Een
aardse bestemming voor christenen - Is dat mogelijk?
ημων
γαρ
το πολιτευμα εν
ουρανοις υπαρχει
Want
ons burgerschap bestaat in [de] hemelen
Schapen en
Bokken (Mt 25)
Filippenzen
3:20-21
De themavraag in de
titel van deze Studie, welke wij ook zouden kunnen formuleren met de vraag
Wat is nu precies het profiel van
een christen?
willen
we met elkaar benaderen door enkele sleutelteksten door te nemen. De
lezer wordt verzocht genoemde teksten ook in zijn eigen exemplaar van de Bijbel
op te zoeken en zijn eigen gedachten daaromtrent te vergelijken met onze
commentaren.
YHWH [wellicht uit
spreken als Jahweh] God schiep manlijk en vrouwelijk om een huwelijkspaar te
vormen en de aarde met hun nakomelingen te vullen. De bestemming van de mens is
bijgevolg principieel aards.
Nadat duidelijk was geworden dat
God het probleem zonde zou gaan oplossen door het verschaffen van een speciaal
''zaad", bleek dat er in de bestemming van de mens geen
verandering was gekomen. Die was nog steeds aards. Want wie zullen
zich door Abrahams zaad uiteindelijk zegenen?
Antwoord: Alle Heidenvolken (of: natiën) der aarde.
Heidenvolken (natiën)
is een sleutelterm, evenals zaad.
In Abrahams tijd was
de mensheid als resultaat van de Spraakverwarring tot een 'lappendeken' van
afzonderlijke nationale groepen geworden met een eigen taal, cultuur en vorm
van bestuur. In zijn belofte aan Abraham hield God met die omstandigheid
rekening. Op zijn bestemde tijd zou hij al die volken de gelegenheid bieden om
in het zaad of nakomelingschap van Abraham een zegen te ontvangen, d.i. een
hernieuwd vooruitzicht van (blijvend) leven op aarde.
Want niets is zo tot
de aarde behorend als de natiën.
Vergelijk Genesis
10:32 en 11:9.
Wat betreft het zaad
dat Gods middel zal zijn tot zegening, in Galaten 3:16 toont de apostel Paulus
aan dat Messias Jezus in principe het werkelijke zaad is (enkelvoudig): Tot Abraham nu en tot zijn zaad
werden de beloften gesproken. Hij zegt niet: en tot zaden, alsof er sprake is
van velen, maar als van één: “En tot jouw zaad”, dat is [de] Messias.
Maar in het
Schriftgedeelte dat we nu analyseren (Genesis 22:15-18) is sprake van een zaad
in veelheid, want God beloofde aan Abraham dat hij diens zaad buitengewoon zou
vermenigvuldigen:
a.) als de sterren aan de hemel,
en
b.) als de
zandkorrels die aan de zeeoever zijn.
Deze beide termen
waren niet nieuw voor Abraham. Al eerder had YHWH God zich van deze
aanduidingen bediend om Abraham in te lichten welk voornemen
hij had met diens zaad.
Hier lezen we dat
God aan Abrahams zaad het land Kanaän beloofde. Kanaän kwam bijgevolg bekend te
staan als het Beloofde Land. Dat zaad, dat naderhand via Isaäk en Jakob het
volk Israël bleek te zijn, is duidelijk aards. Hun bestemming is immers
verbonden met een speciaal land, het land Israël.
In onze tekst gaf
God te kennen dat Hij dat volk Israël talrijk zou maken, "als de
stofdeeltjes van de aarde", een term die goed past bij aards Israël. Ze
komt overeen met punt b.) de zandkorrels die aan de
zeeoever zijn, een omschrijving die eveneens op
het aardse karakter van dit deel van het zaad duidt.
Conclusie, en geenszins
een onbelangrijke: De uiteindelijke zegening der natiën (Heidenvolken) zal
ondermeer plaats vinden door aards Israël!
Wanneer de Bijbel
dan ook – zoals in het boek Openbaring - een glimp laat zien van de situatie
die op aarde zal bestaan tijdens het Millennium, valt het op dat er twee
partijen op aarde zullen zijn:
1)
De natiën.
Voor de redenering
verwijzen we naar Openbaring
20:3, 7-8.
