Jeremia – Rampspoed vanuit het Noorden
Attentie: In deze studie wordt vooral volgens het gematriabeginsel geredeneerd.
Jeremia
Jr 1:13-16 >>
Jr 1:13 |
Het woord van YHWH kwam nu voor de tweede maal tot mij en luidde: Wat ziet gij? Ik zei derhalve: Wat ik zie, is een kookpot met wijde opening, die wordt aangeblazen, en zijn opening is van het Noorden af[gekeerd]. |
3483 |
Jr 1:14 |
Hierop zei YHWH tot mij: Vanuit het Noorden zal de rampspoed losbreken tegen alle bewoners van het land. |
2526 |
Jr 1:15 |
Want zieI Ik roep alle families der koninkrijken van het Noorden, spreekt YHWH; en zij zullen komen en ieder hun troon plaatsen bij de ingang van de poorten van Jeruzalem, en tegen al haar muren rondom en tegen alle steden van Juda. |
5988 |
Jr 1:16 |
En ik wil mijn oordelen over hen uitspreken wegens al hun slechtheid, doordat zij mij verlaten hebben en zij offerrook blijven brengen aan andere goden en zich blijven neerbuigen voor de werken van hun eigen handen. |
4975 |
Deze profetie had een eerste vervulling in 587 v.Chr.
Koning Nebukadnezar van het Neo-Babylonische wereldrijk had definitief afgerekend met de Assyriërs, alsook Egypte achter zijn grenzen teruggejaagd. En daarop kwam voor YHWH Elohim de tijd om Nebukadnezar in de dagen van Zedekia, de laatste koning van het koninkrijk Juda, tegen Jeruzalem te laten optrekken. In augustus 587 werd de stad door hem ingenomen. En dat alles op grond van Israëls grove ontrouw jegens YHWH, hun Elohim.
Maar Jeremia’s profeteren reikt verder in de tijd. Waarom? Omdat het merendeel der Joden zich door alle eeuwen heen steeds weer halsstarrig bleef verzetten tegen YHWH. We hoeven elkaar slechts te herinneren aan de wijze waarop het Volk zich in de Eerste eeuw opstelde tegen Yeshua, hun rechtmatige Masjiach. En dat tot op de dag van Heden in die situatie niets is veranderd. Onder aanvoering van hun religieuze elite wil de meerderheid van het Joodse volk nog altijd niets weten van Yeshua!
Totaal GW 16972 ≈≈ Hn 13:46
Daarom zeiden Paulus en Barnabas, terwijl zij met vrijmoedigheid spraken: Het was noodzakelijk dat het Woord van God eerst tot jullie [Joden] werd gesproken. Aangezien jullie het van je afstoten en jezelf het eeuwige leven niet waardig oordeelt, ziet! wij keren ons tot de Heidenvolken.
Heel bijzonder hoe de gematria van Jr 1:13-16 leidt tot Hn 13:46!
1. Omdat de tekst verwijst naar de bediening van het Evangelische Woord door Paulus en Barnabas in de synagoge van Syrisch Antiochië, en die locatie was pal ten Noorden van het land Israël.
Vergelijk Ez 38:6 en 15, waar we worden geïnformeerd hoe Gog van het land Magog, met zijn bendes, vanuit de meest afgelegen streken van het Noorden in de Eindtijd zal optrekken tegen het land [van mensen] die teruggewonnen zijn van het zwaard, bijeengebracht uit vele volken, op de bergen van Israël.
2. En dat bij die gelegenheid, zoals altijd, er onder de Joden zich slechts een minderheid bevond – het welbekende Overblijfselidee – die gehoor gaf aan de goddelijke oproep tot inkeer. Vandaar dat Paulus in Hfdst 11 van zijn Romeinenbrief schreef:
1 Ik zeg dan: Verstiet God zijn volk? Mag dat niet geschieden! Ook ik ben immers een Israëliet, uit Abrahams zaad, van stam Benjamin.
2 God verstiet zijn volk dat hij tevoren kende niet. Of weten jullie niet wat de Schrift zegt omtrent Elia? Zoals hij bij God pleit tegen Israël:
3 Heer, uw profeten brachten zij ter dood, uw altaren haalden zij omver, en ik werd alleen achtergelaten, ook zoeken zij mijn ziel.
4 Maar wat zegt de godsspraak tot hem? Ik liet voor mijzelf zevenduizend mannen over, die de knie voor de Baäl niet bogen.
5 Zo is er dan ook in het tegenwoordige tijdperk een overblijfsel verschenen, overeenkomstig genadige verkiezing.
In de Eindtijd zal het niet anders zijn; bij voorbaat weten we dat er ook dan slechts een minderheid onder Joodse mensen zal zijn die tijdens de 70ste Week voor Israël zal terugkeren (Zf 3:12-13).
Zie de studie: Het Overblijfsel dat tot zegen zal zijn. Alsook de gematriastudie Jesaja 10:5-34.
Jr 3:16-18 >>
Jr 3:16 |
En het moet geschieden dat gij tot velen zult worden en vrucht zult dragen in het land in die dagen, zegt YHWH. Dan zal men niet meer zeggen: De ark des verbonds van YHWH!, noch zal ze in het hart opkomen, noch zal men zich haar herinneren of haar missen, en ze zal niet meer worden gemaakt. |
4541 |
Jr 3:17 |
In die tijd zal men Jeruzalem de troon van YHWH noemen; en tot haar zullen alle Heidenvolken zich verzamelen tot de naam van YHWH te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun slechte hart. |
4728 |
Jr 3:18 |
In die dagen zullen zij wandelen, het Huis van Juda zijde aan zijde met het Huis van Israël, en tezamen zullen zij komen uit het land van het Noorden naar het land dat ik uw voorvaders als een erfelijke bezitting gaf. |
4608 |
In deze profetie wordt ook melding gemaakt van het Noorden, maar dan in de zin dat in de Eindtijd veel Joodse mensen aliyah zullen hebben gedaan, d.i. vanuit de Diaspora naar hun Homeland teruggekeerd.
Het betreft hier duidelijk een herstelprofetie, vergelijkbaar met die van Js 2:1-5 >>
Datgene wat Jesa̱ja, de zoon van Amoz, geschouwd heeft betreffende Juda en Jeruzalem:
En het zal geschieden in het laatst der dagen [dat] de berg van het Huis van YHWH stevig bevestigd zal zijn boven de top der bergen, verheven boven de heuvels; en daarheen moeten alle Heidenvolken stromen. En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, en laten wij opgaan naar de berg van YHWH, naar het Huis van de God van Jakob; en Hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal wet uitgaan, en het woord van YHWH uit Jeruzalem.
