YHWH contra Baäl
Voor de Bijbelse getallenleer (gematria) verwijzen we de lezer naar naar de studie Spraakverwarring en Tijden der Heidenen.
En Elia,
de Tisbiet, uit de bewoners van Gilead,
zei voorts tot Achab: Zo waar YHWH,
de God van Israël, leeft, ja, voor wiens aangezicht
ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen vallen, behalve op bevel van
mijn woord!
De GW 4978 is ook die van 1) Js 30:15 >>
Want dit heeft de Heer YHWH, de Heilige Israëls, gezegd: Door ommekeer en rust zullen jullie worden gered. Jullie kracht zal eenvoudig gelegen blijken te zijn in rustig blijven en in vertrouwen. Maar jullie hebben het niet gewild.
2.) 2Ko 11:5 >>
Toch meen ik dat ik in niets ben achtergebleven bij die buitengewone apostelen.
|
||
Het woord van YHWH kwam nu tot hem en luidde: |
||
Ga hier vandaan, en je moet je naar het Oosten wenden en je verbergen bij het stroomdal van de Krith, dat ten Oosten van de Jordaan is. |
||
En het moet geschieden dat je uit het stroomdal dient te drinken, en de raven zal ik stellig gebieden je daar van voedsel te voorzien.
De GW 3004 is ook die van Gn 27:28 >>
En moge God jou de dauw van de hemel geven en de vruchtbare bodem der aarde en een overvloed van koren en nieuwe wijn.
In het geval van Elia
gebruikte YHWH Elohim onreine, aasetende vogels om Elia
te voeden.
Zie voor de betekenis daarvan in de Eindtijd de studie >> Elia, een mens van de zelfde gevoelens als wij.
|
GW 12256 ≈≈ Hb 12:28 >> Daarom, in bezit nemend een niet te schudden koninkrijk, laten wij voortgaan liefderijke gunst te hebben, waardoor wij dienst voor God verrichten op een voor hem welgevallige wijze, met godvruchtige vrees en ontzag.
Onmiddellijk ging hij heen
en deed overeenkomstig het woord van YHWH, en zo ging hij wonen bij het stroomdal van de Krith, dat ten Oosten van de Jordaan
is. |
||
En de raven zelf brachten
hem ’s ochtends brood en vlees en ’s avonds brood en vlees, en uit
het stroomdal dronk hij steeds. |
||
Maar na verloop van enkele
dagen gebeurde het dat het stroomdal opdroogde, omdat er geen stortregen op
de aarde was gevallen. |
GW 7449
≈≈ Ez 32:2 >> Mensenzoon, hef een klaaglied aan betreffende Farao, de
koning van Egypte, en jij moet tot hem zeggen: Als een
manen dragende jonge leeuw van de Heidenvolken zijt
gij tot zwijgen gebracht. En gij zijt
geweest gelijk het zeemonster in de zeeën, en gij bleeft
gebruis veroorzaken in uw rivieren en bleeft de
wateren vertroebelen met uw poten en hun rivieren bevuilen.
Maar na verloop van enkele
dagen gebeurde het dat het stroomdal opdroogde, omdat er geen stortregen op
de aarde was gevallen. |
||
Het woord van YHWH kwam nu
tot hem en luidde: |
||
Sta op, ga naar Sarfath, dat
aan Sidon behoort, en daar moet je wonen. Zie! Ik zal daar stellig een vrouw, een weduwe, gebieden
jou van voedsel te voorzien. |
GW 6298 ≈≈ Jr 17:8
>> En hij [die volledig op YHWH
Elohim vertrouwt] zal stellig worden als een boom
geplant bij de wateren, die zijn wortels uitslaat vlak
bij de waterloop; en hij zal niet zien wanneer er hitte komt, maar zijn loof
zal werkelijk welig blijken te zijn. En in een jaar van
droogte zal hij niet bezorgd worden, noch zal hij nalaten vrucht voort te
brengen.
Ook Jh 17:16 >> Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van
de wereld ben.
En Rm 15:2 >> Laat ieder van ons de naaste
behagen ten goede, tot opbouw.
Plus
Bijgevolg stond hij op en ging naar Sarfath en kwam bij de
ingang van de stad; en zie! een vrouw, een weduwe, was daar juist stukken
hout aan het sprokkelen. Hij dan riep haar toe en zei: Haal mij alstublieft
in een vat een slokje water, opdat ik kan drinken. |
GW 6298 + 5820 = 12118 ≈≈ 1Pt 1:24 >> Immers: Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem van het gras. Het gras is verdord en de bloem afgevallen.
Treffend voor die toenmalige situatie te Sarfath.
Sta op, ga naar Sarfath, dat
aan Sidon behoort, en daar moet je wonen. Zie! Ik zal daar stellig een vrouw, een weduwe, gebieden
jou van voedsel te voorzien. |
||
Bijgevolg stond hij op en ging naar Sarfath en kwam bij
de ingang van de stad; en zie! een vrouw, een weduwe, was daar juist stukken
hout aan het sprokkelen. Hij dan riep haar toe en zei: Haal mij alstublieft
in een vat een slokje water, opdat ik kan drinken. |
||
Toen zij daarop heenging om
het te halen, riep hij haar vervolgens toe en zei: Breng mij alstublieft een
stukje brood in uw hand mee. |
GW 12485 ≈≈ 1Jh 3:14 >> Wat ons betreft, wij weten dat wij uit de dood zijn overgegaan in het leven, omdat wij de broeders liefhebben. Wie niet liefheeft, blijft in de dood.
Daarop zei
zij: Zo waar YHWH, uw God, leeft, ik heb geen ronde
koek, alleen maar een handvol meel in de grote kruik en een beetje
olie in de kleine kruik; en zie, ik ben een paar stukken hout aan
het sprokkelen, en ik moet iets voor mijzelf en mijn zoon gaan klaarmaken, en
wij zullen het moeten eten en sterven. GW 6633 is rijk aan
Schriftverwijzingen >> Gn 28:15
>> En zie, ik ben met je en ik wil je behoeden, overal waar je gaat,
en ik wil je naar deze grond terugbrengen, want ik zal je niet verlaten
totdat ik metterdaad heb gedaan wat ik tot je
gesproken heb. Zc 1:7
>> Op de
vierentwintigste dag van de elfde maand, dat is de maand Sjebat,
in het tweede jaar van Darius, kwam het woord van
YHWH tot Zacharia, de zoon van Berechja, de
zoon van Iddo,
de profeet, hetwelk luidde: Zc 14:2
>> En ik zal stellig alle Heidenvolken
tegen Jeruzalem ten oorlog vergaderen; en de stad zal werkelijk ingenomen
worden en de huizen zullen geplunderd worden, en de vrouwen zelf zullen
verkracht worden. En de helft van de stad moet wegtrekken in ballingschap;
maar wat de overgeblevenen van het volk betreft, zij zullen niet afgesneden
worden van de stad. Lk 4:10
>> Want er staat geschreven: Aan zijn engelen
zal hij bevel geven aangaande jou om je te behoeden. |
||
Toen zei Elia
tot haar: Wees niet bevreesd. Ga, doe overeenkomstig
je woord. Maak van wat er is alleen eerst een kleine ronde koek voor mij, en
je moet mij die hier brengen, en voor jezelf en je zoon kun je daarna iets
klaarmaken. |
GW 11658
≈≈ Mt 20:28 >> Evenals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden,
maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor
velen.