De Satan wordt 1000
jaar gebonden, zodat hij de natiën niet meer kan misleiden.
En wat vindt er plaats
wanneer hij aan het einde van de 1000 jaar voor een korte tijd wordt
losgelaten? Antwoord: Hij zal uitgaan om
de natiën
te misleiden die aan de vier hoeken der aarde zijn.
Die natiën die Satan
opnieuw onder zijn invloed zal trachten te brengen, vormen tegen die tijd een
aardse maatschappij bestaande uit mensen die allen tot volmaaktheid zijn
gebracht, dankzij de kracht van Jezus' loskoopoffer. Die natiën hebben aan
zichzelf de vervulling ervaren van Openbaring 22:2 >> En de bladeren van het geboomte tot genezing der natiën.
Zelfs op dat late
tijdstip worden zij niet als christenen aangeduid. Nog altijd
vallen zij onder de term natiën.
2.)
De heiligen.
Ook hier verwijzen
wij naar Openbaring, hoofdstuk 20, maar dan vooral naar vers 9 >> En zij trokken op over
de breedte der aarde en omsingelden het kamp der heiligen en de geliefde Stad.
En vuur daalde neer uit de hemel en verslond hen.
De opstandige
Heidenen (natiën) zullen optrekken over de breedte der aarde en het legerkamp
der heiligen zelfs insluiten!
Wie zijn die
''heiligen'' die door de hen omringende natiën worden bedreigd?
In de Bijbel wordt
deze term toegepast zowel op de leden van aards Israël als op de leden van de
christelijke gemeente. Maar in Openbaring 20:9 wordt duidelijk een aardse
situatie aangegeven, de situatie die zich op aarde zal voordoen aan het einde
van de 1000 jaar.
Die heiligen die
verbonden zijn met de ''legerplaats en de geliefde stad'' moeten daarom de
leden van aards Israël zijn die al die 1000 jaar de rol hebben
vervuld (zichtbaar op aarde) van Genesis 22:18. En die ook, volgens Gods
bedoeling en belofte jegens hen – zoals in Exodus
19:5-6 tot uitdrukking komt - hebben gefungeerd als een
koninkrijk van priesters en een heilige natie.
Dat
God nooit van zijn voornemen met het aardse Israël is afgestapt, toont Paulus
aan in Romeinen
11:28-33. Door haar weerspannige en onontvankelijke houding die culmineerde
in haar verwerping van de voor haar bestemde Messias, is Israël tijdelijk bij
God in ongenade geraakt en heeft Hij haar een tijdlang
in ongehoorzaamheid opgesloten.
Maar omdat YHWH God nooit spijt
heeft van zijn roeping en uitverkiezing, brengt hij Israël
uiteindelijk barmhartig terug uit die opgesloten situatie in
ongehoorzaamheid. Romeinen 11:25 zinspeelt eveneens daarop: Voor een deel kwam er verharding over Israël, totdat de volheid
der Heidenvolken is binnengekomen.
Wanneer de
volheid der Heidenen (letterlijk naar het Grieks) de
christelijke gemeente is binnengegaan, zal aan de verharding, [of: afstomping
der zinnen], een einde komen.
Een overblijfsel van hen zal
alsnog Jezus als de ware Messias erkennen en aanvaarden, waardoor vers
De bevrijder zal uit Sion komen en de goddeloze praktijken van Jakob
afwenden.
In de Bijbel heeft de term Jakob
altijd betrekking op aards Israël.
Zie Jesaja
59:20 waaraan het citaat is ontleend. De context aldaar laat duidelijk
uitkomen dat Jesaja doelt op aards Israël of Jakob.
Inmiddels
is de term Overblijfsel
gevallen, ook wel met Rest weergegeven. Die term welke we zo vaak
in de Bijbel aantreffen, is een door-en-door Joodse term die te allen tijde met
aards Israël in verband staat.
YHWH God heeft
herhaaldelijk zo'n overblijfsel van Israël gunst
betoond. Vergelijk ondermeer 1
Koningen 19:18 en Romeinen
11:2-5.