En hij zal rechtspreken onder de Heidenvolken en de zaken rechtzetten met betrekking tot vele volken. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen; noch zullen zij de oorlog meer leren. O Huis van Jakob, komt en laten wij in het licht van YHWH wandelen.
De GW van deze Jesajapassage is 17620 (2044+3620+5364+5596+996), overeenkomend met Op 14:7, waar we lezen over een engel vliegend in het midden van de hemel, in het bezit van een ‘eeuwig Evangelie’ dat bestemd is voor alle mensen op aarde in de Eindtijd: Zeggend met een luide stem: Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van zijn oordeel kwam, en aanbidt hem die de hemel en de aarde en zee en bronnen van wateren maakte.
Geheel dus in de zin van Jr 3:16-18, dat GW 13877 heeft.
Die GW treffen we alleen nog aan in 2Pt 1:3, >>
Zoals van zijn goddelijke kracht ons alle dingen vrijelijk geschonken zijn die leven en godsvrucht betreffen, door de verdiepte kennis van hem die ons riep door eigen heerlijkheid en voortreffelijkheid.
Zie aub ons commentaar aldaar.
Overigens komt de aankondiging in vers 18 – zij zullen wandelen, het Huis van Juda zijde aan zijde met het Huis van Israël - profetisch volkomen overeen met de voorzegging in Ez 37:15-20.
Jr 4:1-4
>>
Jr 4:1 |
Indien gij zoudt willen terugkeren, o Israël, luidt het woord van YHWH, dan moogt gij tot mij terugkeren. En indien gij uw gruwelen wegdoet uit mijn ogen, dan zult gij niet als vluchteling gaan. |
4076 |
Jr 4:2 |
En [indien] gij zult zweren: Zo waar YHWH leeft, in waarheid, in gerechtigheid en in rechtvaardigheid, dan zullen de Heidenvolken zich in hem werkelijk zegenen en in hem zich beroemen. |
3154 |
Jr 4:3 |
Want dit spreekt YHWH tot de mannen van Juda en tot Jeruzalem: Ploegt u bebouwbaar land en blijft niet tussen doorns zaaien. |
2928 |
Jr 4:4 |
Laat u voor YHWH besnijden en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem, opdat mijn woede niet losbarst net als een vuur en het onuitblusbaar brandt, vanwege de slechtheid uwer handelingen. |
4976 |
Wat een betekenisvolle oproep aan het huidige Israël!
De GW van dit tekstdeel is 15134, treffend overeenkomend met de strekking van Rm 8:32, ook met GW 15134.
YHWH Elohim gaf zijn Zoon als verzoenend offer voor de hele mensheid >> Hoe zal hij, die zelfs de eigen Zoon niet spaarde maar hem voor ons allen overgaf, ons ook niet met hem alle dingen goedgunstig schenken?
Jr
6:1 >>
Jr 6:1 |
Stelt u in veiligheid, gij zonen van Benjamin, uit Jeruzalem vandaan. Blaast in Tekoa op de hoorn, en doet boven Beth-Hakkerem een vuursignaal opstijgen; want onheil doemt op uit het Noorden, ja, een grote ineenstorting. |
6464 |
Dit vers lijkt geheel op zichzelf te staan. In de komende tijd van rampspoed zal Jeruzalem geen veilige haven zijn. De vijand komt uit het Noorden en loopt de stam Benjamin als eerste onder de voet. En ook al zijn Juda en Bejamin stamgenoten, de stad Jeruzalem biedt geen redding. Verder naar het Zuiden moet de tocht.
Om de vluchtelingen de weg te wijzen wordt te Tekoa – de thuishaven van de profeet Amos – op de hoorn geblazen. Boven Beth-Kerem moet een lichtsignaal van vuur worden gegeven.
Het zal in de Eindtijd, bij Yeshua’s paroesie, gaan zoals ook in Mt 24 profetisch wordt aangegeven:
Wanneer jullie dan de verwoestende gruwel - waarover door de profeet Daniël gesproken is - in een heilige plaats zien staan (de lezer geve er acht op), laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten.
Zoals hierboven bij Jr 6:1 is aangegeven is de GW van het vers 6464. Die getalswaarde wordt alleen nog aangetroffen in 2Kr 20:9, waar we lezen over de dreiging dat in de dagen van koning Josafat Israël ook al werd gedreigd met uitroeiing. Maar de getrouwe Josafat zocht zijn toevlucht bij YHWH Elohim. In gebed herinnerde hij Elohim aan de bede die koning Salomo bij de inwijding van de Eerste tempel tot YHWH had gericht >> Mocht er rampspoed over ons komen: zwaard, strafgericht, of pestilentie of hongersnood, laten wij dan voor dit Huis en voor u gaan staan - want uw naam is in dit Huis - opdat wij uit onze benauwdheid tot u om hulp kunnen roepen, en moogt gij horen en redden.
Vergelijk 1Kn 8:33-34. En zie het verband met Psalm 83.
Jr 6:22-23 >>
Jr 6:22 |
Dit heeft YHWH gezegd: Zie! Een volk komt uit het land van het Noorden, en een grote natie zal worden gewekt van de meest afgelegen streken der aarde. |
2347 |
Jr 6:23 |
Naar de boog en de werpspies zullen zij grijpen. Wreed is het en zonder medelijden. Hun stem alleen al zal weerklinken net als de zee, en op paarden zullen zij rijden. Het is in slagorde geschaard als een krijgsman tegen u, o dochter van Sion. |
3882 |
GW 6229 ≈≈ 2Kn 19:6 >>
Toen zei Jesa̱ja tot hen: Dit dient gij tot uw heer te zeggen: Dit heeft YHWH gezegd: Wees niet bevreesd wegens de woorden die gij hebt gehoord, waarmee de bedienden van de koning van Assyrië schimpend over mij gesproken hebben.
In de Jesaja profetieën wordt breed uitgeweid over de Assyriër van de Eindtijd, hij die het herstelde Israël zal bedreigen.
Zie ons commentaar op Js 10:5-34.
