De voortreffelijk wijn gereserveerd voor
later
Volgens Johannes 2
1 και τη ημερα τη τριτη γαμος εγενετο εν Kανα της Γαλιλαιας και ην η μητηρ του
Iησου εκει
En op de derde dag vond er een
bruiloft plaats te Kana in Galilea en Yeshua's moeder
was daar.
2 εκληθη δε και ο Iησους και οι μαθηται αυτου εις τον γαμον
Zowel Yeshua als zijn
leerlingen waren eveneens uitgenodigd voor de bruiloft.
3 και υστερησαντος οινου λεγει η μητηρ του Iησου προς αυτον οινον ουκ
εχουσιν
Toen de wijn op was, zei Yeshua's moeder tegen hem: “Ze hebben geen wijn”.
Voor het verkrijgen van het
juiste begrip van deze belangrijke gebeurtenis – Yeshua verrichtte te Kana immers zijn eerste wonderlijke daad - realisere men zich terdege dat dit tweede hoofdstuk
van het Johannes’ Evangelie opent met En [και], waardoor te kennen wordt
gegeven dat de
inhoud ervan nauw aansluit bij wat voorafging in hoofdstuk 1, waarin met name het falen van het Jodendom, het toenmalige
Judaïsme aan de orde is:
De onwetendheid van
het Sanhedrin.
Vanaf 1:19 vernemen we immers dat
haar leden - door Johannes simpelweg getypeerd als de Joden, maar
in vers 24 nader aangeduid als de Farizeeën – vanuit
Jeruzalem priesters en Levieten moesten sturen om inlichtingen in te
winnen omtrent die Doper, Johannes, Yeshua’s voorganger. Wie was hij eigenlijk en wat beweerde
hij te zijn?
Hun
onwetendheid wordt door de Doper zelf benadrukt als hij pathetisch betreffende
Yeshua verklaart: Maar in jullie midden staat [iemand] die jullie niet kennen (vers 26); een bevestiging van de
tragische waarheid van vers 11 >> Hij (Yeshua) kwam tot de eigen dingen, en de
zijnen accepteerden hem niet.
Israëls religieuze leiders
waren dermate blind dat ze niet wisten
dat hun Messias van God in hun midden ‘stond’, noch herkenden zij diens
voorloper omtrent wiens optreden de oude Hebreeuwse Geschriften expliciet
profetisch getuigden.
Zie bijvoorbeeld
Jesaja 40:3 >> Hoor, in de wildernis een
stem. Er roept iemand: Baant de weg van YHWH; maakt de
hoofdweg voor onze God door de woestijnvlakte effen.
Maleachi 3:1 >> Ziet! Ik zend mijn
boodschapper, en hij moet een weg voor mijn aangezicht banen.
En vergelijk Markus 1.
Rond die tijd was het Jodendom
verworden tot een dood omhulsel, het hart en het leven waren eruit
verdwenen. Om die reden moest dat lege systeem terzijde worden geschoven
en iets compleet nieuws ingevoerd, zoals ook Saul van
Benjamin later schreef in zijn Brief aan de Galaten: Maar toen de volheid van de tijd
kwam zond God zijn Zoon uit, geworden uit een vrouw, geworden onder Wet (Gl 4:4
).
En volgens
Lukas 16:16, zou Yeshua zelf later zeggen: De Wet en de Profeten [zijn] tot op Johannes; sinds die tijd wordt het
koninkrijk van God verkondigd als goede tijdingen, en elk maakt zijn weg naar
binnen.
Een tekort aan wijn
In het verslag wordt aan
onze blik een huwelijksfeest gepresenteerd, tijdens welke zich een groot
dilemma aandient: Terwijl het feest volop aan de gang is blijkt er namelijk
sprake te zijn van een tekort aan wijn. Vanuit een typologisch standpunt
beschouwd is een dergelijke situatie voor een joods bruiloftsfeest een cruciaal
probleem. Waarom? Omdat in de Schrift wijn een symbool is van vreugde:
● En wijn
die het hart van de mens verheugt (Psalm 104:15);
● Maar de wijnstok zei tot hen: Moet ik
mijn nieuwe wijn opgeven, die God en de mensen verblijdt? (Rechters 9:13).