Bij de
voleinding der eeuw zal hij dat opnieuw doen. Zie
vooral Jesaja 10:22-23:
Want al ware uw volk, o Israël, als het zand der zee, een Rest
[of: Overblijfsel] daarvan keert terug. Tot een volledig einde is
vastbesloten: overvloeiende rechtvaardigheid. Want een volledig einde waartoe
vastbesloten is voltrekt de Heer, YHWH der legerscharen, in het midden van het
gehele land [of: aarde].
Let op het
eschatologische [tot de laatste dagen
behorend] karakter waarin de bewoordingen van deze profetische uitspraak is
gegeven.
Dit
Overblijfsel zien we in Openbaring
7:9-17 verschijnen als een Grote Schare die niemand tellen kon, (de
welbekende uitdrukking voor Abrahams zaad); gered uit de Grote verdrukking; zich bevindend voor Gods troon en heilige
dienst voor hem verrichtend in zijn tempel.
"Tempel" is in vers 15
de weergave van het Griekse naos,
dat in de Oudtestamentische Tabernakel het Heiligdom omvatte inclusief het
Voorhof waar de priesters en Levieten dienst deden bij het brandofferaltaar.
Vandaar dat die Grote schare een priesterlijke klasse is, geheel overeenkomend
met de bedoeling van Exodus
19:5-6.
Uit Openbaring
20:9 vernemen wij dus dat Satan er alsnog in slaagt om aan het einde van
het Millennium een enorme menigte achter zich te krijgen. Die opstandelingen
zullen zich zelfs bedreigend tegen de heiligen keren, dus tegen aards
Israël dat tijdens het Millennium voor die opstandelingen tot zegen
was. Dit belangrijke principe - dat Heidenen gunstige aandacht van YHWH
God ervaren wanneer zij verbonden raken met zijn uitverkoren volk - zal reeds duidelijk aan de dag treden vlak vóór het
Millennium.
Zacharia 8:23 heeft
dit al lang geleden profetisch aangegeven:
In die dagen zullen tien mannen uit allerlei
heidense talen de slip van een joodse man grijpen onder de uitroep: 'Wij willen
met jullie meegaan, want wij hebben gehoord dat God met jullie is'
De uitdrukking
"een joodse man" moet letterlijk opgevat worden. Niets wijst er in
Zacharia 8 op dat daarmee op de christelijke gemeente gedoeld zou worden.
Integendeel, de context in de verzen 18 en 19 spreekt over bepaalde historische
vastendagen die door het huis Juda werden onderhouden. Daaruit kan worden
afgeleid dat het Bijbelboek Zacharia in de eerste plaats apocalyptisch is voor
het oude Godsvolk Israël. De Schrift moet wel erg verdraaid worden om de
details van Zacharia 8 op de christelijke gemeente van toepassing te brengen.
Het
verrassende feit doet zich voor dat ook voor het boek Openbaring of de
Apocalyps geldt dat het allereerst Joods van karakter is. Aangezien vele van de
beelden daarin aan Zacharia zijn ontleend, kon men alleen maar verwachten dat
de Apocalyps joods georiënteerd is.
Zie
het commentaar op Openbaring
1
De gedachte van
Zacharia 8:23, hierboven geciteerd, werd naderhand door Messias Jezus op een
schitterende manier toegepast in zijn bekende relaas over de scheiding van de schapen en de bokken,
volgens Mattheüs 25:31-46.
Feitelijk is het
verhaal over de schapen en bokken geen gelijkenis of illustratie, zoals vaak
wordt gedacht. Wat Jezus in dit laatste deel van
Mattheüs 25 bespreekt in antwoord op een vraag van zijn leerlingen in Mt 24:3 (wat zal het teken zijn van
je paroesie en van de voleinding der eeuw?), gaat over het
oordeel dat aan de natiën (Heidenvolken) zal worden voltrokken als de wereld op
de drempel van het Millennium komt te staan.
Jezus is dan in zijn
koninklijke heerlijkheid gekomen en de natiën worden voor hem vergaderd en
beoordeeld op hun waardigheid om met het joodse Overblijfsel de 1000 jaar
binnen te gaan. En de manier waarop die mensen der natiën door Christus in twee
groepen worden gescheiden wordt in de vorm van een illustratie gegeven,
namelijk door de scheiding te vergelijken met wat een joodse herder doet
die schapen van (geiten-) bokken pleegt te scheiden (de vv
31-33).
