Israël en de Zeventigste Jaarweek
1.) Het verloop van de Rustdag
3.) Hosea 6:2
5.) De Zeven Tijden
9.) De factor 3½
1.) Het verloop van de Rustdag
In Gn 1:27 lezen we wat direct voorafging aan de Zevende Dag, Gods Rustdag:
En
God schiep de mens naar zijn beeld;
naar Gods beeld schiep hij hem;
mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen.
Wanneer we deze tekst in zijn context beschouwen,
bijvoorbeeld Gn 1:27 t/m 2:3, wordt ons duidelijk dat
dit scheppingsgebeuren plaats vond tegen het einde van de Zesde Dag.
Volgens Hebreeën 4:3-4
vond met de schepping van mannelijk en
vrouwelijk, de grondlegging der wereld plaats.
Want niet alleen was de menselijke schepping als mannelijk en vrouwelijk voortgebracht; YHWH God had hen ook - nog steeds binnen
die Zesde Dag - de opdracht gegeven om vruchtbaar te zijn, tot velen te worden
en de aarde te vullen. Bovendien was die opdracht vergezeld gegaan van zijn
zegen.
O.i. wordt er door velen te gemakkelijk vanuit gegaan dat er weinig tijd zat tussen de schepping van Adam en de aanvullende scheppingsdaad van het voortbrengen van mannelijk en vrouwelijk, zoals beschreven in het zogeheten tweede scheppingverslag van Gn 2:21-22.
Niet velen staan stil bij de vraag: Wanneer werd mannelijk en vrouwelijk bij Adam gescheiden?
In aanmerking nemend dat
a.) Adam er zeker jaren voor nodig had (volgens de vv 19 en 20) om de dierlijke schepping te bestuderen en vervolgens de dieren betekenisvolle namen te geven; en
b.) Yeshua, de laatste Adam, niet eerder dan op 30-jarige leeftijd zijn door God voor hem bestemde taken op zich begon te nemen (1Ko 15:45; Lk 3:23),
achten wij het zeer aannemelijk, dat Adam in totaal 30 jaar alleen is gebleven.
En aangezien volgens Hb 4:3-5 de Rustdag aanving direct na het voortbrengen van mannelijk en vrouwelijk, moet die Zevende Dag begonnen zijn bij de aanvang van het jaar 31 AM.
Zie de studie >> Wanneer werd Adam geschapen en begon de Anno Mundi tijdrekening?
Daarnaast zijn er o.i. redenen om te geloven dat die Rustdag in totaal 7000 jaar in beslag zal nemen. Waarom?
Allereerst omdat hetzelfde Schriftdeel in Hebreeën 4 ons laat zien dat Gods Rust in de Eerste eeuw nog altijd voortduurde en dus toen reeds ruim 4000 jaar omvatte.
Maar in de tweede plaats omdat de Bijbel aankondigt dat er nog een 1000-jarige Sabbat moet komen, namelijk het Millenniumrijk van de Masjiach. Masjiach Yeshua kondigde daaromtrent zelf het volgende aan toen hij de beschuldiging van zijn religieuze tegenstanders pareerde:
Hebben jullie zelfs dit niet gelezen wat David deed toen hij honger had, hijzelf en zij die bij hem waren? Hoe hij het huis van God binnenging en na de broden der voorzetting ontvangen te hebben, at en gaf aan hen die bij hem waren, welke niemand mag eten dan alleen de priesters? En hij zei tot hen: De Mensenzoon is Heer van de Sabbat.
Binnen de grote Rustdag van 7000 jaar zal de laatste (7e) duizend jaar periode een afzonderlijke Sabbat vormen. Na zes 'dagen' (van 1000 jaar) zwoegen onder Satans tirannieke juk, breekt de Zevende 1000-jaar periode aan, het Millenniumrijk van de Messias, waarvan hijzelf dus zei: de Mensenzoon is ook Heer van de Sabbat.
Op grond van het voorgaande moet die Sabbat derhalve verwacht worden bij de overgang van 6030 naar 6031 AM.
Zie ook de studie >> Een mogelijk verloop van de Zeventigste Jaarweek
De 70ste Jaarweek voor Israël gaat nog vooraf aan dat Millenniumrijk,
En naar velen zal hij [het] verbond kracht bijzetten één week. En op de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden. En op vleugel van gruwelen een verwoester. En tot aan voleinding zal wat vast besloten is uitgestort worden op de verwoester (Dn 9:27).
alsook – naar het schijnt – de extra 30 en 45 dagen die aan het einde van het Boek Daniël vermeld worden, in Dn 12:11-13 >>
En vanaf de tijd dat het voortdurende [offer] verwijderd is en de verwoestende gruwel is opgericht, zullen er 1290 dagen zijn. Gelukkig hij die blijft verwachten en die de 1335 dagen bereikt!