Jh 11:19 >> Velen van de Joden waren dan ook naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten betreffende hun broer.
Gl 1:13 >> Jullie hoorden immers van mijn levenswijze destijds in het Jodendom, dat ik de Gemeente van God bovenmate placht te vervolgen en haar wilde verwoesten.
Toen zei Elia
tot haar: Wees niet bevreesd. Ga, doe overeenkomstig
je woord. Maak van wat er is alleen eerst een kleine ronde koek voor mij, en
je moet mij die hier brengen, en voor jezelf en je zoon kun je daarna iets
klaarmaken. |
||
Want dit heeft YHWH, de God van Israël, gezegd: De grote kruik met meel,
die zal niet uitgeput raken, en de kleine kruik met olie, die zal niet leeg
raken tot de dag dat YHWH een stortregen geeft op de oppervlakte van de
aardbodem. Voor GW 4884, zie ook Jh
12:30 >> Yeshua gaf ten antwoord: Deze stem is
niet ter wille van mij geschied, maar ter wille van jullie. |
||
Zij ging dus heen en deed overeenkomstig Elia’s woord; en
dagenlang bleef zij eten, zij tezamen met hem en haar huisgezin. Opmerkelijk dat GW 2529
ook wordt aangetroffen in Nm 30:9, waar de
zelfstandigheid van de weduwe wordt erkend >> Wat
de gelofte van een weduwe of een gescheiden vrouw betreft, alles wat zij haar
ziel heeft opgelegd, zal voor haar van kracht zijn. |
GW 12438
≈≈ Jh 18:39 >> Bovendien bestaat er bij jullie een gebruik dat
ik jullie op het Pascha iemand vrijlaat.
Wenst jullie daarom dat ik jullie de koning der Joden
vrijlaat?
Zij ging dus heen en deed overeenkomstig Elia’s woord; en
dagenlang bleef zij eten, zij tezamen met hem en haar huisgezin. |
||
Ja, de grote kruik met meel
raakte niet uitgeput en de kleine kruik met olie raakte niet leeg, overeenkomstig YHWH’s woord dat hij
door bemiddeling van Elia gesproken had. |
GW 5497
≈≈ Ez 1:11; geeft blijkbaar te kennen dat in de Eindtijd-vervulling het tegenbeeld voortduurt tot YHWH
Elohim komt voor het oordeel >> Zo waren hun
gezichten. En hun vleugels waren naar boven uitgespreid. Elk had er twee die
met elkaar verbonden waren, en twee bedekten hun lichaam.
Gaebelein >> The vision then indicated the presence of the God of Israel and his glory, ready to deal in judgment with his apostate people. The living creatures are the same as mentioned and seen in Revelation 4.
Nu gebeurde het na deze
dingen dat de zoon van de vrouw, de meesteres van het huis, ziek werd, en
zijn ziekte werd zo ernstig dat er geen adem in hem overbleef. |
Daarop zei zij tot Elia: Wat heb ik met u te maken, o man van de God? Gij zijt bij mij gekomen om mijn
dwaling in herinnering te brengen en mijn zoon ter dood te brengen. |
||
Maar hij zei tot haar: Geef
mij je zoon. Toen nam hij hem van haar boezem en droeg hem naar het
dakvertrek, waar hij woonde, en legde hem op zijn eigen rustbed. |
||
Nu riep hij tot YHWH en zei:
O YHWH, mijn God, moet gij
ook de weduwe bij wie ik als vreemdeling vertoef, kwaad berokkenen, door haar
zoon ter dood te brengen? |
||
Vervolgens strekte hij zich
driemaal over het kind uit en riep tot YHWH en zei: O YHWH,
mijn God, laat toch alstublieft de ziel van dit kind in hem terugkeren. |
GW 15376
≈≈ Lk 9:13 >> Maar hij zei tot hen: Geeft jullie hun te eten. Zij echter
zeiden: Er zijn voor ons niet meer dan vijf broden en twee vissen, tenzij wij
voedsel gaan kopen voor al dit volk.
Hierna werden de 5000 gespijzigd.
Ten slotte luisterde YHWH
naar Elia’s stem, zodat de ziel van het kind in hem
terugkeerde en het tot leven kwam. |
||
Nu nam Elia het kind en bracht het van het dakvertrek naar
beneden in huis en gaf het aan zijn moeder; en Elia
zei toen: Zie, je zoon leeft.
De GW 2653
is ook die van Jr 50:5. Binnen een
context waarin de ondergang van Babel wordt
aangekondigd, Lezen we
vanaf vers 4 >> In die dagen en in die tijd, is de
uitspraak van YHWH, zullen de zonen van Israël
komen, zij en de zonen van Juda tezamen. Zij zullen
gaan, wenend onder het gaan, en YHWH, hun God,
zullen zij zoeken. Vers 5 >> Naar Sion zullen zij de weg blijven vragen, met hun gezicht in
die richting: Komt en laten wij ons aansluiten bij YHWH in een voor
onbepaalde tijd durend verbond dat niet
vergeten zal worden. Zie de gematria behandeling van Jeremia
50. |
||
Daarop zei de vrouw tot Elia: Ja, nu weet ik werkelijk dat gij
een man Gods zijt en dat YHWH’s
woord in uw mond waar is.
Uiteraard
geldt dit [voortreffelijke] standpunt voor elk profetisch woord! Zoals
eveneens de profetie van Nahum 3:5 – ook GW 3646 - ten opzichte van Ninevé
>> Zie!
Ik ben tegen je, luidt de uitspraak van
YHWH der legerscharen, en ik zal je slippen, die je tot bedekking dienen,
over je gezicht trekken, en ik wil Heidenvolken je naaktheid doen zien, en
koninkrijken je oneer. |
GW 8570 ≈≈ 2Ko 10:10 >> Want zo zegt men: De brieven zijn weliswaar gewichtig en krachtig maar de lichamelijke aanwezigheid zwak en het woord verachtelijk.
En 1Pt 4:12 >> Geliefden, laat het [louterend] vuur onder jullie dat tot jullie beproeving geschiedt, jullie niet bevreemden alsof jullie iets vreemds overkomt.
Nu geschiedde het [na] vele dagen dat in het derde jaar YHWH’s eigen woord tot Elia
kwam, dat luidde: Ga, vertoon je aan Achab, daar ik
van plan ben regen te geven op de oppervlakte van de aardbodem. |
||
Bijgevolg ging Elia heen om
zich aan Achab te vertonen, terwijl de hongersnood
zwaar was in Samaria. |
||
Intussen riep Achab Obadja, die over de huishouding ging. (Obadja zelf nu had er blijk van gegeven iemand te zijn
die YHWH ten zeerste vreesde. |
GW 7797 ≈≈ Hn 13:18 >> En gedurende een periode van ongeveer veertig jaar heeft hij hun manier van optreden in de wildernis verdragen.
Plus vers 4 >>
Daarom gebeurde het dat toen
Izebel YHWH’s profeten afsneed, Obadja voorts honderd profeten nam en hen vijftig bij
vijftig in een grot verborgen hield, en hij voorzag hen van brood en
water.) |
GW 7797 + 3011 = 10808
≈≈ Hn 28:28 >> Het zij jullie daarom bekend dat dit, het middel
waardoor God redt, tot de Heidenvolken is uitgezonden; zij zullen er stellig
naar luisteren.