Jezus' uitspraken in
zijn hoedanigheid van Rechter-Koning [zie vers 34
waar hij zichzelf voor de eerste keer in Mattheüs 24 en 25 niet de "Mensenzoon", maar ''de koning''
noemt] zijn van het hoogste belang voor de eeuwige bestemming van de
mensen der natiën die in de Eindtijd zullen leven.
Merk daarbij op dat
zelfs de 'schapen' die door de koning aan zijn rechterhand worden geplaatst en
die bijgevolg het Koninkrijk beërven en het eeuwige leven binnengaan (de vv 34 en 46), niet als christenen worden aangeduid, maar
nog steeds personen zijn die tot de natiën behoren; die dus Heidenen
zijn.
De enige
kwalificatie die zij van de koning ontvangen is dat hij hen tot 2x toe als ''rechtvaardigen'' aanduidt (de vv 37 en 46). En waarom kwalificeert Jezus hen als
zodanig? Omdat zij zich het lot aantrokken van ''deze broeders van mij''
(vers 40). Alles wat zij voor hen deden, hebben zij - zonder dat zij het zelfs
beseften - voor Jezus gedaan (de vv 35-40).
De enige redelijke
conclusie moet zijn dat Jezus op zijn joodse broeders duidt (vergelijk Mattheüs
12:48-50), de leden van het Joodse Overblijfsel die uit de Grote verdrukking tevoorschijn
zijn gekomen.
Vergelijk
Mattheüs
24:20-22 en let eens op (in vers 20) hoe de vermelding van de
sabbat op een onmiskenbare Joodse relatie duidt.
Ook
Openbaring
7:13 en 14 bevat een indicatie die in dezelfde richting gaat. Zij die
uit de Grote verdrukking
komen, zijn onverwachts op het toneel van deze wereld verschenen. Zelfs Johannes
kon niet zeggen waar zij zo ineens vandaan waren gekomen.
Uit veel passages in
de Bijbel blijkt dat dit Joodse Overblijfsel het in de Grote verdrukking zwaar te verduren zal krijgen. Grote
moeilijkheden zullen komen van de kant van een zogenaamde ''Kleine horen''.
Zie Daniël
7:19-25.
Die horen
– de Antichrist van de Eindtijd - zal de heiligen voortdurend bestoken, ja,
hun
macht verpletteren (Dn
12:7).
In
Openbaring
13:7 worden dezelfde dingen aangekondigd in verband met het (nog)
toekomstige optreden van het Beest uit de zee (zie Openbaring
13:1-8). Daaruit kan dan ook worden geconcludeerd dat in beide Bijbelboeken
dezelfde waarheden voor de Eindtijd worden aangekondigd die elkaar qua
informatie aanvullen en toelichten.
Zie
verder in
''Deze broeders van
mij'' van Mattheüs 25:40 hebben dan ook geen betrekking op Jezus' geestelijke
broeders, de leden van de Gemeente die de echte christenen zijn! Dit kan
zelfs niet! Waarom? Omdat de Gemeente op dat late tijdstip, vlak voor de
intrede van het Millennium, al enige tijd niet meer op aarde is, maar reeds is opgewekt en verheerlijkt.
Een en ander kan
door een ieder worden nagetrokken door bestudering van zulke passages als 1
Thessalonicenzen 4:13-18 en 1
Korinthiërs 15:49-52 (doorscrollen).
Wederom wordt
Abraham een talrijk zaad in het vooruitzicht gesteld, eveneens niet te tellen,
maar in dit geval zo talrijk als de sterren des
hemels:
Kijk toch
naar de hemel en tel de sterren, als je ze kunt tellen. En Hij zei tot hem: Zo
talrijk zal je zaad zijn.
Uiteraard
komt deze passage overeen met punt a.) dat we hierboven eerder vermeldden
[onder Genesis
22:15-18] en het ligt voor de hand om hierbij aan het hemelse deel
van het beloofde zaad te denken. Welnu, dat ligt niet
alleen voor de hand, maar de context geeft daartoe ook alle aanleiding.