Yeshua's moeder zei tegen hem: “Ze
hebben geen wijn”.
Inderdaad, cruciaal voor het
bruiloftsfeest: De wijn, en precies dat was opgeraakt!
Hoe opvallend wat hier, in
Johannes 2, aan de orde is! Hoe nauwkeurig ook het typologische karakter
van het verhaal!
Toentertijd functioneerde het Judaïstische stelsel nog altijd als een religieus systeem,
maar het bracht zeker geen troost voor joodse harten. In plaats daarvan
was het verworden tot een koude, mechanische routine, volkomen verstoken van
vreugde in God. Israël had de vreugde van de goddelijke huwelijksband
verloren.
Geheel in overeenstemming met
die situatie neemt Yeshua’s moeder – Mariam, maar met die naam komt ze in het Vierde Evangelie
niet voor het voetlicht - hier een prominente positie in. In dit hoofdstuk
is zij representatief voor het volk Israël.
Aangezien door haar tussenkomst
YHWH Elohim de komst had veroorzaakt van het door Hem lang beloofde
"zaad", kan Mariam hier worden bezien als
het volledige in haar persoon verzamelde ‘zaad van Abraham’; een ‘stammoeder’,
indien we die term mogen hanteren.
Echter, in wat ze hier zei tegen
haar Messiaanse zoon, legde ze een jammerlijk gebrek aan geestelijk
onderscheidingsvermogen aan de dag. Het heeft er immers veel van weg dat
zij de Heer wil dicteren wat hem te doen staat. Anders
kunnen we niet goed een verklaring vinden voor het antwoord dat
hij haar bij deze gelegenheid gaf:
4 [και] λεγει αυτη ο Iησους τι εμοι και σοι γυναι ουπω ηκει η ωρα μου
Yeshua zei tot haar: "Wat
heb ik met jou te doen, vrouw? Mijn uur is nog niet gekomen".
Kennelijk een berisping aan het
adres van Mariam omdat ze in gebreke bleef om haar
Messiaanse zoon te respecteren als de Heer, betreffende wie haar
voorvader, koning David, profetisch schreef: Zo spreekt JHWH tot
mijn Heer: "Zet u aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden leg tot een
voetbank uwer voeten".
In plaats daarvan lijkt zij hem
door haar opmerking verwijten maken dat hij niet tussenbeide komt om de
feestelijke stemming daar in Kana te
bewaren!
Haar actie bij deze gelegenheid
was kennelijk in overeenstemming met het representatieve karakter dat ze hier
vervulde: Israëls ‘stammoeder’.
Haar ongewilde
tussenkomst werd kennelijk veroorzaakt door een vleselijk motief:
Haar zoon die zo speciaal bleek te zijn moest nu maar eens zijn macht en
heerlijkheid openlijk ten toon spreiden. Eigenlijk niet veel anders dan
wat Satan eerder had gedaan toen Yeshua na zijn doop door Elohim’s geest naar de wildernis was geleid en veertig
dagen niets at. In Lukas lezen we dan:
Toen zij volledig ten einde waren
gekomen had hij honger. De Duivel nu zei tot
hem: Indien je een zoon van God bent, zeg tot deze steen dat hij brood wordt.
Ook Israël als natie had geen
gedachte en geen hart voor een lijdende Messias. Wat zij slechts
verlangden was Iemand die onmiddellijk zijn koninkrijk hier op aarde zou oprichten.
Naderhand, toen Yeshua al door
tal van ‘tekenen’ had bewezen dat hij werkelijk de van God gezonden Messias
was, bleven zijn religieuze opponenten hem uitdagen: Toen antwoordden hem enige der
Schriftgeleerden en Farizeeën, zeggend: Leraar, wij willen een teken van je
zien. Maar ten antwoord zei hij hun: Een boos en overspelig
geslacht blijft een teken zoeken, maar het zal geen teken gegeven worden dan
het teken van Jona, de profeet. Daarmee te kennen gevend dat
hij, door een offerdood, in Sjeool zou afdalen en aldaar drie
dagen zou verblijven voordat hij daaruit, door opstanding, zou worden bevrijd.