Maar jij [Daniël] moet doorgaan tot het einde. Je zult rusten en opstaan tot je bestemming aan het einde der dagen.
Die laatste Jaarweek zou dan de 2520 dagen omvatten die geteld moeten worden van 6023 AM tm 6030 AM, of vanaf 2021 AD tot 2028 AD.
Zie >> Gesuggereerd Einde.
Ter oriëntatie van de lezer laten wij hieronder twee
schema’s volgen:
1.) De Zeventig Jaarwekenprofetie van Daniël 9 >>
2.) Het verloop van de 70e Jaarweek >>
Zie ook: De 70ste Week cruciaal, waarin aannemelijk wordt gemaakt waarom er in Gods voornemen met Israël tussen de 69e en de 70e Week een verloop in tijd van vele eeuwen moest plaats vinden.
Een andere aanwijzing wat betreft de overgang naar het Millenniumrijk ontlenen we aan het bijbelboek Hosea, maar wel mede naar aanleiding van de bruiloft te Kana, waar Yeshua zijn eerste wonder verrichtte: Water veranderen in voortreffelijke wijn. Dat bruiloftsfeest vond plaats op de derde dag (Jh 2:1), en dat herinnert ons aan de voorzegging in Hs 6:2.
Over Israëls toekomstig herstel lezen we aldaar het volgende:
Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht (nbg).
De avond van die derde Dag [van 1000 jaar] waarop het bruiloftsfeest van het Lam gevierd zal worden, nadert nu snel. Want dan komt Hs 3:4-5 tot vervulling:
Want de zonen van Israël zullen lange tijd wachten, zonder koning of vorst, zonder offer en wijsteen, zonder efod en huisgoden. Maar daarna zullen de zonen van Israël zich bekeren, zullen zij YHWH, hun God, en David, hun koning, weer zoeken en bevend naar YHWH en zijn goedheid komen, op het einde der tijden.
(WV78)
Dan zal Israëls ware Messias 'water in wijn veranderen'; hij zal de harten van een getrouw, gehoor gevend overblijfsel met ware vreugde vervullen. De beste wijn blijkt dan voor het laatst bewaard te zijn (Jh 2:10).
Bij het analyseren van Hs 6:1-3 kunnen wij Hs 3:4-5 niet buiten beschouwing laten.
De zonen van Israël zijn niet pas sinds de Eerste eeuw zonder koning, vorst, slachtoffer, efod en terafim.
Nadat in het jaar 3030 AM Salomo’s regering eindigde over heel Israël, scheidde de Noordelijke 10 stammen zich af. Er vond een scheuring van het koninkrijk van David en Salomo plaats.
Het Noordelijk koninkrijk ontbeerde sindsdien zowel een koning in de Davidische lijn als de offercultus door de Levitische priesterschap, want de stad Jeruzalem waar zich Davids troon en het heiligdom bevonden lag binnen het Zuidelijk koninkrijk Juda. Vergelijk 1Kn 12:12-17, 25-33.
De drie dagen van 1000 jaar lopen - volgens het principe van 2Pt 3:8 - derhalve van 3030 AM tot 6030 AM, het overgangsjaar naar het Millennium.
Dus opnieuw: De 70ste Jaarweek neemt de laatste 7 jaar van de Derde dag in beslag, dus van 6023 AM tot 6030 AM.
4.) Jakob bij de Jabbok
In de Studie Het lange termijneffect van Genesis 16:12 betreffende Ismaël wordt aan de hand van Gn 16:12 beredeneerd dat het absolute hoogtepunt van Ismaëls vijandige houding, welke oorspronkelijk werd gewekt doordat hij werd gepasseerd ten gunste van zijn jongere halfbroer Isaäk, binnenkort verwacht moet worden. Op grond van Ezechiël 38 en 39 weten wij nu reeds dat de demonenvorst Gog een multinationale strijdmacht met een overwegend Islamitische achtergrond zal aanvoeren om daarmee een stormaanval op Gods volk te ondernemen.
Die aanval gaat plaatsvinden nadat YHWH zijn volk uit de Heidenvolken bijeenvergaderde en terugbracht op de bergen van Israël, die voordien verwoest waren.
Gogs oogmerk zal zijn:
Laten wij hen
uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet
meer gedacht wordt.
(Ps 83:6)
Toen Jakob in het jaar 2266 AM de rivier Jabbok overstak ging een 'man' met hem worstelen. Daardoor werd de gewrichtsholte van Jakobs dijbeen ontzet. Diezelfde persoon deelde Jakob mee dat zijn naam voortaan Israël zou worden genoemd (Gn 32:24-30).