Vervolgens zei Achab tot Obadja: Trek het land
door naar alle waterbronnen en naar alle stroomdalen. Misschien vinden wij
groen gras, opdat wij de paarden en muildieren in het leven kunnen houden en
er niet van de beesten afgesneden behoeven te worden. |
||
Zij verdeelden dus het land
onder elkaar om erdoor te trekken. Achab zelf ging
alleen de ene weg op, en wat Obadja betreft, die
ging alleen de andere weg op. |
GW 5205 ≈≈ Dn 7:24 >> En wat de tien hoorns aangaat, uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan; en nog een ander zal er na hen opstaan, en hijzelf [de Romeinse Kleine hoorn] zal verschillend zijn van de eersten, en drie koningen zal hij vernederen.
Zie >> Daniël
7.
Terwijl Obadja voortging op de weg, zie, daar kwam Elia hem tegemoet. Hij herkende hem terstond en viel op zijn aangezicht en zei: Zijt gij
het, mijn heer Elia? |
||
Hierop zei hij tot hem: Ik ben het. Ga, zeg tot uw heer:
Elia is er. |
||
Maar hij zei: Welke zonde heb ik begaan dat gij uw knecht in de hand van Achab
zoudt geven om mij ter dood te brengen? |
GW 6233
≈≈ 2Sm 21:1 >> Nu ontstond
er in de dagen van David een hongersnood, drie jaar lang, jaar op jaar; en
David ging het aangezicht van YHWH raadplegen. Toen
zei YHWH: Op Saul en op
zijn Huis rust bloedschuld, omdat hij de Gibeonieten
ter dood gebracht heeft.
Zo waar YHWH,
uw God, leeft, er is geen volk of koninkrijk waar mijn Heer u niet heeft
laten zoeken. Nadat men had gezegd: Hij is er niet, liet hij het koninkrijk
en het volk zweren dat zij u niet konden vinden. |
||
En nu zegt gij: Ga, zeg tot uw Heer: Eli̱a
is er. |
||
En het zal stellig
geschieden dat wanneer ík van u wegga, dan YHWH’s
geest u zal wegvoeren, zonder dat ik zal weten
waarheen; en ik zal het Achab zijn komen melden, en
hij zal u niet vinden, en hij zal mij stellig doden, daar uw knecht zelf van
zijn jeugd af YHWH heeft gevreesd. Js 36:5 heeft ook GW 3978
>> Waar we vernemen dat Rabsaké, de
spreekbuis van Sanherib, dreigende taal tot Israël uit: Zegt tegen Hizkia: Dit heeft de grote koning, de koning van Assyrië,
gezegd: „Wat is dit voor een vertrouwen dat gij hebt
gekoesterd? Vers 5 >> Gij
hebt gezegd (doch het is het woord van de lippen): Er is raad en macht tot de
oorlog. Op wie hebt gij nu uw vertrouwen gesteld, dat
gij tegen mij hebt gerebelleerd? |
GW 9878
≈≈ Jh 8:29 >> En hij die mij gezonden heeft, is met mij; hij heeft mij
niet aan mijzelf overgelaten, omdat ik altijd de dingen doe die hem behagen.
GW 9172 ≈≈ 1Th 2:12 >> Wij vermaanden en bemoedigden en betuigden dat jullie waardig
zouden wandelen de God die jullie roept tot zijn eigen koninkrijk en
heerlijkheid.
Bijgevolg ging
Obadja Achab tegemoet en
deelde het hem mee; en dus ging Achab Elia tegemoet. |
||
Nu geschiedde het dat zodra Achab Elia zag, Achab onmiddellijk tot hem zei: Zijt
gij het, gij die de banvloek over Israël brengt? |
||
Daarop zei hij: Ik heb niet
de banvloek over Israël gebracht, maar gij en het
Huis van uw vader, doordat jullie de geboden van YHWH hebben
verlaten en de Baäls zijn gaan volgen. GW 4794 is ook die van: Mt 24:28 >> Waar maar ook het dode lichaam is, daar zullen de
arenden vergaderd worden. Mr 14:17 >> Nadat de avond was gevallen, kwam hij met de twaalf. Rm 15:11 >> En wederom: Looft de Heer, alle Heidenen, en prijst hem,
alle volken! |
GW 9313 ≈≈ Ef 1:5 >> In liefde heeft hij ons tevoren tot zoonschap voor zichzelf bestemd, door Yeshua Masjiach, naar het welbehagen van zijn wil.
En nu, zend heen, breng heel
Israël bij mij op de berg Karmel bijeen en ook
de vierhonderd vijftig profeten van Baäl en de vierhonderd profeten van
de heilige paal, die
aan de tafel van Izebel eten. |
||
Toen zond Achab een boodschap onder alle zonen van Israël en bracht
de profeten op de berg Karmel bijeen. |
||
Nu trad Elia
op het gehele volk toe en zei: Hoe lang zullen jullie nog op twee
verschillende gedachten hinken? Indien YHWH de [ware] God is, gaat hem
volgen; maar is het Baäl, gaat hem volgen. En het volk zei hem geen woord
terug. GW 4827 wordt aangetroffen in drie andere vv >> 2Kr 14:11; Js 57:4
en Hs 2:5. Steeds staat Israël voor de vraag op welke
God zal ze vertrouwen? |
GW 13201
≈≈ 1Pt 1:22 >> Jullie
zielen gezuiverd hebbend in de gehoorzaamheid der waarheid tot ongeveinsde
broederliefde, moet gij elkaar vanuit [het] hart
bestendig liefhebben.
Vervolgens zei Elia tot het volk: Ikzelf ben als profeet van YHWH
overgebleven, ik alleen, terwijl de profeten van Baäl met vierhonderd vijftig
man zijn. |
||
Laat men ons nu twee jonge
stieren geven, en laten zij zich één jonge stier uitkiezen en die in stukken
snijden en op het hout leggen, maar zij dienen er geen vuur bij te doen. En
ík zal de andere jonge stier gereedmaken, en ik moet die op het hout leggen,
maar ik zal er geen vuur bij doen. |
||
En jullie moeten de
naam van jullie god aanroepen, en ik voor mij zal de naam van
YHWH aanroepen; en het moet geschieden dat de God die door vuur antwoordt, de
[ware] God is. Hierop antwoordde het gehele volk en zei:
De zaak is goed. |
GW 10542
≈≈ Hn 4:8 >> Toen zei Petrus, vervuld met heilige geest, tot hen:
Regeerders van het volk en oudsten.
Moeten we hieruit
concluderen dat de toenmalige religieuze, elitaire bovenlaag van het volk
Israël vergeleken kon worden met de dienaren van Baäl?
Nu zei Elia
tot de profeten van Baäl: Kiezen jullie één jonge stier uit en maakt hem
eerst gereed, want jullie zijn in de meerderheid; en roept de naam
van jullie god aan, maar jullie mogen er geen vuur bij doen. |
||
Bijgevolg namen zij de jonge
stier die hij hun gaf. Toen maakten zij hem gereed, en zij bleven van de
ochtend tot de middag de naam van Baäl aanroepen en zeiden: O Baäl, antwoord
ons! Maar er was geen stem en niemand antwoordde. En zij bleven om het
altaar hinken dat zij gemaakt hadden. |
GW 10639
≈≈ Mr 4:24 >> Voorts zei hij tot hen: Schenkt aandacht aan hetgeen jullie horen. Met de maat
waarmee jullie meten, zal men jullie meten, ja, er zal
voor jullie nog meer aan worden toegevoegd.