Jr 6:24
>>
Jr 6:24 |
Wij hebben het bericht erover gehoord. Onze handen zijn slap geworden. Niets dan benauwdheid heeft ons aangegrepen, weeën als van een barende vrouw. |
2653 |
Gevoegd bij Jr 6:22-23 verkrijgen we 6229 + 2653 = GW 8882, welke waarde ook wordt aangetroffen in Gl 2:11 >> Maar toen Kèfas [Petrus] naar Antiochië kwam weerstond ik hem in [het] gezicht, omdat hij te laken was.
Gedoeld wordt op Syrisch Antiochië, pal ten Noorden van Palestina. Blijkbaar moeten we Petrus’ bezoek aan Antiochië in tijd rond het jaar 48 AD plaatsen, nadat Paulus en Barnabas aldaar van hun Eerste zendingsreis waren teruggekeerd. Kort daarop arriveerden blijkbaar ook aanhangers van de 'besnijdenispartij' die zich, zoals steeds, zeer wantrouwend opstelden en voor wie Petrus toen blijkbaar capituleerde.
Wellicht een vingerwijzing naar wat er vanaf de Helft van de 70ste Jaarweek opnieuw verwacht mag worden van de zijde der Joden die, ondanks het Nieuwe Verbond, toch halsstarrig zullen willen vasthouden aan ‘Mozes’.
Jr 10:22-23 >>
Jr 10:22 |
Luister! Een bericht! Zie, het is gekomen, alsmede een groot gedreun uit het land van het Noorden, om de steden van Juda te maken tot een verlaten woestenij, het hol van jakhalzen. |
3939 |
Jr 10:23 |
Ik weet heel goed, o YHWH, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg [te bepalen]. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten. |
1975 |
GW 3939+1975 = 5914, corresponderend met
Gn 22:12 >> En hij zei: Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, mij niet hebt onthouden.
Maar ook met Mt 24:40 >> Dan zullen er twee in het veld zijn, een zal meegenomen worden en een achtergelaten.
De aankondiging komt overeen met die in Lk 17:34-35 >> Ik zeg jullie: in die nacht zullen twee op één bed zijn, de ene [man] zal meegenomen en de andere [man] zal achtergelaten worden. Twee zullen op dezelfde plaats aan het malen zijn, de ene [vrouw] zal meegenomen en de andere [vrouw] zal achtergelaten worden. Commentaar.
Alsook met Mt 27:14 >> En Hij antwoordde hem op geen enkele vraag, zodat de landvoogd zich zeer verwonderde.
En Jh 11:29 >> En toen zij [Maria, Martha’s zuster] dat hoorde, stond zij ijlings op en ging naar hem [Jezus] toe.
Jr 13:20-23 >>
Jr 13:20 |
Sla uw ogen op en zie wie daar uit het Noorden komen. Waar is de kudde die men u gegeven heeft, uw mooie kleinvee? |
3139 |
Jr 13:21 |
Wat zult gij zeggen wanneer men zijn aandacht op u richt, terwijl gijzelf hen in het begin als vertrouwde vrienden aan uw eigen zijde hebt onderwezen? Zullen niet louter weeën u aangrijpen, als die van een barende vrouw? |
4184 |
Jr 13:22 |
En wanneer gij in uw hart zult zeggen: Waarom zijn deze dingen mij overkomen? — Vanwege de overvloed van uw dwaling zijn uw slippen als bedekking weggenomen; uw hielen zijn met geweld bejegend. |
2431 |
Kan een Kuschiet zijn huid veranderen? of een luipaard zijn vlekken? Gijzelf zoudt ook in staat zijn goed te doen, gij die personen zijt die geleerd hebt kwaad te doen. |
3233 |
Totaal GW 12987 ≈≈ 2Ko 10:11 >>
Laat zo iemand dit bedenken dat wij, wanneer wij aanwezig zijn, net zo in daad zullen zijn als bij onze afwezigheid in woord door brieven.
Toegepast op het Israël van de Eindtijd: Zijzelf wordt verantwoordelijk gesteld voor de rampen die haar zullen overkomen; nota bene van de zijde van haar nabuurstaten die zij als haar ‘minnaars’ had beschouwd. Hoe groot zal haar ontgoocheling zijn als ze juist van die zijde als een ontuchtige vrouw wordt behandeld!
Maar zij is dan ook volkomen met het kwaad vergroeid; haar ontucht is als een tweede natuur voor haar geworden. Vergelijkbaar met een Kuschiet die zijn huid geen andere kleur kan geven, en als een luipaard die altijd een gespikkeld vel zal dragen.
Jr 15:11-14
>>
Jr 15:11 |
YHWH heeft gezegd: Waarlijk, ik wil u dienen ten goede. Waarlijk, ik wil ten tijde van rampspoed en ten tijde van benauwdheid voor u tussenbeide komen, tegen de vijand. |
3919 |
Jr 15:12 |
Kan men ijzer aan stukken breken, ijzer uit het Noorden, en koper? |
1793 |
Jr 15:13 |
Uw vermogen en uw schatten zal ik louter tot plundering geven, niet voor een prijs, maar om al uw zonden, ja, in al uw gebieden. |
2229 |
Jr 15:14 |
En ik wil [die] met uw vijanden overbrengen naar een land dat gij niet hebt gekend. Want een vuur is ontstoken in mijn toorn. Tegen jullie brandt het. |
3166 |
GW 11107 ≈≈
Mr 13:1 >>
Terwijl hij de tempel uitging, zei een van zijn discipelen tot hem: Leraar, zie toch eens, wat een stenen en wat een gebouwen!
En Lk 19:33 >>
Toen zij nu het veulen losmaakten, zeiden de eigenaars ervan tot hen: Waarom maken jullie het veulen los?
Opmerkelijk is dat
a.) beide verzen verwijzen naar de ‘Lijdensweek’ die een aanvang nam op ‘Palmzondag’ van het jaar 33 AD (4036 AM). Lk 19:33 verwijst naar die dag (9 Nisan);
b.) dit al de vierde (gematria) verwijzing is naar Palmzondag in het Boek Jeremia.
Zie
ook de commentaren bij Jr 1:1-3; 2:18-19 en 2:23-
Niet minder opmerkelijk is vers 12, waar YHWH zijn profeet de vraag voorlegt: Kan men ijzer aan stukken breken, ijzer uit het Noorden, en koper? Overigens een vraag die blijkbaar gelezen moet worden in samenhang met vers 11, aangezien beide tezamen bedoeld lijken te zijn om als bemoediging te dienen voor de profeet zelf: YHWH heeft gezegd: Waarlijk, ik wil u dienen ten goede. Waarlijk, ik wil ten tijde van rampspoed en ten tijde van benauwdheid voor u tussenbeide komen, tegen de vijand.