In de Studie Jakob had ik lief maar Esau haatte ik (2) wordt aannemelijk gemaakt dat achter die 'man' Esau’s alterego in de hemelsferen schuil ging, de demonenvorst Satan zelf, Gods grote Tegenstrever en de hater van Israël.
Bijgevolg kon het jaar 2266 AM voortaan aangemerkt worden als een nieuw vertrekpunt voor het tellen der jaren van Israëls geschiedenis; in het bijzonder wanneer het zou gaan om tijden van grote nood waaruit alleen God zijn uitverkoren volk van hun vijanden zou kunnen redden.
In genoemde Studie wordt aangetoond dat Ismaëls nakomelingen betrokken zullen zijn bij de aanval die door Gog van het land Magog in de Eindtijd op het herstelde Israël Gods zal worden ondernomen.
De getalswaarden van Ismaël en zijn twaalf zonen zijn aldus: 451 – 462 – 304 – 38 – 382 – 450 – 55 – 341 – 16 – 451 – 225 – 440 – 149; bij elkaar opgeteld 3764.
Tellen we vervolgens vanaf 2266 AM, dan constateren we – overigens niet geheel onverwachts - dat de boosaardige aanval van Gog op Gods volk in de Eindtijd precies bij de overgang naar het Millennium zal plaats vinden, d.i. het jaar 6030 AM.
In Ex 40:1,
12-15 wordt verhaald dat Mozes de opdracht kreeg om op de eerste dag van de
maand Nisan, in het tweede jaar van hun Uittocht, de priesterschap
te installeren. Vers 12, dat luidt >>
Dan moet u Aäron en zijn zonen bij de ingang van de tent
van ontmoeting laten komen, en hen met het water wassen.
heeft GW 3757.
Gevoegd bij 2266 AM brengt ons dat naar het jaar 6023 AM,
wellicht aangevend dat de hemelse priesterschap der 24 Oudsten dan wordt
geïnstalleerd.
Wat de GW 3757 betreft is het beslist opmerkelijk dat die
(zelfs) tot tweemaal toe wordt aangetroffen in Eén Samuël 17 (de vv 2 en 35), het hoofdstuk waarin wordt verhaald hoe de
reus Goliath werd geveld door de jeugdige David. Wellicht een verdere indicatie
dat bij de aanvang van de 70ste Week, in 6023 AM, door de Opname van
Yeshua’s Gemeentelichaam, de
belemmering wordt weggenomen voor de verschijning van de demonische
Antichristelijke Macht.
5.) De
Zeven Tijden
In de Studies De Zeven Tijden en Spraakverwarring en Tijden der Heidenen
wordt aannemelijk gemaakt dat
• de Tijden der Heidenen van Lukas
21:24 identiek zijn aan de Zeven Tijden van Daniël, hoofdstuk
• de duur van één Tijd 600 jaar bedraagt en de Tijden der Heidenen dus 4200 jaar in beslag nemen (7 x 600).
• die Tijden een aanvang namen in het jaar van de Spraakverwarring.
• het jaar van de Spraakverwarring 1826 AM moet zijn geweest.
• de Tijden der Heidenen dus zullen aflopen in 6026 AM (1826 + 4200).
En ook die uitkomst was te verwachten, omdat
1.) volgens Lk 21:24 dan ook een einde komt aan het 'vertreden' van Jeruzalem, de stad die tijdens de regeerperiodes van David en (vooral van) Salomo symbool werd voor het vredige 1000-jarige Messiasrijk; en
2.) het Millenniumrijk van Masjiach Yeshua opgericht wordt op de helft van de 70e Jaarweek, zodat voor het joodse Overblijfsel er gelegenheid is om de blijde tijdingen omtrent dat koninkrijk gedurende de tweede helft van 3½ jaar van de Week aan te kondigen in geheel de bewoonde aarde, tot getuigenis van alle Heidenvolken. Eerst na afloop daarvan zal het einde komen (in 6030 AM).
Ketura [Hebreeuws: Qetoerah] was de vrouw die Abraham na de dood van Sara tot vrouw nam. Het is zeer betekenisvol dat de vermelding daarvan in Gn 25:1 aansluit op het voorgaande (laatste) vers (67) van hoofdstuk 24, waarin ons wordt verteld dat Isaäk zijn bruid Rivqah in de tent van zijn overleden moeder Sara bracht.
Door velen wordt namelijk verondersteld dat Qetoerah niemand anders was dan Hagar, maar dan in een nieuwe positie, niet alleen in waardigheid hersteld maar zelfs daarin verhoogd, precies datgene wat Israël zal ervaren krachtens het Nieuwe Verbond dat met haar wordt gesloten.