Vergelijkbaar derhalve met Jona die ook na drie dagen uit de buik [voor hem
Sjeool] van het zeemonster tevoorschijn kwam: Uit de buik van Sjeool schreeuwde
ik om hulp (Mt 12:38-40 en Jona 2:2)
Om die reden hebben wij in de
onwetendheid van Mariam op dat specifieke tijdstip
– met name onwetendheid ten aanzien van het
ware karakter van Yeshua’s opdracht – maar ook in
zijn berispend woord jegens haar, toegevoegd bewijs voor wat betreft de
typologische betekenis van deze scène op het huwelijksfeest van Kana: Het terzijde plaatsen van het Israël naar het
vlees.
5 λεγει η μητηρ αυτου τοις διακονοις ο τι αν λεγη υμιν ποιησατε
Zijn moeder zei tot de
bedienden: "Doet wat hij ook tot jullie zegt".
6 ησαν δε εκει λιθιναι υδριαι εξ κατα τον καθαρισμον των ιουδαιων κειμεναι
χωρουσαι ανα μετρητας δυο η τρεις
Nu lagen daar zes waterkruiken
van steen volgens de reiniging der Joden, ruimte hebbend voor twee of drie
maten.
De zes waterkruiken van steen
Wederom een uitbeelding van het
(toenmalige) Judaïsme!
Zes is het getal van de mens, derhalve wijzend op diens grote onvolkomenheid. Want denk maar aan het feit dat de mens op de Zesde scheppingsdag
tot bestaan werd gebracht, maar ook dat van de ‘Wetteloze’, de komende
'Supermens' van de Eindtijd, alias het Beest van Openbaring 13, staat
geschreven: Laat hij die begrip heeft het
getal berekenen van het Beest, want het is een getal van een mens; en zijn getal 666.
Ja, er waren zes stenen
waterkruiken, niet zeven, het volmaakte getal. Alles wat nog restte
van het Judaïsme kon tot het vlees gerekend worden; YHWH Elohim zelf was
niet langer in het midden van dat stelsel! Zoals we ook verder kunnen
lezen in het Vierde Evangelie: de feesten van YHWH waren nog slechts de feesten van de Joden.
Vergelijk Lv 23:2 en Johannes 5:1; 6:4; 7:2 en 11:55.
Merk verder op dat deze zes
waterkruiken van steen waren, niet van zilver dat
spreekt van verlossing, noch van goud, dat wijst op goddelijke
heerlijkheid.
Zoals we kunnen lezen in
Jesaja 1:22 >> Julle zilver is geworden tot
schuimslakken, en eveneens in
Klaagliederen 4:1 >> Hoe dof het glanzende goud!
Zeer betekenisvol derhalve, de zes waterkruiken waren van steen.
En nog opmerkelijker, ze
waren leeg. Nogmaals, wat een levendige
uitbeelding hebben we hier van Israëls povere situatie in die
tijd! Geen wonder dat de wijn was opgeraakt! En om daarin te
voorzien was de Messias nodig! Degene die alleen kan voorzien in datgene wat
spreekt van vreugde in God:
7 λεγει αυτοις ο ιησους γεμισατε τας υδριας υδατος και εγεμισαν αυτας εως ανω
Yeshua zei tot hen: “Vult
de kruiken met water”. En zij vulden ze tot aan de rand.
8 και λεγει αυτοις αντλησατε νυν και φερετε τω αρχιτρικλινω οι δε ηνεγκαν
Voorts zei hij tot hen:
"Haal er nu [wat] uit, en breng [het] naar de
feestleider”. 'Dus deden zij dat.