Het is kennelijk YHWHs antwoord op Jeremia’s wanhopige uitroep in vers 10 >>
Wee mij, o mijn moeder, omdat gij mij gebaard hebt, een man die is blootgesteld aan ruzie en een man die is blootgesteld aan twist met de gehele aarde. Ik heb niet te leen gegeven, en men heeft mij niet te leen gegeven. Zij allen smeken kwaad over mij af.
In Jeremia’s meest kritieke situatie – blijkbaar terwijl hij dient als voorafbeelding van Israëls Overblijfsel in de Eindtijd - schiet YHWH Elohim zijn dienstknecht dus te hulp. Hoe? Door (voor mensen) het onmogelijke te doen: Werkelijk het ijzer en koper – dat vanuit het Noorden nadert – te vermorzelen. Toegelicht vanuit de beeldspraak in Daniël, hoofdstuk 4 >> De banden van ijzer en koper rondom de stronk van de (tijdelijk) gevelde reusachtig hoge Boom van Gods soevereiniteit verwijderen, en wel op de Helft van de 70ste Jaarweek.
Zonder beeldspraak: Het herstel of wederoprichting van het Davidische koninkrijk Gods, zoals we lezen:
Laat zijn wortelstomp in de grond staan, met een band van ijzer en van koper, tussen het gras van het veld. Laat hij door de dauw van de hemel bevochtigd worden, en laat zijn deel zijn met het gedierte en zijn deel tussen de vegetatie der aarde. Laat zijn hart worden veranderd zodat het niet meer dat van een mens is; een dierenhart worde hem gegeven, en laten er Zeven Tijden over hem voorbijgaan.
Zie de studie: Taalverwarring en de Zeven Tijden
Jr 16:14-15 volgt dan ook niet onlogisch op het bovenstaande >>
Jr 16:14 |
Daarom, zie! Er komen dagen, spreekt YHWH, dat er niet meer gezegd zal worden: Zo waar YHWH leeft, die de zonen van Israël uit het land Egypte opvoerde! |
3168 |
Jr 16:15 |
Maar: Zo waar YHWH leeft, die de zonen van Israël opvoerde uit het land van het Noorden en uit al de landen waarheen Hij hen had verdreven! En ik zal hen terugbrengen naar hun bodem, die ik aan hun voorvaders had gegeven. |
7186 |
GW 10354 ≈≈ Lukas 11:4 en 16:4; resp.:
En vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven ieder die ons schuldig is. En breng ons niet in verzoeking.
Met betrekking tot dit ‘modelgebed’ moet men nooit vergeten dat Yeshua daarin voorzag op grond van een verzoek van zijn toenmalige Joodse leerlingen. Zie ons commentaar.
En
Ik weet wat ik zal doen, opdat, wanneer ik uit het beheer wordt gezet, zij mij in hun huizen opnemen.
Voor commentaar, zie aub De kwestie van het beheer.
Jr 23:7-8 >>
Jr 23:7 |
Daarom, zie! er komen dagen, spreekt YHWH, en men zal niet meer zeggen: YHWH leeft, die de zonen van Israël uit het land Egypte heeft opgevoerd, |
3174 |
Jr 23:8 |
maar: YHWH leeft, die het zaad van het Huis van Israël heeft opgevoerd en die [hen] heeft binnengeleid uit het land van het Noorden en uit al de landen waarheen ik hen verdreven had, en zij zullen op hun eigen bodem wonen. |
6459 |
GW 9633 ≈≈ 2Ko 6:7 >> in woord der waarheid, in kracht Gods, door de wapens van de rechtvaardigheid ter rechter- en ter linkerzijde;
Dit Schriftdeel in Jr 23 bevestigt Mozes’ profetie mbt de terugkeer uit de Diaspora van het volk Israël naar hun homeland volgens Dt 30:1-4. Zie de studie De Staat Israël in gevaar? (Inleiding).
En dat de passage in gematriaverband staat met de Twee Korinthe Brief behoeft ons niet te bevreemden, aangezien uit Hoofdstuk 3 van dat Bijbelboek kan worden geconcludeerd dat beide Gemeenten van het Israël Gods steunen op de kracht van het Nieuwe Verbond.
Omdat in dit hoofdstuk van Jeremia de profetische schijnwerper wordt gericht op de Eindtijd, en met name op het Messiaanse tijdperk dat in 33 AD een aanvang nam, lijkt het goed ook kennis te nemen van Jr 23:23-25 >>
Ben ik een God van nabij, luidt het woord
van YHWH, en niet een God van verre? |
||
Of kan enig mens in schuilplaatsen
verborgen zijn zodat ikzelf hem niet zie?, luidt het woord van YHWH. Ben ik het niet die de hemel en de aarde werkelijk
vul?, luidt het woord van YHWH. |
||
Ik heb gehoord wat de profeten hebben
gezegd die in míȷ́n naam leugen profeteren, door te zeggen: Ik heb een
droom gehad! Ik heb een droom gehad! |
GW 9423 ≈≈ Lk 23:47. In context >>
46 En
met luider stem roepend zei Jezus: Vader, in uw handen geef ik mijn geest in bewaring.
En na dit gezegd te hebben, blies hij de laatste adem uit.
47 Toen nu de centurio zag wat er gebeurde, verheerlijkte hij
God en zei: Inderdaad, deze mens was rechtvaardig.
Jr 25:8-11 >>
Jr 25:8 |
Daarom, dit heeft YHWH der legerscharen gezegd: Omdat jullie mijn woorden niet hebt gehoorzaamd, |
3020 |
Jr 25:9 |
ziet, ik zend en wil nemen alle families van het Noorden, luidt het woord van YHWH, zelfs [zendend] tot Nebukadrezar, de koning van Babel, mijn knecht, en ik zal hen brengen tegen dit land en tegen zijn bewoners en tegen al deze Heidenvolken rondom, en ik zal ze aan de vernietiging prijsgeven en ze maken tot een voorwerp van ontzetting en tot een aanfluiting en tot verwoeste plaatsen voor onbepaalde tijd. |
8815 |
Jr 25:10 |
En ik zal daaruit doen vergaan het geluid van uitbundige vreugde en het geluid van verheuging, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, het geluid van de handmolen en het licht van de lamp. |
3448 |
Jr 25:11 |
En geheel dit land moet tot een verwoeste plaats worden, tot een voorwerp van ontzetting, en deze Heidenvolken zullen de koning van Babel zeventig jaar moeten dienen. |
3300 |
Gw 18583 ≈≈ 2Ko 12:2 >> Ik ken een mens in [de] Messias, veertien jaar geleden – hetzij in een lichaam, ik weet het niet; hetzij buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet het – die persoon werd weggerukt tot [de] derde hemel.