In de allegorie
van Gl 4:22-31 is Hagar, de slavin, zinnebeeld voor Israël onder het
Wetsverbond:
Deze zaken zijn tot een allegorie geworden; want deze [vrouwen (Sara en Hagar)] vertegenwoordigen twee verbonden: één afkomstig van berg Sinaï verwekt tot slavernij, hetwelk is Hagar. De Hagar nu is een Sinaï berg in Arabië, maar beantwoordt aan het Jeruzalem thans, want ze verkeert met haar kinderen in slavernij.
Maar Israël (Hagar) blijft niet in die positie. Op de helft van de Jaarweek sluit YHWH met haar het door Jeremia voorzegde Nieuwe Verbond (Jr 31). Op die wijze vernieuwt God zijn huwelijksverbond met dat uitverkoren volk van hem. Israël wordt op grond daarvan in de positie gebracht om in het Millennium alsnog het zegenende zaad van Abraham op aarde te worden.
En dat wordt goed afgebeeld door het
nakomelingschap van Qetoerah (Hagar).
Want niet voor niets lezen we in Maleachi, een boek
dat profetisch geheel op de Eindtijd is gericht, dat de tijd zal aanbreken dat YHWH’s naam groot zal zijn onder de Heidenen [Gojim]:
Want van de opkomst der zon tot waar hij ondergaat, zal mijn naam groot
zijn onder de Heidenen; in elke plaats zal aan mijn naam offerrook gebracht
worden, ja, een reine gave. Voorzeker, mijn naam zal groot zijn onder de
Heidenen, spreekt YHWH der legerscharen.
(Ml 1:11)
Er is in deze belangrijke profetie een duidelijke link naar
Qetoerah, want haar naam betekent reukwerk of offerrook.
Zoals Sara eens stond voor
het Abrahamitische Verbond en Hagar voor het
Wetsverbond (Gl 4:21-25), zal het Nieuwe Verbond een
binding hebben met Abrahams derde vrouw 'Qetoerah'.
Yeshua, de grotere Isaäk, is immers de Middelaar van het
Nieuwe Verbond, en Isaäk had in minstens twee opzichten een binding met Hagar. Beide hebben niet alleen dezelfde
GW (getalswaarde) 208 maar beide hadden ook een relatie met Beër-Lachai-Roï,
[ Put van de Levende die mij
ziet ], waar Hagar vertroost werd
door de engel van YHWH toen ze was weggelopen voor haar meesteres Sara (Gn 16:13-14; 24:62; 25:11).
Zie ook de Studie Op weg naar de Bruiloft (deel 2), onder II - 7.
Zorgvuldig en opvallend gedetailleerd worden de zonen van Ketura opgesomd in Gn 25:2-4; in
drie gevallen de clan die uit hen voortkwam. Met hun bijbehorende
getalswaarden luiden ze:
Zimran (297), Joksan (460), Medan (94), Midian (104), Jisbak (412), Suah (314), Scheba (303), Dedan (58), Assurim (547), Letusim (385), Leümmim (121), Efa (165), Efer (350), Hanoch (78), Abida (87), Eldaa (110).
Bij elkaar opgeteld: 3885. Hoe belangrijk is dat?
Welnu, Sara die was geboren in 2018 AM, stierf op 127-jarige leeftijd, dus in het jaar 2145 AM. Tellen wij 3885 jaar verder dan komen wij, opnieuw geheel volgens hetgeen verwacht mocht worden, uit in 6030 AM, bij de Overgang naar het Millenniumrijk waarin de Heidenvolken zegen ten deel zal vallen.
De verhouding waarop gedoeld wordt, treffen we aan in Leviticus, hoofdstuk 12. De 1:2 verhouding is inderdaad een bijzonder opvallend element in dat hoofdstuk. Ze doet zich namelijk tweevoudig voor. Bij de geboorte van een zoon was de vrouw 7 dagen onrein tot aan de besnijdenis; bij de geboorte van een dochter 14 dagen; de eerste verdubbeling.
Het zondoffer moest gebracht worden na 40, respectievelijk 80 dagen; de tweede verdubbeling.
In Bijbelse termen betekent zoiets dat de zaak volkomen vaststaat bij God, waarbij we dan vooral moeten denken aan de tegenbeeldige vervulling (Gn 41:32).
Zoals in zoveel kwesties onder de Wet het geval was, liet het zondoffer de dringende behoefte aan het volkomen
zondoffer uitkomen, waarin te zijner tijd door de dood van Israëls Masjiach ook
inderdaad werd voorzien.