Die context gaat namelijk
in dit geval niet over het aardse Israël en hun Beloofde Land, maar over een
toekomstige zoon die Abrahams erfgenaam zou zijn. Zie het verband: Genesis
15:1-6.
Die zoon werd in de eerste
plaats Isaäk. Maar toen Abraham later de opdracht kreeg die eniggeborene van
hem (bij Sara) ten slachtoffer te brengen werd Isaäk een profetisch beeld van
Messias Jezus, de Zoon van de grotere Abraham, YHWH God.
Als het voornaamste
zaad van Abraham zou Jezus tijdelijk hier op aarde als mens verschijnen, maar
uiteindelijk zou hij tot zijn oorspronkelijke (geestelijke, hemelse) staat
terugkeren. Want slechts dan zou hij in een positie zijn om de allereerste
profetie met betrekking tot het zaad te vervullen, namelijk Genesis 3:15.
ik zal
vijandschap stellen tussen jou en de vrouw en tussen jouw zaad en haar zaad.
Hij zal jou in de kop vermorzelen en jij zult hem in de hiel vermorzelen.
Alleen als een
machtig hemels persoon zou hij Satan in de kop kunnen
vermorzelen.
Het was evenwel Gods
bedoeling dat zijn voornaamste Zoon in de rol van het hemelse zaad verbonden
zou zijn met nog vele andere zonen, de leden van de christelijke gemeente. De
leden van die gemeente zijn dan ook de enige en echte christenen.
De term christenen, in het Grieks χριστιανος
(enkelvoud) in Handelingen
26:28 en 1
Petrus 4:16, en χριστιανοι
(meervoud) in Handelingen
11:26 is afgeleid van Christus (Χριστος
dat Gezalfde betekent en
steunt op het werkwoord χριω
d.i. zalven) en wordt in het
NT uitsluitend op hen toegepast; nooit op een andere groep van
mensen. Wat is daarvoor de verklaring?
De leden van de
gemeente zijn ''in Christus''. Jezus gebruikte op de avond voor zijn dood de
illustratie van de wijnstok om aan te geven hoe de verhouding tussen hem en
zijn leerlingen zou zijn. In vers 4 zegt hij letterlijk volgens de Griekse
tekst:
Blijft
in mij, en ik in jullie.
en in vers 5:
Ik ben
de wijnstok, jullie de ranken. Wie in mij blijft en ik in hem die draagt
veel vrucht, want afgescheiden van mij kunnen jullie niets doen.
Dat christenen,
Jezus' ware discipelen, ''in hem'' zijn, houdt in dat zij in hun verbondenheid
met hem in al zijn ervaringen delen, zoals:
• Galaten 3:26-29
Want jullie allen
zijn zonen van God, door het geloof in Messias Jezus. Want zovelen als er in [de] Messias werden
gedoopt, hebben zich met [de]
Messias bekleed. Er is geen Jood noch Griek, er is geen slaaf noch vrije; er is
geen mannelijk en vrouwelijk: jullie allen zijn één in Messias Jezus. Indien
jullie nu van [de] Messias
[zijn], zijn jullie
waarlijk zaad van Abraham; naar een belofte erfgenamen.
Omdat zij allen één ''in Messias Jezus'' zijn en ook ''van [de] Messias'' zijn, vormen zij samen met
hun Heer en Hoofd zaad
van Abraham en wel het hemelse deel daarvan.
Met hem zijn zij
erfgenamen in alles wat in verband met het Zaad is beloofd. Vergelijk Romeinen
8:17 waar wordt aangetoond dat zij tezamen met
Christus erfgenamen van God zijn en wel op grond van hun kindschap.
• Kolossenzen 3:1-4
Indien
jullie tezamen met de Messias werden opgewekt, zoekt dan de dingen boven, waar
de Messias is, gezeten aan Gods rechterhand. Bedenkt de dingen boven, niet de
dingen op de aarde. Want jullie zijn gestorven en jullie leven is tezamen met
de Messias verborgen in God. Wanneer de Messias, jullie leven, openbaar gemaakt
wordt, dan zullen ook jullie tezamen met hem openbaar gemaakt worden in
heerlijkheid.
en Romeinen 8:19
Want met reikhalzend verlangen
wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.