Opnieuw is de passage gerelateerd aan de Twee Korinthebrief; bovendien verwijzend naar de visionaire 'wegrukking' welke de apostel Paulus ervoer als voorproef van de Opname der Gemeente bij Yeshua’s paroesie.
Zie Hoofdstuk 12.
Even visionair is de Jeremiapassage voor de Eindtijd, tijdens de 70ste Jaarweek voor Israël, in het bijzonder vanaf de Helft van die Week.
Wat betreft de juiste visie op de vervulling in de Oudheid van genoemde 70-jarige periode van dienstbaarheid der volken (waaronder Juda) aan de koning van Babel, zie De zekerheid van het jaar 587.
Jr 25:26 >>
Jr 25:26 |
aan al de koningen van het Noorden, die dichtbij en veraf zijn, de een na de ander; ja, aan al de koninkrijken van de aarde, die op de aardbodem zijn. Ná hen zal de koning van Sesach drinken. |
5666 |
Voor commentaar op deze passage, zie Jr
30:6-
Jr 25:32-33 >>
Jr 25:32 |
Dit
heeft YHWH der legerscharen gezegd: Ziet! Een rampspoed gaat uit van natie
tot natie, en een zware storm zal verwekt worden van de meest afgelegen
streken der aarde. |
3372 |
En
zij die door YHWH zijn neergeveld, zullen op die dag van het ene einde der
aarde helemaal tot het andere einde der aarde komen te liggen. Er zal niet
over hen geweeklaagd worden, noch zullen zij bijeengezameld of begraven worden. Tot mest op de oppervlakte van de
aardbodem zullen zij worden. |
2498 |
Nog een passage uit Jeremia 25 die, hoewel niet verwijzend naar de uit het Noorden komende rampspoed, wél profetisch Gods Eindgericht schildert, en dat op een huiveringwekkende wijze!
De totale GW van beide verzen is 5870, overeenkomend met onder meer >>
1.) Js 17:6 >> En er zal een nalezing in overblijven zoals bij het afslaan
van de olijfboom: twee [of] drie rijpe olijven in de top van de tak; vier [of] vijf
aan de vruchtdragende grote takken ervan, luidt het woord van YHWH, de God van Israël.
Zie het commentaar op de passage Js 17:4-6 in de studie Jesaja en de Assyriër, als onderdeel van de profetie over de totale ondergang van Damaskus.
2.) 2Th 2:12 >> Opdat allen geoordeeld worden, zij die geen geloof stelden in de waarheid maar behagen schepten in de ongerechtigheid.
De zelfde verwijzing naar de totale ondergang in de Eindtijd van allen die – nadat Yeshua’s Gemeentelichaam
Is opgenomen en de heilige geest
niet langer een huis op aarde zal hebben – gehoor zullen geven aan de leugenachtige tekenen, wonderen en elke vorm van bedrog van de Wetteloze,
wanneer de werking van de Satan voor
een korte tijd alle ruimte krijgen zal krijgen. Met al zijn beschikbare kracht
zal hij de
Wetteloze ondersteunen, zeer ten nadele van de op aarde
achtergebleven mensen.
Zie: Hoofdsuk 2 van Twee Thessalonicenzen.
3.) Jr 40:11, verwijzend naar het Joodse Overblijfsel >> En al de Joden die in Moab en
onder de zonen van Ammon en in Edom waren en degenen
die in al de [andere]
landen waren, ook zij hoorden dat de koning van Babel aan Juda een Overblijfsel
gelaten had en dat hij Gedalja, de zoon van Ahikam, de zoon van Safan, over
hen had aangesteld.
Kennelijk een hint naar een vergelijkbare situatie zoals die zich in de Eindtijd zal voordoen. Ook dan zal er wereldwijd - in al de [andere] landen – een Joods Overblijfsel verschijnen. Interessant is namelijk de totale GW van Jr 40:11, 12 en 13 tezamen, nl 5870 + 3795 + 2689 = 12354; ook de GW van 2Ko 1:3 >> Gezegend de God en vader van onze Heer Jezus Messias, de Vader der hartelijke barmhartigheden en God van alle vertroosting.
Jr 31:7-9 >>
Jr 31:7 |
Want dit heeft YHWH gezegd: Roept Jakob luidkeels toe met verheuging, en jubelt aan het hoofd der natiën. Verkondigt. Zingt lof en zegt: Red, o YHWH, uw volk, het overblijfsel van Israël. |
5393 |
Jr 31:8 |
Ziet, ik breng hen uit het land van het Noorden, en ik zal hen bijeenbrengen van de meest afgelegen streken der aarde. Onder hen zullen de blinde en de kreupele zijn, de zwangere vrouw en de barende, allen te zamen. Als een grote gemeente zullen zij hierheen terugkeren. |
4513 |
Jr 31:9 |
Met geween zullen zij komen, en met smekingen om gunst zal ik hen brengen. Ik zal hen doen gaan naar stroomdalen met water, op een rechte weg waarop zij niet tot struikelen gebracht zullen worden. Want ik ben Israël tot een Vader geworden; en wat Efraïm betreft, hij is mijn eerstgeborene. |
3830 |
GW 13736 ≈≈ 1Ko 1:4 >> Ik breng altijd dank aan mijn God betreffende jullie voor Gods liefderijke gunst welke jullie werd geschonken in Masjiach Yeshua.
Die dankbare gebedsuiting zal met dezelfde kracht gelden voor Israëls Overblijfsel van de Eindtijd!
Zie voor de gematriabehandeling van enkele andere (zeer belangrijke) passages in Jeremia 31, de studie Jeremia en de Eindtijd.