In Leviticus 12 valt het ons op dat aan het einde van beide
reinigingsprocedures dezelfde offers
werden vereist. Dat duidt uiteraard op het feit dat in het tegenbeeld geen
onderscheid wordt gemaakt voor wat betreft de toepassing van Yeshua's offer op de ene of de andere groep van personen.
Wat het
tegenbeeld betreft, het moge duidelijk zijn dat de Israëlitische vrouw die baart
centraal staat. Het gaat immers steeds om háár reiniging, maar het is ook
helder dat ze in het tegenbeeld in een 2-voudig aspect moet verschijnen.
De enige 'Vrouw' die in de Bijbel aan dat vereiste beantwoordt is Vrouwe Sion. Door die zinnebeeldige 'Vrouw' zal uiteindelijk het ware Israël Gods worden voortgebracht, de twee gemeentes - respectievelijk hemels en aards - die tezamen de koninklijke priesterschap zullen vormen. En dat alles met de bedoeling om in het Millenniumrijk van de Masjiach tot zegen van de Heidenvolken te worden.
In de
Eerste Eeuw begon Vrouwe Sion te 'baren', t.w. de leden die tot de hemelse
Gemeente van het ware Israël Gods gingen behoren. De apostel Paulus verwoordde
die historische daad aldus:
Het Jeruzalem
boven echter is vrij, hetwelk is onze moeder. Want er staat geschreven: "Verheug je, Onvruchtbare die niet
baart; barst uit en roep, jij die geen barensweeën hebt, want de kinderen van
de Verlatene zijn talrijker dan van haar die de echtgenoot heeft".
Jullie nu, broeders, zijn naar [de wijze van] Isaäk kinderen
van een belofte.
(Gl 4:26-28)
Die
'kinderen' beantwoordden aan de zoon die gebaard werd en op de 8e
dag besneden moest worden. Precies zoals Paulus in Ks
2:11 verwoordde:
In hem [Masjiach Yeshua] ook werden jullie besneden met een
besnijdenis niet door handen verricht, in het wegnemen van het vleselijk lichaam, in de besnijdenis van de Masjiach.
In
Filippenzen 2:2-3 echter zet diezelfde Paulus
zich juist op dit punt (van de tegenbeeldige besnijdenis) af tegen anderen, de
zogeheten Judaïsten, Joodse personen voor wie de Filippenzen speciaal op hun
hoede moesten zijn:
Kijkt uit voor
de honden; kijkt uit voor de slechte arbeiders; kijkt uit voor de versnijdenis. Want
wij zijn de besnijdenis, die door de geest Gods dienstbaar zijn en roemen in
Masjiach Yeshua en niet in vlees vertrouwen stellen.
Die Joden hingen zogenaamd het Christendom aan, maar in werkelijkheid stelden zij alles in het werk om de nieuwe wijn in oude zakken op te bergen (Lk 5:37-39). Hun ‘Christendom’ bleek niets anders te zijn dan een veredeld Jodendom.
Op dit
punt zien we dan ook dat reeds vlug in die vroege
periode waarin Vrouwe Sion begon te baren, een breuk ontstond tussen de (ware)
Christenen en de Joden die hun Masjiach niet ten volle of zelfs helemaal niet
aanvaardden en die niets liever wilden dan voort te gaan in de Hagarsituatie onder de Wet:
De Hagar nu is een Sinaï berg in Arabië,
maar beantwoordt aan het Jeruzalem thans, want ze verkeert met haar
kinderen in slavernij.
De Joden
van de Eerste eeuw gingen er over het algemeen zelfs toe over hen die de Masjiach beleden,
zowel Joden als vroegere Heidenen, vijandig te bejegenen. En Paulus schreef
geregeld over hen:
Maar zoals
destijds hij [Ismaël] die naar het
vlees verwekt was, hem [Isaäk] vervolgde die
naar geest [was verwekt], zó ook nu. Maar wat zegt de Schrift? "Verdrijf
de slavin en haar zoon; want de zoon van de slavin zal geenszins
erven met de zoon van de vrije".
(Gl 4:25, 29-30)
Zo eveneens in 1Th 2:14-16, toen hij kort daarop aan een
gemeente schreef die voornamelijk uit gelovigen met een Heidense achtergrond
bestond:
Want jullie, broeders, werden navolgers van de gemeenten
van God die in Judea zijn in Masjiach Yeshua, aangezien ook jullie dezelfde
dingen leden door de eigen stamgenoten zoals ook zij door de Joden, die zelfs
de Heer doodden, Yeshua, en de profeten, en die ons verdreven [als beesten].
Zij behagen God niet en staan vijandig tegenover alle mensen, ons verhinderend
om tot de Heidenvolken te spreken opdat die gered zouden worden; om voortdurend
hun zonden voltallig te maken. Maar de toorn overviel
hen uiteindelijk.