Nu
gebeurde het op de middag dat Elia de spot met hen
ging drijven en zei: Roept met luider stem, want hij is een god; want
hij moet zich wel met iets bezighouden, en hij moet zijn behoefte
doen en zich afzonderen. Of
misschien slaapt hij wel en dient hij wakker te worden! Dn 8:9 heeft ook GW 3455 >> En uit een van
die kwam nog een hoorn voort, een kleine, en hij bleef in aanzienlijke
mate groter worden naar het Zuiden en naar de opgang [der
zon] en naar het Sieraad. De Antichristelijke
macht van de Eindtijd – de Hellenistische Kleine hoorn; de koning met
bars gelaat en bedreven in listen - is vergelijkbaar met de pseudo-god Baäl. Zie de gematriastudie Daniël
8. |
Toen riepen
zij met luider stem en maakten zich naar hun gewoonte insnijdingen met
dolken en met lansen, totdat zij dropen van het bloed. Opvallend dat we in Ps
102:17, eveneens met GW 3023, over het gebed lezen >> Hij zal zich stellig wenden tot het gebed van hen die
berooid zijn, en hun gebed niet verachten. |
||
Nu geschiedde het dat zodra
de middag voorbij was en zij zich als profeten
bleven gedragen tot het opstijgen van het graanoffer, er geen stem was
en er niemand antwoordde en er geen aandacht werd geschonken. |
GW 5753 ≈≈ Mr 4:2 >> Hij dan ging hun vele dingen leren in de vorm van parabels en zei tot hen in zijn onderwijs.
Ten slotte zei Elia tot het gehele volk: Treedt op mij toe. Heel het
volk trad dus op hem toe. Toen ging hij ertoe over het altaar van YHWH dat
omvergehaald was, te herstellen. |
||
Elia dan nam twaalf stenen, naar het getal van de stammen
der zonen van Jakob, tot wie YHWH’s
woord was gekomen dat luidde: Israël zal uw naam worden. |
||
Vervolgens bouwde hij van de
stenen een altaar in de naam van YHWH en maakte rondom het altaar
een geul met ongeveer een oppervlakte die met twee sea-maten zaad
bezaaid kon worden. |
GW 10298
≈≈ Ef 1:9 >> Hij heeft ons namelijk het geheimenis van zijn wil bekend
gemaakt, naar zijn welbehagen, dat hij zich had voorgenomen in hem.
Daarna schikte hij de
stukken hout en sneed de jonge stier in stukken en legde hem op de
stukken hout. Nu zei hij: Vult vier grote kruiken met water en giet die uit
over het brandoffer en over de stukken hout. |
||
Toen zei hij: Doet het nog
eens. Zij deden het dus nog eens. Maar hij zei: Doet het voor de derde keer.
Zij deden het dus voor de derde keer. |
GW 6802 ≈≈ Mr 7:14 >> En na de menigte weer tot zich te hebben geroepen, zei hij voorts tot hen: Luistert allen naar mij en begrijpt de betekenis.
En Lk 21:38 >> En al het volk kwam steeds 's morgens vroeg naar hem toe in de tempel om hem te horen.
En ook Hn 18:13 >> En [de
Joden] zeiden: In strijd met de wet
brengt deze persoon [Paulus] de
mensen tot een andere overtuiging in verband met het aanbidden van God.
Toen zei hij: Doet het nog
eens. Zij deden het dus nog eens. Maar hij zei: Doet het voor de derde keer.
Zij deden het dus voor de derde keer. |
||
Aldus liep het water rondom
het altaar, en ook de geul vulde hij met water. |
GW 5498 ≈≈ Mr 5:39 >> En toen hij naar binnen was gegaan, zei hij tot hen: Waarom veroorzaken jullie misbaar en geween? Het jonge kind is niet gestorven, maar slaapt.
Ook Hn 20:33 >> Ik heb niemands zilver of goud of
kleding begeerd.
Nu gebeurde het op de
tijd waarop het graanoffer opstijgt, dat de profeet Elia
voorts naderbij trad en zei: O YHWH, de God
van Abraham, Isaäk en Israël, laat het heden bekend worden dat gij God zijt in Israël en
dat ik uw knecht ben en dat ik door uw woord al deze dingen heb
gedaan. De GW 5584 is ook die van Hn 26:28 >> Maar Agrippa zei tot
Paulus: Gij zoudt mij in korte tijd overreden een christen te
worden. En van Hb
4:5 >> En daarom wederom: Indien zij in
mijn rust zullen ingaan. |
||
Antwoord mij, o YHWH, antwoord mij, opdat dit volk moge weten dat gij, YHWH, de [ware]
God zijt en dat gíȷ́
hun hart hebt teruggebracht.
Ook koning Hizkia
was een trouwe dienaar van YHWH. Hij roeide
eveneens valse aanbidding uit >> En hij bleef aan YHWH gehecht.
Hij week er niet van af hem te volgen, maar onderhield voortdurend zijn
geboden, die YHWH aan Mozes geboden had (GW 3188). |
GW 8772
≈≈ 2Pt 2:7 >> En hij
rechtvaardige Lot bevrijdde die het benauwd had vanwege het liederlijke gedrag
van hen die van geen wet of tucht willen weten.
Daarop viel het
vuur van YHWH neer en verteerde voorts het brandoffer en de stukken
hout en de stenen en het stof, en het water dat in de geul was, lekte het
op. |
||
Toen het gehele volk dit
zag, vielen zij onmiddellijk op hun aangezicht en
zeiden: YHWH is de [ware] God! YHWH is de [ware] God! |
||
Nu zei Elia
tot hen: Grijpt de profeten van Baäl! Laat geen enkele van hen ontsnappen! Terstond grepen zij hen, waarop Elia
hen naar het stroomdal van de Kison afvoerde
en hen daar afslachtte. GW 4725 vinden we ook bij Gn 37:9 >>
Daarna had hij nog een andere droom, en hij
verhaalde die aan zijn broers en zei: Ziet, ik heb weer een droom gehad, en
ziet, de zon en de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer. 1Kn 8:23 >> en
hij zei vervolgens: O YHWH,
de God van Israël,
er is in de hemel boven of
op de aarde beneden geen God als gij, die zich houdt aan het Verbond en
de liefderijke goedheid jegens uw
knechten, die met
geheel hun hart voor uw aangezicht wandelen. Nh 2:6 >> Hierop
zei de koning tot mij, terwijl zijn gemalin naast hem zat: Hoe lang zal uw
reis duren en wanneer zult gij terugkeren? Het
scheen de koning dan goed toe mij te zenden, toen ik hem de vastgestelde tijd opgaf. Js 37:23
>> Wie hebt gij gehoond en beschimpt? En tegen wie hebt gij [de]
stem verheven, en
slaat gij uw ogen omhoog?