1. Dit is hetgeen als het woord van YHWH tot de profeet Jeremia kwam betreffende de Heidenvolken:
2. Aangaande Egypte, betreffende de krijgsmacht van Farao Necho, de koning van Egypte, die zich aan de rivier de Eufraat bij Karkemis bevond, die door Nebukadrezar, de koning van Babel, werd verslagen in het vierde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda:
3. Stelt beukelaar en groot schild op, en rukt aan tot de strijd.
GW resp. 1287 + 6989 + 1008 = 9284
9284 ≈≈ 2Kr 34:21 >>
Gaat ten behoeve van mij en ten behoeve van wat overgebleven is in Israël en in Juda, YHWH raadplegen betreffende de woorden van het boek dat gevonden is, want groot is YHWHs woede die over ons uitgestort moet worden wegens het feit dat onze voorvaders het woord van YHWH niet hebben onderhouden door te doen naar alles wat in dit boek geschreven staat.
Jr 46:6-9 >>
Jr 46:6 |
Laat de snelle niet trachten te vluchten, en laat de sterke niet trachten te ontkomen. In het Noorden aan de oever van de rivier de Eufraat zijn zij gestruikeld en gevallen. |
2442 |
Jr 46:7 |
Wie is dat die daar komt opzetten net als de rivier de Nijl, als de rivieren waarvan de wateren deinen? |
1984 |
Jr 46:8 |
Egypte, het komt opzetten net als de rivier de Nijl, en als rivieren deinen de wateren. En het zegt: Ik zal oprukken. Ik zal de aarde bedekken. Ik zal de stad en degenen die erin wonen, gemakkelijk verdelgen. |
3669 |
Jer 46:9 |
Trekt op, o gij paarden, en raast voort, o gij wagens! En laten de sterke mannen uittrekken, Kusch en Put, die het schild hanteren, en de Ludim, die de boog hanteren [en] treden. |
4605 |
GW 12700 ≈≈
Mt 7:3
Waarom kijkt gij dan naar het strootje in het oog van uw broeder, maar beschouwt niet de balk in uw eigen oog?
Mt 11:12
Sedert de dagen van Johannes de Doper tot op heden is het koninkrijk der hemelen echter het doel waarnaar mensen voorwaarts dringen, en zij die voorwaarts dringen, grijpen het.
Lk 11:32
Ninevitische mannen zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zij zullen het veroordelen, omdat zij tot inkeer kwamen op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona hier!
Lk 20:14
Toen de landlieden echter hem zagen, gingen zij onder elkaar overleggen, zeggend: Deze is de erfgenaam; laten wij hem doden, opdat de erfenis van ons wordt.
Jr
46:20-24 >>
Jr 46:20 |
Egypte is als een zeer fraaie vaars. Een horzel uit het Noorden zal op haar afkomen. |
1340 |
Jr 46:21 |
Ook haar huurtroepen in haar midden zijn als gemeste kalveren. Maar ook zíȷ́ zijn geweken; zij zijn tezamen gevlucht. Zij hebben geen stand gehouden. Want niets minder dan de dag van hun ongeluk is over hen gekomen, de tijd van hun bezoeking. |
3324 |
Jr 46:22 |
Haar geluid is als die van een wegschuifelende slang, want met macht zullen mensen erheen trekken, en met bijlen komen zij op haar af, als houthakkers. |
1786 |
Jr 46:23 |
Zij zullen haar woud omhakken, luidt het woord van YHWH, want het is niet te berekenen. Zij zijn talrijker geworden dan de sprinkhaan. Ja, niet te tellen. |
2415 |
Jr 46:24 |
De dochter van Egypte zal zich te schande gemaakt voelen; overgeleverd aan het volk van het Noorden. |
1961 |
GW 10826 ≈≈ 2Kn 23:8
Hij [koning Josía] deed al de priesters uit de steden van Juda komen en verontreinigde de hoogten waar de priesters offerrook hadden gebracht; van Geba af tot Berseba toe. Ook slechtte hij de hoogten bij de poorten, aan de ingang der poort van Jozua, de overste der stad, die gelegen was aan de linkerzijde als men de stadspoort binnenkwam.
en Gl 3:28
Daarbij
is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije; er is geen manlijk en
vrouwelijk; want allen zijn jullie één in Messias Jezus.
Het is interessant om te zien hoe dit hoofdstuk, Jeremia 46, eindigt met een aanmoedigende verzekering jegens Israëls Overblijfsel van de Eindtijd, in de vv 27 en 28 >>
Wees
niet bevreesd, mijn knecht Jakob, en wees niet met verschrikking geslagen,
Israël. Want zie, ik red je uit verre [streken] en
je zaad uit het land van hun gevangenschap. En
Jakob zal terugkeren en rust genieten en onbezorgd zijn, zonder dat iemand
doet beven. |
||
Wees
niet bevreesd, mijn knecht Jakob, luidt het woord van YHWH,
want ik ben met je. Want ik zal een verdelging aanrichten onder al de
Heidenvolken waarheen ik je verdreven heb, maar met betrekking tot jou zal ik
geen verdelging aanrichten. Nochtans zal ik je in de juiste mate moeten
corrigeren, en ik zal je voorzeker niet ongestraft laten. |
Totale GW 12909,
overeenkomend met de GW van Hn 25:7, waar we worden
ingelicht dat destijds de apostel Paulus hetzelfde ervoer >> Toen hij [Paulus] vóórkwam
[voor Festus], gingen de Joden
die van Jeruzalem waren gekomen, om hem heen staan en brachten vele en zware
beschuldigingen tegen hem in, die zij niet konden bewijzen.