Wat hield
dat praktisch in voor de meerderheid der Joden van de Eerste eeuw?
1.) Dat dezen over het algemeen aan het einde van de tegenbeeldige 40 dagen geen reiniging ervoeren.
2.) Dat,
geheel integendeel, Gods gramschap over hen kwam.
In Romeinen, hoofdstuk
11, licht Paulus ons er over in dat zij (voorlopig) in die toestand van ongehoorzaamheid werden opgesloten. Terwijl de Heidengelovigen geënt werden op
de Olijfboom van het ware Israël Gods (welke geworteld is in de Abrahamitische
Belofte), werden zij juist van die 'boom' weggekapt.
3.) Dat
voor Israël als natie - op grond van hun halsstarrige houding jegens de eigen Masjiach - de reiniging krachtens het ware
zondoffer op een pijnlijke wijze werd verlengd naar een verre toekomst:
Want ik wil niet, broeders, dat jullie onwetend zijn van dit geheimenis - opdat jullie niet volgens eigen inzicht bezig
zijn - dat er voor een deel verharding over Israël kwam, totdat de volheid der
Heidenvolken is binnengekomen.
Er zal dus wel degelijk sprake zijn van een herstel, een terugkeer in Gods gunst voor etnisch Israël, en we vernemen hier ook wanneer: Aan het einde van hun verharding, wat samenvalt met de tijd dat de volle maat der Heidenen de Christelijke Gemeente is binnengekomen. Kennelijk zelfs helemaal in de zin dat die Gemeente, door de Opname, dan van het aardse toneel verdwenen zal zijn!
4.) Dat een Overblijfsel onder de Joden uiteindelijk alsnog
tot de erkentenis zal komen dat Yeshua van Nazareth toch de beloofde Masjiach
was (en is), en dat - doordat zij zich in geloof alsnog tot hem zullen wenden,
ook hen - het Jeruzalem van beneden
- de perfecte reiniging ten deel zal vallen.
Het tegenbeeld van de 80 dagen wordt dan tot werkelijkheid. De kracht van het ware zondeoffer zal zich tenslotte ook tot dát overblijfsel uitstrekken.
Maar hoe moet de verhouding 1:2 (of: 40:80) in de tijd worden gesitueerd?
Het jaar 55
AD (4057 AM) schijnt het 'scharnierende' jaar te zijn geworden, want toen werd
niet alleen de breuk tussen God en etnisch Israël officieel, maar werd ook het
tot bestaan komen van een tweede Gemeente binnen het Israël Gods officieus
‘gesanctioneerd’.
Terwijl dus de oorsprong of het beginpunt bij Abraham lag, in het jaar 2084 AM - toen God de belofte aan hem deed en het Verbond in verband met zijn zaad dat tot zegen zou worden voor de mensheid tevoren bekrachtigd werd (Gl 3:17) - bleek 4057 AM (55 AD) het jaar te zijn waarin het tegenbeeld van de 40 dagen volkomen duidelijk werd. Dus nadat er 1973 jaren sinds de belofte (en het tevoren bekrachtigde Verbond) waren verlopen (4057 minus 2084).
Het is beslist waar dat reeds vóór
55 AD afzonderlijke Heidenen de Christelijke gemeente - die al in 33 AD tot
bestaan was gekomen - waren binnengekomen. Maar in 52 AD, toen de apostel
Paulus te Korinthe tot de Joden aldaar zei: “Voortaan
wenden wij ons tot de Goyim (Heidenvolken)”, kreeg de
christelijke prediking een geheel nieuwe wending (Handelingen 18).
Voor de Joden (als natie) zou bijgevolg pas ná de
tegenbeeldige 80 dagen reiniging in beeld komen. Op grond van de verhouding 1:2
mag dat dus in 6030 AM (of 2028 AD) verwacht worden.
We spreken van zogenaamde 'vrienden' omdat
het verslag over het lijden van mijn knecht Job (dat het lijden
van Gods knecht Israël voorschaduwde) duidelijk laat uitkomen dat zij in
werkelijkheid schijnvertroosters waren. Zie Job
19:1-3; volgens de nbv >>
Hierop antwoordde Job: Hoe lang blijven jullie mij nog pijnigen, hoe lang nog
martelen met woorden? Keer op keer beschimpen jullie mij, is het geen schande
mij zo te vernederen?
En dat is precies datgene wat zij - die
eigenlijk de echte vrienden voor Israël hadden moeten zijn - de vooraanstaande
figuren binnen de Christenheid, hebben gedaan. Telkens weer heeft men zich
juist vanuit die kringen met afschuw en afkeuring over het Job/Israël
uitgelaten. Ja, eeuwenlang hebben velen van hun clerus zelfs beweerd dat Israël
geheel bij God zou hebben afgedaan; zij zouden voorgoed door hem verworpen
zijn.