Tegen de Heilige Israëls!
|
GW 11328
≈≈ Lk 23:33 >> En toen zij op de plaats kwamen die Schedel wordt genoemd, hingen
zij hem en de misdadigers daar aan palen, de een ter rechter-, de ander ter
linkerzijde.
Elia zei nu tot Achab: Ga op, eet
en drink; want daar is het geluid van het gedruis van een stortregen. |
||
Toen ging Achab op om te eten en te drinken. Wat Elia betreft, hij klom naar de top van de Karmel en hurkte toen ter aarde neer en hield zijn
gezicht tussen zijn knieën gestoken. |
||
Daarop zei hij tot zijn
bediende: Klim omhoog alstublieft. Kijk in de richting van de zee. Hij klom
dus omhoog en keek en zei toen: Er is helemaal niets. Vervolgens zei hij: Ga
terug, tot zevenmaal toe. Hier worden we herinnerd aan Jk 5:17-18 >> Elia was een mens
van dezelfde gevoelens als wij, en hij bad met aandrang dat het niet zou
regenen, en het regende drie jaar en zes maanden niet op de aarde. En hij bad
wederom, en de hemel gaf regen en de aarde bracht haar vrucht voort. Zie de studie >> Elia, een mens van dezelfde gevoelens als wij |
GW 8275 ≈≈ 1Ko 10:8 >> Laten wij ook geen ontucht plegen, zoals sommigen van hen ontucht pleegden en vielen, op één dag drieëntwintigduizend.
Bij de zevende maal nu gebeurde
het dat hij ten slotte zei: Zie! Een wolkje als de handpalm van een man
stijgt uit de zee op. Nu zei hij: Ga op, zeg tot Achab:
Span in! En daal af, opdat de stortregen u niet ophoudt! |
||
Nu gebeurde het ondertussen dat
de hemel zelf zwart werd van wolken en wind, en toen kwam er een zware
stortregen. En Achab reed voort en ging heen naar Jizreël. |
||
De hand van YHWH nu bleek op
Elia te zijn, zodat hij zijn heupen omgordde en
vervolgens voor Achab uit snelde, heel de weg naar Jizreël. Vergelijk twee vv
met GW 2394: Ps 3:6 >> Ik zal niet bevreesd zijn voor tienduizenden mensen die
zich rondom tegen mij hebben opgesteld. Ez 47:6; ivm
de stroom [rivier]
van water des levens >> Hierop zei hij tot
mij: Heb je het gezien, o mensenzoon? Daarna deed hij mij gaan en deed
mij terugkeren naar de oever van de stroom. |
GW 9034
≈≈ Lk 18:35 >> Het geschiedde nu, toen hij Jericho
naderde, dat een zekere blinde langs de weg zat te bedelen.
Toen vertelde Achab aan Izebel
wat Elia allemaal gedaan had, ja alles, ook hoe hij
al de profeten met het zwaard had gedood. |
||
Daarop zond Izebel een bode naar Elia
en liet zeggen: Zo mogen de goden doen, en zo mogen zij daaraan toevoegen,
indien ik morgen om deze tijd jouw ziel niet gelijk zal maken aan de ziel van
elk van hen! Interessant zijn enkele vv met GW 4547, t.w.: Er 8:22 >> Want ik
schaamde mij, de koning om een krijgsmacht en ruiters te vragen, om ons
onderweg tegen de vijand te helpen, omdat wij tot de koning hadden gezegd: De
hand van onze God is ten goede over allen die hem zoeken, maar zijn sterkte
en zijn toorn zijn tegen allen die hem verlaten. Js 38:17 >> Zie! Tot vrede had ik wat bitter was, ja, bitter; en gij, gij zijt gehecht geraakt
aan mijn ziel [behoed] voor de kuil der ontbinding. Want gij
hebt al mijn zonden achter uw rug geworpen. Jr 18:6 >> Kan ik met jullie niet net zo doen als deze pottenbakker,
o Huis van Israël?, luidt de uitspraak van YHWH.
Ziet! Zoals het leem in de hand van de pottenbakker,
zo zijn jullie in mijn hand, o Huis van Israël. |
||
En hij werd bevreesd. Dientengevolge stond hij op en
ging heen ter wille van zijn ziel en kwam te Berseba,
dat tot Juda behoort. Toen liet hij zijn bediende daar achter. 2Sm 2:1 heeft ook GW 3202 >> Nu
geschiedde het naderhand dat David YHWH ging raadplegen en zei: Zal ik optrekken naar een van de steden van
Juda?
Hierop zei YHWH tot hem: Trek op.
Vervolgens zei David: Waarheen zal ik optrekken? Toen zei hij: Naar Hebron. Mogen we daaruit begrijpen dat Elia eerst
YHWH had moeten raadplegen, alvorens voor Izebel op de vlucht te slaan? |
GW 11190 ≈≈ Hb 4:13 >> En geen schepsel is niet openbaar voor zijn aangezicht; maar alle dingen zijn naakt en blootgelegd voor de ogen van hem met wie wij te doen hebben.
Plus vers 4 >>
En hijzelf ging een dagreis ver de wildernis in, en ten
slotte kwam hij daar en zette zich onder een zekere bremstruik neer. Toen vroeg hij
of zijn ziel mocht sterven en zei: Het is genoeg! Neem nu, YHWH, mijn ziel weg, want ik ben niet beter dan mijn
voorvaders. De GW 6575 komt ook terug
in Lk 8:48 >> Hij nu zei tot
haar: Dochter, je geloof heeft je gered, ga heen in vrede. En ook Jh 17:4
>> Ik heb u op de aarde
verheerlijkt, daar ik het werk heb voleindigd dat gij
mij te doen hebt gegeven. |
GW 11190 + 6575 = 17765
≈≈ Op 7:15, waar we duidelijk in de
Tweede helft van de 70ste Jaarweek zijn >> Om die reden zijn zij vóór de troon van God en verrichten
zij dag en nacht voor hem heilige dienst in zijn tempelheiligdom. En Hij die op
de troon zit zal zijn tent over hen vestigen.
Ten slotte legde hij zich
neer en viel in slaap onder de bremstruik. Maar zie! nu raakte een
engel hem aan. Toen zei hij tot hem: Sta op, eet. |
||
Toen hij opkeek, zie, daar
was aan zijn hoofdeinde een ronde koek op gloeiende stenen en een
veldfles met water. En hij ging eten en drinken, waarna hij zich weer
neerlegde. |
GW 7027 ≈≈ Mt 17:11 [in context] >>
10 De discipelen legden hem echter de
vraag voor: Waarom zeggen de Schriftgeleerden toch dat Elia
eerst moet komen?
11 Hij gaf ten antwoord: Elia komt
inderdaad en zal alle dingen herstellen.
12 Ik zeg jullie echter dat Elia al gekomen is, en zij hebben hem niet herkend, maar
met hem gedaan al wat zij wilden. Zo staat ook de Mensenzoon door hun toedoen
lijden te wachten.
13 Toen bemerkten de discipelen dat hij
tot hen gesproken had over Johannes de Doper.
Lk 9:20 >>
18 En het geschiedde, toen hij in
afzondering aan het bidden was, dat de leerlingen bij hem waren, en hij
ondervroeg hen, zeggend: Wie zeggen de menigten dat ik
ben?
19 Zij nu zeiden in antwoord daarop: Johannes de Doper; maar anderen: Elia; weer anderen dat iemand van de vroegere profeten is opgestaan.