De aardse schepping,
met inbegrip van de natiën [de Heidenvolken], wacht op het openbaar worden van
Jezus en zijn Gemeente.
Christenen worden
zoals Jezus zelf heeft geboden gedoopt, d.i. in water ondergedompeld als
uitdrukking van hun geloof in hem.
Zie Mattheüs
28:19; Handelingen
2:37-38; 8:35-38;
16:30-33
etc.
Met
de onderdompeling is een diepgaande symboliek verbonden. Daarin
wordt tot uitdrukking gebracht alles wat opgesloten ligt in het gezegde
"in Messias Jezus gedoopt worden" (1
Korinthiërs 12:13; Galaten
3:27). Het laatste is namelijk niet identiek aan de doop in water. Volgens
de nbg-versie lezen we in Rm
6:3-7 het volgende:
Of weet gij niet, dat
wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij
zijn dan met hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit
de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des
levens zouden wandelen.
Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen
wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding; dit weten wij
immers, dat onze oude mens mede gekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde
zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden
zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.
In Messias Jezus
gedoopt worden houdt in:
· Delen in zijn dood: de
oude persoon wordt als het ware met hem aan de paal gehangen, waardoor het
lichaam der zonde (principieel) inactief of krachteloos is gemaakt. Zie vers 2:
Christenen zijn naar de zonde gestorven. Hoe zouden zij daarin dan nog langer
(bewust) kunnen leven!
· Met hem begraven.
· Met hem levend gemaakt en
opgewekt; impliceert voortaan in een nieuwheid des levens wandelen met de
voorsmaak van een hemelse bestemming. Zoals Efeziërs 2:4-6 zegt:
Maar God, die rijk
is aan barmhartigheid, heeft ons, vanwege zijn diepe liefde waarmee hij ons
heeft liefgehad, toen óók wij doden waren in de overtredingen, levend gemaakt
tezamen met de Messias – door liefderijke gunst zijn jullie geredde
[mensen] – en mede opgewekt en mede doen
plaats nemen in de hemelsferen in Messias Jezus.
Dat alles is nu reeds
de ervaring van christenen als gevolg van hun geloof en doop. Zij zijn ''in
Christus'' en Christus leeft ''in hen''. In Galaten
2:20 maakt Paulus deze waarheid bekend. Als ware christen leidde
Paulus een geheel nieuw leven. Zijn oude ''ik'' was met Christus aan de paal
gehangen. Maar hij legt ook uit wat het geheim daarvan is. Hij verklaart
namelijk ''Christus leeft in mij''. Dat is de ervaring niet slechts van Paulus
maar van elke christen.
Met onze volledige
onderdompeling in water gaven wij immers te kennen dat wij geloven dat onze
Adamitische mens met Jezus aan zijn martelpaal gestorven is; dat wij mede met
hem begraven werden.
Maar ook geven we dan uitdrukking aan ons geloof dat wij mede met hem werden
opgewekt om voortaan te leven als een nieuwe schepping: in een nieuwheid des
levens.
Hier legt Paulus uit
dat het nieuwe leven dat een christen na zijn doop leidt, een leven is waarbij
men door Gods geest wordt geleid. Die geest is inwonend en bevordert bij een
christen de geest (de stemming of gezindheid) van Christus, waardoor de persoon
zich realiseert dat hij in een nieuwe verhouding tot God is gekomen, als een
zoon tot een Vader, precies zoals het geval is met Jezus die uiteraard altijd
al Gods Zoon was. Vers 14 is erg verhelderend:
Want
allen die door Gods geest worden geleid, zijn Gods zonen
Beweren dat de
christelijke doop nog iets anders kan betekenen, bijvoorbeeld dat die ook zou
kunnen leiden tot een verlangen naar en een gezindheid voor een aardse bestemming,
is een door mensen verzonnen idee en volkomen in strijd met alles wat het NT
leert. Ook de gedachte dat de leden van de christelijke gemeente reeds sinds
lang bijeengebracht zouden zijn is een menselijk verzinsel.