Een volgende voor de hand liggende stap
was voor die lieden om zichzelf alle geestelijke 'goederen' toe te eigenen die
eigenlijk Israël toebehoorden; de welbekende vervangingsleer. Alle
kostbare beloften die voor dat oude Godsvolk golden zouden met hun verwerping
van Yeshua als de Masjiach overgegaan zijn op de Christelijke Gemeente.
Een kwalijke dwaling waarvan in de afgelopen decennia zich steeds meer exegeten
zijn gaan distantiëren.
Hier komt, zoals ook het geval bleek te
zijn met de 1:2 verhouding, de 70ste Jaarweek in beeld.
Want reeds in
een vroeg stadium begonnen sommigen uit de Heidenen die beweerden christenen te
zijn geworden, zich tegen de Joden te keren, ja, zich zelfs boven hen te
verheffen. Want waren die ongelovige Joden niet als de takken die van de
Olijfboom waren weggebroken? Dat was niet voor niets gebeurd! En waren niet
juist zij voor hen in de plaats gekomen?
Als dan enige der takken werden weggebroken, maar jij,
zijnde een wilde olijf, daartussen werd geënt en mededeelhebber werd van de
wortel der vettigheid van de olijfboom, verhovaardig je dan niet boven de
takken. Maar indien je je boven [ze] verhovaardigt:
Niet jij draagt de wortel, maar de wortel jou.
Jij zult dan zeggen: Er werden takken weggebroken, opdat
ik zou worden geënt. Juist! Wegens ongeloof werden zij weggebroken; jij echter
staat door het geloof. Zin niet op hoge dingen, maar vrees. Want indien God de
natuurlijke takken niet spaarde, zal hij wellicht ook jou niet sparen (Rm
11:17-21).
In Job 2:11
worden Jobs valse vertroosters met naam en herkomst voorgesteld:
• De Temaniet
Elifaz (GW 643),
• en de Suhiet Bildad (GW 375),
• en de Naämathiet Zofar (GW 957).
Met elkaar hebben zij dus een totale getalswaarde van 1975,
wat - opgeteld bij het jaar 46 AD (4048 AM) – leidt tot het AM-jaar
6023.
Wat is daarvan de betekenis? Welnu, in de studie Een
mogelijk verloop van de Zeventigste Jaarweek wordt aangegeven dat de
Tweede helft van die Week loopt van 6026
AM tm 6030
AM.
Dat toont ons dat reeds bij het
aanbreken van die laatste ‘Week’ die onware vrienden van Israël definitief
zullen worden ontmaskerd. Naar wij verwachten zal de Opname van de Gemeente
plaats vinden in het jaar 6023 AM of 2021 AD. Wanneer dan die klasse van valse
vertroosters achterblijft wordt hun situatie voor
iedereen duidelijk: Zij bleken geen leden te zijn van de ware Christelijke
Gemeente!
Rekening houdend met de verhouding 1:2, gebaseerd op de verlengde reinigingsprocedure voor een geboren dochter, d.i. van 40 naar 80 dagen, zullen de Joden (als natie) moeten wachten tot 2027/2028 AD (of 6030 AM) voordat de tegenbeeldige reiniging ook voor hen realiteit wordt (55 + 1973 = 2028 AD). Of, uitgedrukt in de Anno Mundi tijdrekening >> 4057 + 1973 = 6030 AM.
In het laatste hoofdstuk (42) van het boek Job wordt
onthuld dat die ontwikkeling tevens impliceert dat er voor die schijnchristenen
nog slechts vooruitzichten zijn indien zij bereidwillig gehoor geven aan Gods
opdracht om bij het Joodse Eindtijdoverblijfsel nederig ‘aan te kloppen’ voor
bemiddeling naar YHWH Elohim toe. We lezen immers >>
Nadat YHWH deze woorden tot Job gesproken had, gebeurde het dat YHWH tegen Elifaz, de Temaniet, zei: Mijn
toorn is ontbrand tegen u en tegen uw twee vrienden, want u hebt niet juist
over mij gesproken, zoals mijn knecht Job. Neem daarom zeven jonge stieren en
zeven rammen voor u, en ga naar mijn knecht Job. Breng
brandoffers voor u en laat mijn knecht Job voor u
bidden. Want alleen zijn gebed zal ik aannemen, zodat ik met u niet doe
naar uw dwaasheid; want u hebt niet juist over mij gesproken, zoals mijn knecht
Job.
