaalf zonen zijn aldus: 451 – 462 – 304 – 38 – 382 – 450 – 55 – 341 – 16 – 451 – 225 – 440 – 149; bij elkaar opgeteld 3764.

Tellen we vervolgens vanaf 2266 AM, dan constateren we - overigens zeker niet onverwacht - dat de boosaardige aanval van Gog op Gods volk in de Eindtijd precies bij de overgang naar het Millennium zal plaats vinden, d.i. het jaar 6030 AM. Zie: Jakob bij de Jabbok

 

Aangezien Israel dan gered zal worden naar het historische voorbeeld bij de doortocht van de Rode Zee in het jaar 2514 AM, is het nog interessant om vast te stellen dat de Schriftplaats Ex 14:28 de getalswaarde 3764 heeft.

Zoals YHWH destijds aan Mozes liet weten, handelde Hij toen geheel op grond van het Verbond dat hij met Abraham was aangegaan, alsook op de belofte waardoor dat Verbond werd gekenmerkt: Abrahams zaad wordt tot zegen van de mensheid (Ex 2:24; 6:3-5).

 

Abrahams getalswaarde is 248; opgeteld bij 2266 AM, brengt die ons naar 2514 AM, het jaar overigens dat volgens Ex 12:40-41 ook bereikt werd na een periode van 430 jaar, gerekend vanaf 2084 AM toen Gods Verbond met Abraham van kracht werd (Gl 3:17).

 

-.-.-.-