9 ως δε εγευσατο ο αρχιτρικλινος το υδωρ οινον γεγενημενον και ουκ ηδει ποθεν εστιν οι δε διακονοι ηδεισαν οι ηντληκοτες το υδωρ φωνει τοννυμφιον ο αρχιτρικλινος
Toen nu de feestleider het
water proefde dat wijn was geworden, maar niet wist waar het vandaan kwam - de
bedienden evenwel, die het water er uit hadden
geschept, wisten het – richtte de feestleider zich tot de bruidegom,
10 και λεγει αυτω πας ανθρωπος πρωτον τον καλον οινον τιθησιν και οταν μεθυσθωσιν τον ελασσω συ τετηρηκας τον καλον οινον εως αρτι
en zei tot hem: “Ieder mens dient eerst
de voortreffelijke wijn op, en wanneer ze vrij hebben gedronken, de mindere; jij hebt de voortreffelijke
wijn tot nu toe achtergehouden! "
Hierboven hebben we de
typologische betekenis van de huwelijksscène te Kana beredeneerd:
De (voorlopige) terzijde plaatsing van Israël naar het vlees in YHWH Elohim’s voornemen. Saul van Benjamin zou
naderhand - in zijn Brief aan de Romeinen ( hoofdstuk 11 ) -
beargumenteren dat Israël naar het vlees in de Eerste eeuw een gedeeltelijke verharding [ervoer], totdat
de volheid der Heidenen (vers 25) is binnengekomen.
In overeenstemming met die hoop
mag Israel de verwachting koesteren in een thans zeer
nabije toekomst hersteld te worden in haar huwelijksverhouding tot haar God.
Vandaar dat er tevens sprake is van een profetische toepassing van
dit opmerkelijke bruiloftsverhaal!
Profetisch
Het wonder dat Messias Yeshua
in Kana verrichtte bezat een profetische
betekenis. Het ziet ver voorbij de toestanden welke in die tijd in Israël
bestonden. Zoals vaak het geval is met Bijbelse gebeurtenissen, is er
sprake van een directe toepassing, maar ook van een vervulling in een dan nog
verre toekomst.
Zoals we hierboven zagen, opende
Johannes 2 met de zin: En op de derde dag. Elohim’s
geest richt bijgevolg onze blik op een derde dag tafereel.
In zijn geïnspireerde Woord is de
Derde 'Dag' de Dag der Opstanding.
Het was immers op de derde dag
van de Schepping, dat de aarde oprees uit haar waterig graf en de toenmalige
dorre aarde werd bekleed met plantaardig leven:
En God zei: "Laten de wateren onder de hemelen vergaderd worden in één plaats,
en laat
het droge land verschijnen", en het werd zo. En God noemde het droge land Aarde, en
de verzamelde wateren noemde hij Zeeën. God zag dat het goed
was. En God zei: "Laat de aarde gras voortbrengen, zaaddragende
plantengroei, fruitbomen, dragende vrucht naar zijn soort, welks zaad daarin is, op de aarde," en het werd
zo. En de aarde begon gras voort te brengen, plantengroei die zaad
droeg naar zijn soort, en bomen die vrucht opleverden, met
het zaad erin, naar zijn soort. En God zag dat het goed was. En het werd avond en het
werd morgen: een derde dag.
(Gn 1:9-13)
Dit herinnert ons aan het
belangrijke Schriftdeel in Hosea 6:2, dat heel goed
naast Johannes 2:1 kan worden geplaatst:
Na twee dagen zal hij ons doen
herleven: op de derde dag zal hij ons doen opstaan, en wij zullen voor zijn aangezicht leven.
Nu al voor bijna tweeduizend
jaar - volgens Twee Petrus 3:8 twee dagen
van elk 1000 jaar in de ervaring van YHWH Elohim – heeft etnische Israël
gewoond zonder een politieke orde en zonder een religieus leven in
georganiseerde vorm, zoals eerder het geval was. Derhalve precies de situatie zoals die ook
voorspeld werd door Hosea (in 3:4-5):
Want de zonen van Israël zullen
vele dagen zonder koning en zonder vorst en zonder slachtoffer en zonder zuil
en zonder efod en terafim leven. Daarna zullen de zonen van Israël
terugkeren en op zoek gaan naar YHWH hun Elohim, en David, hun Koning; en bevend zullen zij tot YHWH en
tot zijn goedheid komen in het laatste deel der dagen.