20 Hij nu
zei tot hen: Jullie evenwel, wie zeggen jullie dat ik
ben? Petrus nu zei ten antwoord: De Messias van God.
Jh 15:21 >> Maar zij zullen jullie al deze dingen aandoen wegens mijn naam, omdat zij hem niet kennen die mij zond.
Rm 11:5 >>
2 God verstiet
zijn volk dat hij tevoren kende niet. Of weten jullie niet wat de Schrift zegt omtrent Elia? Zoals hij bij God
pleit tegen Israël: 3 Heer, uw profeten brachten
zij ter dood, uw altaren haalden zij omver, en ik werd alleen achtergelaten,
ook zoeken zij mijn ziel. 4 Maar wat zegt
de godsspraak tot hem? Ik liet voor mijzelf zevenduizend mannen over, die de
knie voor de Baäl niet bogen.
5 Zo is er dan ook in het tegenwoordige tijdperk een
overblijfsel verschenen, overeenkomstig genadige
verkiezing.
Later kwam de engel van YHWH
voor de tweede maal terug en raakte hem aan en zei: Sta op, eet, want de reis
is te veel voor jou. |
||
Hij stond derhalve
op en at en dronk, en hij ging in de kracht van dat voedsel veertig dagen en
veertig nachten voort, tot aan de berg van de God, de Ho̱reb. |
GW 4802 ≈≈ Ez 44:14 >>
10. Maar wat de Levieten betreft die ver van mij
verwijderd zijn geraakt toen Israël, dat van mij afdwaalde, afdwaalde achter
hun drekgoden aan, zij moeten ook hun dwaling dragen. 11. En in mijn heiligdom
moeten zij dienaren worden op posten van toezicht over de poorten van het Huis
en dienaren in het Huis. Zijzelf zullen het volledige brandoffer en het
slachtoffer voor het volk slachten en zijzelf zullen voor hun aangezicht staan om hen te dienen. 12. Omdat zij hen voor
het aangezicht van hun drekgoden bleven dienen en voor
het Huis van Israël een struikelblok werden tot dwaling, daarom heb ik mijn
hand tegen hen opgeheven, is de uitspraak van de Heer YHWH,
en zij moeten hun dwaling dragen. 13. En zij zullen niet tot mij naderen
om als priester voor mij op te treden of om te naderen tot enige heilige dingen
van mij, tot de allerheiligste dingen, en zij moeten hun schande en hun
verfoeilijkheden die zij hebben gedaan, dragen.
14. En ik zal hen stellig tot
waarnemers van de plicht ten opzichte van het Huis maken
[het
Joodse Overblijfsel van Op 20:4-6, die op aarde koningen en priesters zullen
zijn], met betrekking tot de gehele dienst ervan en met betrekking
tot alles wat erin gedaan dient te worden.
15. Maar wat de Levitische priesters, de zonen van Zadok [Yeshua’s Gemeentelichaam;
de 24 Oudsten] betreft, die de plicht ten opzichte van mijn
heiligdom waarnamen toen de zonen van Israël van mij afdwaalden, zíȷ́ zullen tot mij naderen om
mij te dienen, en zij moeten voor mijn aangezicht
staan om mij vet en het bloed aan te bieden, luidt het woord van de Heer YHWH. 16. Zij zijn het die in mijn heiligdom [het hemelse
Nieuwe Jeruzalem] zullen komen, en zijzelf zullen tot mijn tafel
naderen om mij te dienen, en zij moeten de plicht jegens
mij waarnemen.
Hs 4:6 >> Mijn volk zal stellig tot zwijgen worden gebracht, omdat er
geen kennis is. Omdat gijzelf de kennis hebt verworpen, zal ik ook u verwerpen, zodat gij mij niet
als priester dient; en gij de wet van uw God blijft vergeten, zal ik, ja
ik, uw zonen vergeten.
Jh 19:1 >> Toen nam Pilatus dan Yeshua en geselde hem.
Daar ging hij ten slotte een
grot binnen, om er te overnachten; en zie! daar was YHWH’s
woord voor hem, en het zei vervolgens tot hem: Wat heb je hier te doen, Elia? |
||
Hierop zei hij: Ik ben
beslist naijverig geweest ten opzichte van YHWH,
de God der legerscharen; want de zonen van Israël hebben uw verbond verlaten;
uw altaren hebben zij omvergehaald en uw profeten
hebben zij met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven; en nu
zoeken zij mijn ziel, om die weg te nemen.
|
GW 9549 ≈≈ 1Kr 21:12; David mocht kiezen ivm zijn dwaasheid om Israël te tellen >>
Of er drie jaar
hongersnood zal zijn;
of drie maanden van weggevaagd worden voor je
tegenstanders en dat het zwaard van je vijanden [je] achterhaalt;
of drie dagen het zwaard van YHWH,
ja pestilentie in het land, waarbij YHWH’s engel
verderf brengt in heel het gebied van Israël.
Nu dan, zie wat ik dien te
antwoorden aan Degene die mij zendt.
Maar het zei: Ga naar
buiten, en gij moet op de berg voor het aangezicht
van YHWH gaan staan. En zie! YHWH ging voorbij, en een grote en sterke wind verscheurde
bergen en verbrijzelde steile rotsen voor YHWH uit. YHWH was niet in de wind.
En na de wind was er een aardbeving. YHWH was niet in de aardbeving. |
||
En na de aardbeving was er
een vuur. YHWH was niet in het vuur. En na het vuur was er een rustige,
zachte stem. |
||
Nu geschiedde het dat zodra Elia dit hoorde, hij onmiddellijk zijn gezicht in zijn
ambtsgewaad hulde en naar buiten ging en aan de ingang van de grot bleef
staan; en zie! er was een stem voor hem, en die zei vervolgens tot hem: Wat
hebt gij hier te doen, Elia? |
GW 10975
≈≈ Lk 13:2 >> En ten antwoord zei hij tot hen: Menen jullie dat deze Galileeërs grotere zondaars waren dan alle
[andere] Galileeërs, omdat zij deze dingen hebben ondergaan?
Jh 6:14 >> Toen de mensen derhalve de tekenen zagen die hij verrichtte, zeiden zij voorts: Dit is stellig de Profeet die in de wereld zou komen.
Hierop zei hij: Ik ben
beslist naijverig geweest ten opzichte van YHWH,
de God der legerscharen; want de zonen van Israël hebben uw verbond verlaten;
uw altaren hebben zij omvergehaald en uw profeten
hebben zij met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven; en nu
zoeken zij mijn ziel, om die weg te nemen.
|
||
YHWH zei nu
tot hem: Ga, keer op je weg terug naar de wildernis van Dama̱skus; en
je moet daar komen en Hazaël tot koning over Syrië
zalven. |
||
En Jehu,
de kleinzoon van Nimsi, moet je tot koning
over Israël zalven; en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mehola, moet je
tot profeet in jouw plaats zalven. |
||
En het moet geschieden dat
wie aan het zwaard van Hazaël ontkomt, door Jehu ter dood gebracht zal worden; en wie aan het zwaard
van Jehu ontkomt, door Elisa
ter dood gebracht zal worden. |
GW 18972
≈≈ 1Tm 6:17 >> Beveel de rijken
in de tegenwoordige eeuw niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet gevestigd te
hebben op de onzekerheid van de rijkdom, maar op God die ons van alles
rijkelijk voorziet om daarvan te genieten.