Jr 47:2-3 >>
Jr 47:2 |
Dit heeft YHWH gezegd [omtrent de Filistijnen]: Zie! Wateren komen opzetten uit het Noorden en worden tot een overstromende stortbeek. En ze zullen het land overstromen met al wat zich erop bevindt, de stad en degenen die erin wonen. En de mensen zullen schreeuwen, en al de bewoners van het land jammeren. |
3787 |
Jr 47:3 |
Op het geluid van het stampen der hoeven van zijn hengsten, op het ratelen van zijn strijdwagens, het gedreun van zijn wielen, zullen de vaders zich werkelijk niet omwenden naar de zonen, wegens het verslappen der handen, |
4145 |
GW 7932 (3787 + 4145) ≈≈ 1Pt 2:13 >>
Onderwerpt je ter wille van de Heer aan elke menselijke ordening; hetzij aan een koning als superieur;
Jr
47:4-7 >>
Jr 47:4 |
wegens de dag die komt om alle Filistijnen met geweld te plunderen, om van Tyrus en van Sidon elke overlevende die hulp bood, af te snijden. Want YHWH plundert met geweld de Filistijnen, die de overgeblevenen zijn van het eiland Kaftor. |
7099 |
Jr 47:5 |
Kaalheid moet er voor Gaza komen. Askelon is tot zwijgen gebracht. O overblijfsel van hun laagvlakte, hoe lang zult gij u insnijdingen blijven maken? |
3932 |
Jr 47:6 |
Ha, het zwaard van YHWH! Hoe lang zult gij rusteloos blijven? Trek u terug in uw schede. Word rustig en houd u stil. |
2492 |
Jr 47:7 |
Hoe kan het zich rustig houden wanneer YHWH zelf het een bevel heeft gegeven? Het is voor Askelon en voor de zeekust. Daar heeft hij bestemd dat het moet zijn. |
2151 |
GW 15674 ≈≈ Mr 12:43 >>
En hij riep zijn leerlingen en zei tot hen: Voorwaar, ik zeg jullie, deze arme weduwe heeft het meeste in de offerkist geworpen van allen die er iets in geworpen hebben.
En Lk 13:15 >>
De Heer echter antwoordde hem en zei: Huichelaars, maakt niet ieder van jullie op de sabbat zijn os of ezel los van de voederbak, leidt [ze] weg en geeft [ze] te drinken?
Overigens hebben de vv 4 en 5 tezamen GW 11031 ≈≈ Mt 14:36 >>
En zij smeekten hem dat zij alleen maar de kwast van zijn kleed mochten aanraken. En allen, die hem aanraakten werden volkomen gezond.
Maar ook de vv 4, 5 en 6 vormen een geheel; t.w. GW 13523 ≈≈ Mt 27:9 >>
Toen werd vervuld het gesprokene door de profeet Jeremia, toen hij zei: En zij namen de dertig zilverstukken, de geschatte waarde van de geschatte, die zij geschat hadden van de zonen van Israël.
Jr 50:1-3 >>
Jr 50:1 |
Het
woord dat YHWH door de profeet Jeremia heeft gesproken betreffende Babel,
betreffende het land der Chaldeeën:
|
2060 |
Jr 50:2 |
Vertelt
[het] onder de Heidenvolken en
verkondigt. Heft een signaal op; verkondigt. Verbergt
niets. Zegt: Babel is ingenomen. Bel is beschaamd gemaakt. Merodach is verschrikt geworden. Haar beelden zijn beschaamd
gemaakt. Haar drekgoden zijn verschrikt geworden. |
4258 |
Jr 50:3 |
Want
tegen haar is een natie opgetrokken uit het Noorden.
Die maakt haar land tot een voorwerp van ontzetting, zodat er niemand in
blijkt te wonen. Zowel mens als huisdier zijn
gevlucht. Ze zijn weggegaan. |
3069 |
Terwijl in vorige profetieën de rampspoed uit het Noorden gewoonlijk van Babel (Babylon) afkomstig was, wordt nu Babel zelf vanuit die richting met ondergang bedreigd. Duidelijk is daarom dat we in dit geval te maken hebben met het mystieke Babel (de Grote) van Openbaring, de hoofdstukken 17 en 18.
Daaruit vernemen we dat mystiek
Babel – volgens velen het pauselijke Rome – volledig ten onder zal gaan door de
agressie van het Beest dat ze in haar (laatste) vermetelheid nog zal trachten
te ‘berijden’; bij de profeet Jesaja de
Assyriër, de Antichristelijke macht van
de Eindtijd.
Jr 50:1-2 >> 2060 + 4258 = 6318 ≈≈ 1Ko 1:6 >> Zoals het getuigenis van de Messias onder jullie werd bevestigd.
Jr 50:1-3 >> 2060 + 4258 + 3069 = 9387 ≈≈ Mr 1:41 >> Door medelijden bewogen strekte hij toen zijn hand uit, raakte hem aan en zei tot hem: Ik wil het. Word rein.
Ook Mr 5:14 >> De zwijnenhoeders
vluchtten echter en berichtten het in de stad en op het land; en de mensen
kwamen kijken wat er gebeurd was.
Jr
50:4-5 >>
Jr 50:4 |
In
die dagen en in die tijd, luidt het woord van YHWH,
zullen de zonen van Israël komen, zij en de zonen van Juda tezamen.
Zij zullen gaan, wenend onder het gaan, en YHWH,
hun God, zullen zij zoeken. |
2674 |
Jr 50:5 |
Naar
Sion zullen zij de weg blijven vragen, met hun gezicht in die richting: Komt
en laten wij ons aansluiten bij YHWH in een eeuwigdurend
Verbond dat niet vergeten zal worden. |
2653 |
Herstel voor Israël is in aantocht! Een Overblijfsel zal in de Eindtijd berouwvol tot YHWH, hun Elohim, terugkeren! Wanneer in het bijzonder?
Het antwoord vinden we in bovenstaande twee verzen gehint:
GW 2674 + 2653 = 5327 ≈≈ Nm 13:16; 2Kr 9:4; Jr 41:3 en Ez 8:1.
Vooral Ez 8:1 is (voor ons) belangwekkend:
Nu geschiedde het in het zesde jaar, in de zesde [maand], op de vijfde dag van de maand, dat ik in
mijn huis zat en de oudsten van Juda voor mij zaten, toen
de hand van de Heer YHWH daar op mij viel.
We worden verplaatst naar 5 Elul, de datum
waarop, naar wij verwachten, de Helft van de 70ste Jaarweek valt.
Zie: Een
mogelijk verloop van de Zeventigste Jaarweek.
Dan ook vernieuwt YHWH Elohim zijn huwelijksverhouding met Israël door
het Nieuwe Verbond met hen te sluiten.
Zie: Een hernieuwd huwelijksverbond in de Wildernis.
En ook: Hebreeën 8 >> Binnen het Nieuwe Verbond.
Jr 50:6-7 >>
6 Een
kudde van omkomende schepselen is mijn volk geworden. Hun eigen herders hebben
hen doen ronddolen. Op de bergen hebben zij hen weggeleid. Van berg tot heuvel
zijn zij gegaan. Zij zijn hun rustplaats vergeten.