Toen gingen Elifaz,
de Temaniet, en Bildad, de Suhiet en Zofar, de Naämathiet, heen, en deden zoals YHWH tot hen gesproken
had; en YHWH nam het gebed van Job aan. En YHWH bracht
een omkeer in het levenslot van Job, toen hij gebeden
had voor zijn vrienden. YHWH vermeerderde alles wat Job
bezeten had tot het dubbele toe (Job 42:7-10; HSV aangepast).
Wat een verrassende wending voor de
zogenaamd ‘christelijke’ vrienden van Job/Israël! Alleen door de tussenkomst
van Gods Knechtnatie, met name door het Overblijfsel,
zullen er nog vooruitzichten voor hen zijn.
Zie voor verder begrip de studie Taalverwarring
en de Zeven Tijden, en vooral het gedeelte
De
verwarring teruggedraaid(?).
Terloops wordt met het bovenstaande ook
aan ons onthuld dat die leden van de Christenheid nooit deel uitmaakten van Yeshua’s Gemeentelichaam. Want toen dat Lichaam
(terugblikkend in de tijd) aan het begin van de 70ste Week met hun
Hoofd in de hemel verenigd werd bleken zij ‘achtergebleven’ te zijn.
9.)
De factor 3½
De factor 3½ is een bekend Bijbels
fenomeen en dat vooral in eschatologische zin, toegesneden op de profetische Grote Verdrukking waardoor
Israël in de Eindtijd door toedoen van de antichristelijke 'messias' zal worden getroffen.
Zie: Dn
7:25; 12:7
en Op 11:2-3,
9-11; 12:6, 14.
De oorsprong van het fenomeen ligt evenwel
aanzienlijk verder terug in de bijbelse historie.
Zoals we zagen kwam de Vloed in het
jaar 1656 AM, ná afloop van 6 x 100 jaar van Noachs
leven. Volgens Gn 9:28-29
leefde Noach na de geweldige Vloed nog 350 jaar; dus
3½ x 100.
De naam Noach
betekent troost en houdt verband met de voorzegging die Lamech, Noachs vader, deed bij de
geboorte van zijn zoon: Deze zal ons troosten voor ons werk en voor de smart
van onze handen, vanwege de aardbodem, die door YHWH vervloekt is (Gn 5:29).
Van belang is ook nog de GW van Noach.
Die is namelijk 58 (50+8).
In het tweede jaar van de Vloed, in 1657 AM, toen de
overlevenden de ark uitgingen, was de voorzegde troost een feit. Oók waren de laatste 3½ x 100 jaren van Noachs
leven begonnen en het opmerkelijke feit doet zich voor dat de vermenigvuldiging
3½ x 1657 de waarde 5800 oplevert; dus 100 maal 58
Conclusie: Dat wat zich in het leven van Noach
uitdrukt als troost (of: vertroosting) voor de mensheid
in voorlopige zin, t.w. 3½ x 100, wordt tevens uitgedrukt door een jaartal
(1657) te vermenigvuldigen met de factor 3½.
Ware vertroosting zal uiteraard komen op grond van de
verdienste van Masjiach Yeshua en dat na 10 Tijden van 600 jaar, bij de
overgang naar het levenbrengende nieuwe tijdperk van het Millennium, te
beginnen met 6031 AM.
Zoals hierboven, in Het
verloop van de Rustdag, aannemelijk werd gemaakt, vindt dat plaats na 6
x 1000 jaar van zwoegen onder de boosaardige tirannie van de Satan. De daarop
volgende 7e jaarperiode zal immers een Sabbat van rust en bevrijding
worden onder de vredige heerschappij van de Mensenzoon, de Heer van de Sabbat.
In het jaar 1723 AM werd in Sems
geslachtslijn Heber geboren, degene die als de vader
van alle Hebreeën wordt beschouwd (Gn 10:21).
De naam Heber
betekent Overkant of Overzijde. In het jaar 6031 AM,
wanneer de mensheid de 'oversteek' naar de Overzijde maakt, zal
blijken dat die naam beslist van grote betekenis was! Waarom? Omdat de
vermenigvuldiging van het jaar 1723 AM met de factor 3½ ons eveneens tot 6031
AM brengt!
Daarna volgt dus de 1000 jaar waarin de grootse belofte die
YHWH in 2084 AM aan Abraham deed (toen 75 jaar oud), werkelijkheid wordt: het
zegenen van alle Heidenvolken door Abrahams zaad. En dat brengt ons als
vanzelfsprekend naar het jaar 7030 AM, wanneer het Millennium eindigt.
Abrahams geboortejaar lag tussen 2008 en 2009 AM. En
werkelijk! Passen we ook op zijn geboortejaar de factor 3½ toe, dan brengt ons
dat naar 7030 AM, het laatste jaar van het Millennium.
-.-.-.-