En het moet geschieden dat
wie aan het zwaard van Hazaël ontkomt, door Jehu ter dood gebracht zal worden; en wie aan het zwaard
van Jehu ontkomt, door Elisa
ter dood gebracht zal worden. |
||
En ik heb er zevenduizend in
Israël overgelaten, alle knieën die zich niet voor Baäl hebben gebogen, en
elke mond die hem niet heeft gekust. |
GW 7070 ≈≈ Lv 26:16 >>
15. En indien jullie mijn inzettingen
zullen verwerpen, en indien jullie ziel een afschuw zal hebben van
mijn rechterlijke beslissingen, zodat jullie niet al mijn geboden
doen en zo mijn verbond verbreken,
16. dan zal ik, van mijn kant, jullie het volgende aandoen, en als straf zal ik stellig ontsteltenis over jullie brengen door tuberculose en brandende koorts, die de ogen doen verkwijnen en de ziel doen versmachten. En jullie zullen jullie zaad eenvoudig voor niets zaaien, daar jullie vijanden het stellig zullen opeten.
17. En ik zal werkelijk mijn aangezicht tegen jullie keren, en jullie
zullen stellig de nederlaag lijden voor jullie vijanden. En zij die jullie
haten, zullen jullie eenvoudigweg vertrappen, en jullie zullen
werkelijk vluchten terwijl niemand jullie achtervolgt.
En ook Mt 24:23; Yeshua’s waarschuwingen aan het Eindtijdoverblijfsel >>
Wanneer dan iemand
tot jullie zegt: Ziet! Hier is de Masjiach, of: Daar! gelooft het niet.
24. Want er zullen valse masjiachen en
valse profeten opstaan, die grote tekenen en wonderen zullen doen ten
einde, indien mogelijk, zelfs de uitverkorenen te
misleiden. 25. Ziet! Ik heb jullie van
tevoren gewaarschuwd.
Bijgevolg
ging hij daar weg en trof Elisa, de zoon van Safat, terwijl deze aan het ploegen was met twaalf span
vóór zich, en hij was zelf bij het twaalfde. Elia dan stak naar hem over en wierp zijn ambtsgewaad op hem. De GW 6108 wordt ook aangetroffen in 2Kr 36:23 >> Dit
heeft Cyrus, de koning van Perzië,
gezegd: Alle koninkrijken van de aarde heeft YHWH,
de God van de hemel, mij gegeven, en hijzelf heeft mij opgedragen hem een
Huis te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda is. Al wie er
onder jullie is van heel zijn volk, YHWH,
zijn God, zij met hem. Laat hij dus optrekken. Mr 10:44 >> En wie onder jullie de eerste wil zijn, moet de
slaaf van allen zijn. |
||
Daarop
liet hij de stieren in de steek en snelde Elia
achterna en zei: Laat mij alstublieft mijn vader en mijn moeder kussen. Dan wil ik u gaan volgen. Hierop zei
hij tot hem: Ga, keer terug; want wat heb ik je gedaan? |
||
Hij keerde dus van achter
hem terug en nam vervolgens een span stieren en slachtte ze, en met het tuig
van de stieren kookte hij hun vlees en gaf het toen aan het volk, waarop zij
aten. Daarna stond hij op en ging Elia
volgen en hem dienen.
|
GW 15145
≈≈ Hn 20:6 >> Wij staken echter na de dagen der ongezuurde broden van Filippi af in zee en kwamen binnen vijf dagen bij hen in Troas, waar wij zeven dagen doorbrachten.
Nu geschiedde het toen YHWH Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia en Elisa voorts uit Gilgal
gingen. |
||
Elia zei nu tot Elisa: Blijf
alstublieft hier, want YHWH zelf heeft mij helemaal naar Bethel gezonden.
Maar Elisa zei: Zo waar YHWH leeft en zo waar jouw
ziel leeft, ik wil je niet verlaten. Zij daalden dus af naar Bethel. GW 4156 is ook die van Ez 45:25 >> In de zevende
[maand], op de vijftiende dag van de maand,
gedurende het [Loofhutten]feest,
dient hij [de vorst; נשיא] hetzelfde als deze
voor de zeven dagen te verschaffen, hetzelfde als het zondeoffer, als het
volledige brandoffer, en als het graanoffer en als de olie. |
GW 6607
≈≈ 1Sm 15:6 >> Ondertussen zei Saul tot de Kenieten:
Gaat weg, jullie moeten je verwijderen; trekt af uit het midden der Amalekieten, opdat ik jullie niet met hen wegvaag.
Wat jullie betreft, jullie hebben liefderijke goedheid betracht jegens alle zonen van Israël toen zij uit Egypte optrokken. De Kenieten verwijderden zich dus uit het midden van Amalek.
Elia zei nu tot Elisa: Blijf
alstublieft hier, want YHWH zelf heeft mij helemaal naar Bethel gezonden.
Maar Elisa zei: Zo waar YHWH leeft en zo waar jouw
ziel leeft, ik wil je niet verlaten. Zij daalden dus af naar Bethel. |
||
Toen kwamen de profetenzonen
die te Bethel waren uit tot Elisa en zeiden tot
hem: Weet je wel dat YHWH vandaag je meester uit de positie van hoofd over
jou wegneemt? Hierop zei hij: Ook ik weet het heel goed. Houden jullie [maar] stil.
De GW 5054 is ook die van Mt 15:9 en Mr 7:7 >> Tevergeefs blijven zij mij
aanbidden, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen. |
GW 9210
>> Mr 3:4 >> Vervolgens
zei hij tot hen: Is het geoorloofd op de sabbat een goede daad te doen of een
slechte daad te doen, een ziel te redden of te doden? Maar zij bleven
zwijgen.
Elia zei nu tot hem: Elisa, blijf
alstublieft hier, want YHWH zelf heeft mij naar Jericho
gezonden. Maar hij zei: Zo waar YHWH leeft en zo waar jouw ziel leeft, ik wil
je niet verlaten. Zo kwamen zij dan te Jericho.
|
||
Toen traden de profetenzonen
die te Jericho waren op Elisa
toe en zeiden tot hem: Weet je wel dat YHWH vandaag je meester uit de positie
van hoofd over jou wegneemt? Hierop zei hij: Ook ik weet het heel goed.
Houden jullie je stil. |
||
Elia zei nu tot hem: Blijf alstublieft hier, want YHWH zelf
heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zei: Zo waar YHWH leeft en zo
waar jouw ziel leeft, ik wil je niet verlaten. Zij gingen dus beiden
verder. |
GW 11020
≈≈ Lk 14:28 >> Want wie van jullie, die een toren wil bouwen, gaat er niet
eerst voor zitten om de kosten te berekenen, of hij [genoeg] bezit ter voltooiing?
En ook Jh 8:38 >> Ik
spreek de dingen die ik bij de Vader heb gezien; en jullie doen
daarom de dingen die jullie hoorden bij [je] vader.