7 Allen
die hen vonden, hebben hen opgegeten, en hun eigen tegenstanders hebben gezegd:
Wij zullen geen schuld op ons laden, wegens het feit dat zij gezondigd hebben tegen
YHWH, de verblijfplaats van rechtvaardigheid en
de hoop van hun voorvaders, YHWH.
GW 3238 + 3650 = 6888
≈≈ Jr 26:18 >> Het was Micha van Moreseth die profeteerde in de dagen van Hizkia, de koning van Juda, en hij zei tot het gehele volk
van Juda: Dit heeft YHWH der legerscharen gezegd: “Sion zal worden omgeploegd
als was het een veld, en Jeruzalem zal tot niets dan puinhopen worden, en de
berg van het Huis zal zijn tot hoge plaatsen van een woud”.
Maar ook Lk 1:39 >> Mariam nu
stond in die dagen [nadat
Gabriël haar de bovennatuurlijke zwangerschap van Masjiach Yeshua had
aangekondigd] op en trok met spoed naar het
bergland, naar een stad van Juda.
Jr 50:8-10
>>
Jr 50:8 |
Vlucht
weg uit het midden van Babel, en trekt uit het
land der Chaldeeën. Wordt als de dieren die vooropgaan, voor de kudde uit |
2266 |
Jr 50:9 |
Want
ziet, ik verwek en doe oprukken tegen Babel een verzameling
van grote Heidenvolken uit het land van het Noorden, en ze zullen zich tegen haar opstellen. Vandáár zal ze ingenomen worden. De
pijlen ervan zijn als die van een sterke man die beroving van kinderen
veroorzaakt, die niet onverrichter zake terugkeert. |
4229 |
Jr 50:10 |
En Chaldea moet tot
buit worden. Allen die haar buitmaken, zullen zich verzadigen, luidt het
woord van YHWH. |
2120 |
Totaal GW 8615 ≈ Hn
15:8 >> En God die het hart kent heeft
getuigenis afgelegd door hun de heilige geest te geven, evenals hij die ook aan
ons heeft gegeven.
En dit gaat opnieuw gebeuren op de Helft van de 70ste
Jaarweek, wanneer YHWH Elohim - op grond van het Nieuwe Verbond - Israël de
heilige geest zal schenken.
Jr 50:41-42 >>
Jr 50:41 |
Ziet! Er
komt een volk aan uit het Noorden;
ja, een grote natie en machtige koningen zullen verwekt worden van de meest
afgelegen streken der aarde. |
2162 |
Jr 50:42 |
Boog
en werpspies hanteren zij. Zij zijn wreed en zullen geen barmhartigheid
betonen. Het geluid van hen is als de zee die onstuimig is, en op paarden
zullen zij rijden; als één man opgesteld voor de strijd tegen u,
o dochter van Babel. |
3792 |
Totaal GW 5954 ≈ Lv 6:5 >> Of wat maar ook waarover hij vals zou kunnen zweren, en hij moet het volle bedrag ervan vergoeden, en hij zal een vijfde daarvan eraan toevoegen. Aan degene van wie het is, zal hij het geven op de dag waarop zijn schuld wordt bewezen.
Jr 50:41-44 >>
Jr 50:41 |
Ziet! Er
komt een volk aan uit het Noorden;
ja, een grote natie en machtige koningen zullen verwekt worden van de meest
afgelegen streken der aarde. |
2162 |
Jr 50:42 |
Boog
en werpspies hanteren zij. Zij zijn wreed en zullen geen barmhartigheid
betonen. Het geluid van hen is als de zee die onstuimig is, en op paarden
zullen zij rijden; als één man opgesteld voor de strijd tegen u,
o dochter van Babel. |
3792 |
Jr 50:43 |
De
koning van Babel heeft het bericht over hen gehoord, en zijn handen zijn
verslapt. Er is benauwdheid! Hevige smarten hebben hem aangegrepen, net als
een barende vrouw. |
2666 |
Jr 50:44 |
Ziet!
Iemand zal opkomen net als een leeuw uit het trotse [struikgewas] langs de Jordaan naar de duurzame verblijfplaats, maar
in een ogenblik zal ik hen van haar doen wegsnellen. En degene die verkozen
is, zal ik over haar aanstellen. Want wie is mij gelijk, en wie zal mij
uitdagen, en wie toch is de herder die voor mij kan standhouden? |
4187 |
Totaal GW 12807 ≈ Lk 18:24 >> Toen nu Jezus hem [zo] zag, zei hij: Hoe moeilijk gaan zij die vermogen hebben, het koninkrijk Gods binnen.
Wederom een hint naar de uitdaging
welke de tweede helft van de 70ste Jaarweek zal vragen van (vooral)
Joodse gelovigen. Vergelijk de eindtijdboodschap aan de gemeente te Laodicea
>>
Omdat je zegt "Ik ben rijk en ik heb me verrijkt en aan
niets heb ik gebrek", terwijl het je ontgaat dat jij de ellendige en
deerniswekkende en arme en blinde en naakte bent, raad ik je aan bij mij goud
te kopen dat in vuur gelouterd is, opdat je rijk moogt
worden; ook witte bovenklederen opdat je je moogt
kleden en de schande van je naaktheid niet openbaar wordt, en oogzalf om je
ogen te bestrijken opdat je moogt zien.
Jr 51:47-49 >>
Jr 51:47 |
Daarom,
ziet! Er komen dagen, en ik zal mijn aandacht richten op de gehouwen beelden
van Babel, en heel haar eigen land zal beschaamd worden, en haar eigen
verslagenen zullen in haar midden vallen. |
2995 |
Jr 51:48 |
En
over Babel zullen de hemel en de aarde en al wat daarin is, een
vreugdegeroep aanheffen, want uit het Noorden zullen de gewelddadige plunderaars naar haar toe komen,
luidt het woord van YHWH. |
2573 |
Jr 51:49 |
Niet
alleen was Babel de oorzaak dat de verslagenen van Israël zijn gevallen, maar ook zijn te Babel de verslagenen
van de gehele aarde gevallen. |
1583 |
Totaal GW
7151
≈ Ez 16:25; 29:5 en Mt
22:29 >> Jezus antwoordde en zei tot
hen: Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet, noch de kracht Gods.
Ook nu een belangrijke hint naar de Tweede Weekhelft en wat daarop gaat volgen in het Millenniumrijk van de Messias. Lees in Lukas 20, vanaf vers 27 hoe Yeshua het ongeloof in de opstanding van de zijde der Sadduceeën pareerde.
-.-.-.-