Zoals hierboven reeds werd aangetoond gaat volgens Romeinen
11:25 dat bijeenbrengen tot op de dag van vandaag nog altijd voort. En
waarom? Omdat de verharding van aards Israël nog niet is doorbroken. Als volk
bevindt ze zich nog steeds in haar opgesloten toestand van ongehoorzaamheid. Die
historische werkelijkheid, voor een ieder waarneembaar, steunt ons dermate in
onze overtuiging dat we volkomen zeker kunnen zijn van onze zaak.
Ik vraag jullie dan
dringend, ik, de geboeide in [de]
Heer, te wandelen de roeping waarmee jullie geroepen werden, waardig. Met alle
nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde
verdragend. Je beijverend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende
band van de vrede: één Lichaam en één geest, gelijk jullie ook geroepen werden
in één hoop van jullie roeping; één Heer, één geloof, één doop; één God en
Vader van allen, die over allen en door allen en in allen
[is].
Christenen worden
geroepen tot "de ene hoop". En zoals we hebben gezien is die
ene hoop hemels van karakter.
De aardse
verwachting is van oudsher kenmerkend geweest voor het Joodse volk en zal ook
aan hen vervuld worden. Door middel van de opstanding der
"rechtvaardigen'' zullen vele getrouwen uit de oudheid zich in een vroeg
stadium van het Millennium bij het joodse Overblijfsel voegen om tezamen tot
zegen te zijn van de natiën, de Heidenvolken.
Vergelijk ondermeer Daniël
12:13; Lukas
14:14; Handelingen
24:15.
En Psalm
45:16 met een verwijzing naar Jesaja
32:1.
Maar het burgerschap
van een christen bestaat in de hemelen.
Want ons burgerschap
bestaat in de hemelen, van waaruit wij ook vurig een redder verwachten, Heer
Jezus Messias, die het lichaam van onze vernedering van gedaante zal veranderen
tot gelijkvormigheid aan het lichaam van zijn heerlijkheid, overeenkomstig de
werking dat hij in staat is ook alle dingen aan zich te onderwerpen.
Buiten het feit dat
christenen, gelijk iedereen, burgers zijn van een land, van een stad of dorp,
zijn zij tevens burgers van het koninkrijk Gods en dat zelfs in de eerste
plaats.
Toen zij door Gods liefderijke gunst werden geroepen in Messias Jezus, werden
zij geschikt gemaakt
om deel te hebben aan het erfgoed van de heiligen in het licht, ontrukt aan de
macht der duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van zijn
liefde.
Bijgevolg leven zij
thans in de
hoop die voor hen is weggelegd in de hemelen
(Ks 1:5, 13-14).
Dus waar ook woonachtig in deze wereld, christenen zijn allereerst
hemelburgers. In ons nieuwe leven van de geest is ons denken en al ons streven
dan ook op dat nieuwe vaderland gericht, alsook op de goddelijke zaken die
daarmee verband houden.
Dat brengt met zich mee dat wij tevens leven in de verwachting van de
verandering van natuur, wat verwezenlijkt zal worden
bij de
uitopstanding, die welke uit
[de]
doden
is (Fp
3:11).
In 1
Thessalonicenzen 4 onthulde Paulus dat dit gaat gebeuren bij de Opname,
wanneer de
Heer zelf, bij het aanbreken van zijn
paroesie, uit de hemel neerdaalt.
Vandaar dat hij hier kan schrijven dat wij, christenen, vurig naar dat gebeuren
uitzien. Maar nu noemt hij Jezus niet slechts de Heer, maar meer uitgebreid: Redder, Heer Jezus Messias.
De bewering dat er
christenen kunnen zijn met een geheel ander profiel, houdt in het licht van de
Paulus’ brieven geen stand. YHWH God die de apostel inspireerde om al die
grootse waarheden in verband met het heilige geheim van de Gemeente op te
tekenen, heeft geen dubbelzinnig beeld verschaft.
Neem maar eens de
tijd om zulke Schriftdelen als Efeziërs
3:1-9 en Kolossenzen
1:25-27 te beschouwen. Men zal dan zien wat dat heilige geheim precies
inhoudt:
Het
is Christus in jullie, de hoop der heerlijkheid.
Dat is, samengevat,
het profiel van een christen. Een ander profiel bestaat niet!
-.-.-.-
Naar
≥ Overzicht Studies