Dus, wanneer de Derde dag
aanbreekt, zal Israël een renaissance beleven. Hoewel nu heel dichtbij, is
die wedergeboorte nog altijd toekomst, want de oprichting van de politieke
staat Israël in 1948 was natuurlijk niet de vervulling van Hosea’s profetie.
Voor die these vergelijke men de
argumentatie in onze studie: De staat Israël in gevaar?
De zinsnede in Johannes 2:1 << En op de derde dag vond er een
bruiloft plaats in Kana in Galilea >> biedt ons dan ook tevens een profetische
voorafschaduwing van een schitterende toekomst, volgend op de 'Twee dagen'
(tweeduizend jaar) van Israëls diaspora.
Tijdens de 70 ste Jaarweek voor Israël, blijkbaar op de
helft ervan, zal YHWH Elohim zijn echtelijke banden met de natie vernieuwen en
dat op basis van een geheel nieuw verbond:
Zie! Er komen dagen, verzekering
van YHWH, dat ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw
verbond sluiten zal; niet één gelijk het verbond dat ik met hun voorvaders heb
gesloten op de dag dat ik hen bij de hand vatte om hen uit het land Egypte
te leiden, mijn verbond dat zij verbroken hebben, terwijl ik hen als echtgenoot
bezat. Voorzeker, dit is het verbond dat ik na die dagen met het huis
van Israël sluiten zal, spreekt YHWH: Ik zal mijn wet in hun binnenste geven en zal die
in hun hart schrijven. Ik zal hun tot God zijn en zíj zullen mij tot volk
zijn.
Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder
onderwijzen door te zeggen: Ken YHWH, want zij allen zullen mij kennen, vanaf
hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt YHWH. Want ik zal hun ongerechtigheid
vergeven en hun zonde niet meer gedenken.
(Jr 31:31-34)
Zie: Een nieuw huwelijksverbond
En vergelijk Jesaja 54.
Dan zal het water worden
veranderd in de wijn van bovennatuurlijke aard: De Israëlietische
harten zullen met vreugde vervuld worden. Dan zal Israël tot de Gojim , de Heidenvolken (hun bedienden) zeggen: Wat hij ook tot je zegt, doet
dat, en dan ook
zal Messias Yeshua zijn koninklijke heerlijkheid manifesteren, zoals
profetisch vermeld in het laatste vers van dit bijzondere verhaal:
11 ταυτην εποιησεν αρχην των σημειων ο ιησους εν κανα της γαλιλαιας και εφανερωσεν την δοξαν αυτου και επιστευσαν εις αυτον οι μαθηταιαυτου
Dit begin van de tekenen
verrichtte Yeshua in Kana van Galilea, en hij maakte zijn heerlijkheid bekend; en de leerlingen geloofden in
hem.
Aldus zal de beste wijn
voor Israël worden gereserveerd tot het laatst.
Maar…, zullen allen die 'Israel' heten er ook blijk van geven werkelijk Israël
te zijn?
Zullen zij - Hosea’s profetie vervullend – terugkeren en op zoek gaan naar
YHWH hun Elohim, en David, hun Koning [natuurlijk de Grotere ‘David’,
Messias Yeshua]?
En zullen zij bevend tot YHWH en tot zijn
goedheid komen in het laatste deel der dagen?
Het is geen vraag welke goedheid YHWH hier op het oog heeft: Uiteraard de goedheid die hij
hun wil betonen in zijn geliefde Zoon!
De LXX geeft tot zijn goedheid weer met τοις αγαθοις
αυτου, daarmee doelend op Elohim’s goedheid in morele zin. Zelf is Hij absoluut goed.
Vergelijk Mt 19:17.