En vijftig man van de
profetenzonen gingen heen en bleven op zichtafstand staan; maar wat hen
beiden betreft, zij stonden aan de Jordaan. |
||
Toen nam Elia
zijn ambtsgewaad en wond het samen en sloeg de wateren,
en geleidelijk werden ze herwaarts en derwaarts verdeeld, zodat zij beiden op
de droge grond naar de overkant gingen. |
||
Nu gebeurde het dat zodra
zij aan de overkant gekomen waren, Elia zelf tot Elisa zei: Vraag wat ik voor je dien te doen voordat ik
van je word weggenomen. Hierop zei Elisa: Dat
alstublieft twee delen van jouw geest op mij mogen komen. |
GW 9442
≈≈ 2Ko 4:11 >> Want wij
die leven worden voortdurend omwille van Yeshua aan de dood overgegeven, opdat
ook het leven van Yeshua openbaar wordt gemaakt in ons sterfelijk vlees.
Nu gebeurde het dat zodra
zij aan de overkant gekomen waren, Elia zelf tot Elisa zei: Vraag wat ik voor je dien te doen voordat ik
van je word weggenomen. Hierop zei Elisa: Dat
alstublieft twee delen van jouw geest op mij mogen komen. |
||
Daarop zei hij: Je hebt iets
moeilijks gevraagd. Indien je mij ziet wanneer ik van jou word weggenomen,
zal het je aldus geschieden; maar niet, dan zal het niet geschieden. |
||
Nu gebeurde het, terwijl zij
al sprekende verder gingen, ziedaar! een vurige strijdwagen en vurige
paarden, en die maakten vervolgens scheiding tussen hen beiden; en Elia voer toen in de storm ten hemel. De GW van de vv 10 en 11 tezamen bedraagt 6574 en die GW wordt gevonden
in 1Kr 17:21 >> En welke andere natie op
aarde is als uw volk Israël, dat de [ware] God zich tot een volk ging
loskopen, om u een naam toe te kennen van grote daden en vrees
inboezemende dingen door natiën te verdrijven van voor uw volk dat gij uit Egypte hebt losgekocht? |
GW 10557
≈≈ Ez 8:3 >> Toen stak hij iets uit dat de vorm van een hand had en
nam mij bij een lok van mijn hoofdhaar, en een geest voerde mij tussen de aarde
en de hemel en bracht mij naar Jeruzalem in de
visioenen van God, naar de ingang van de binnenste poort die op het noorden
uitziet, waar de standplaats is van het symbool van jaloezie dat tot jaloezie
prikkelt.
En ook Lk 19:29 >> En het geschiedde toen hij Bethfage en Bethanië naderde, tegen de -zoals hij genoemd wordt- Berg der Olijven, dat hij twee van de leerlingen uitzond.
Hier lezen we over het gebeuren op ‘Palmzondag’, op 9 Nisan van het jaar 33 AD (4037 AM), toen Yeshua Mashiach, rijdend op een ezel, zich aan Israël aanbood als haar Messiaanse koning. Door zijn Joodse tijdgenoten werd hij echter in die hoedanigheid verworpen, wat zelfs tot op de dag van heden heeft voortgeduurd. Zij erkennen niet dat hij op die dag Zc 9:9 in voorlopige zin vervulde >>
Verblijd u zeer, o dochter van Sion.
Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw
koning komt tot u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig en rijdend op een
ezel, ja, op een volwassen dier, het jong van een ezelin.
Maar ook een andere combinatie, t.w. Jeremia 2:18-19 heeft GW 10557 >>
Jr 2:18 |
Nu dan, wat voor belang hebt
gij om naar Egypte te gaan; om het
water van de Nijl te drinken? En wat voor belang
hebt gij om naar Assyrië te gaan; om de wateren van de Eufraat
te drinken? |
5213 |
Jr 2:19 |
Laat uw eigen slechtheid u
tuchtigen en uw eigen daden van ontrouw u terechtwijzen. Erken dan en zie dat
het iets slechts en bitters is dat gij YHWH, uw God, hebt verlaten; en dat er geen vrees voor
mij bij u is, spreekt de Heer, YHWH der legerscharen. |
5344 |
Dit in aanmerking
genomen vernemen wij uit het profetische Woord dat de overgang van het ‘Eliawerk’ naar het ‘Elisawerk’ in
de Eindtijd zal samenvallen met Israëls ultieme afvalligheid. In haar ontrouw
zal zij zich niet alleen tot het ‘Egypte’ van deze wereld wenden, maar ook tot de Assyriër, de Pseudo
Masjiach; in werkelijkheid de demonische Antichristelijke macht.
Zie ook de Studie >> Een mogelijk verloop van de 70ste
Jaarweek, met name Gesuggereerde
Helft.
Al die tijd zag Elisa het, en hij riep luid: Mijn vader, mijn vader, de
strijdwagen van Israël en zijn ruiters! En hij zag hem niet meer. Dientengevolge greep hij zijn eigen kleren en scheurde ze in twee
stukken. |
||
Daarna raapte hij het
ambtsgewaad van Elia op, dat van hem
afgevallen was, en keerde terug en bleef staan aan de oever van de Jordaan. |
||
Toen nam hij het ambtsgewaad
van Elia, dat van hem afgevallen was, en sloeg de wateren en zei: Waar is YHWH,
de God van Elia, ja hij? Toen hij de wateren sloeg, werden ze daarop geleidelijk herwaarts en
derwaarts verdeeld, zodat Elisa naar de overkant
ging. Onder de vv met GW 4513 is Jr 31:8
>> 7 Want dit
heeft YHWH gezegd: Roept Jakob luidkeels toe met
verheuging, en jubelt aan het hoofd der natiën. Verkondigt.
Zingt lof en zegt: Red, o YHWH, uw
volk, het overblijfsel van Israël. 8.Ziet, ik breng hen uit het land van het
Noorden, en ik wil hen bijeenbrengen van de meest
afgelegen streken der aarde. Onder hen zullen de blinde en de kreupele zijn,
de zwangere vrouw en de barende, allen te zamen. Als een grote gemeente zullen zij hierheen
terugkeren. 9 Met geween zullen zij
komen, en met smekingen om gunst zal ik hen
brengen. Ik zal hen doen gaan naar stroomdalen met water, op een rechte weg
waarop zij niet tot struikelen gebracht zullen worden. Want ik ben Israël tot
een Vader geworden; en wat Efraïm betreft, hij is mijn eerstgeborene. De GW van Jr 31:7-9 bedraagt 5393+4513+3830 = 13736
en die GW correspondeert met 1Ko 1:4 >> Ik breng altijd dank aan mijn God
betreffende jullie voor Gods liefderijke gunst welke jullie werd geschonken
in Masjiach Yeshua. Zie ook Jeremia
31. |
GW
12341
≈≈ 1Ko 12:21 >> Het oog nu kan
niet tegen de hand zeggen: "Ik heb je niet nodig", of wederom het
hoofd tegen de voeten: "Ik heb jullie niet nodig".
Toen de profetenzonen die te
Jericho waren hem op enige afstand zagen, zeiden
zij voorts: De geest van Elia is op Elisa komen te rusten. Bijgevolg gingen
zij hem tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde neer. |
||
Vervolgens zeiden zij tot
hem: Zie toch, er zijn bij jouw knechten vijftig mannen, dappere personen.
Laat hen alstublieft jouw meester gaan zoeken. Misschien heeft de geest van
YHWH hem opgeheven en hem daarna op een van de bergen of in een van de dalen
geworpen. Maar hij zei: Jullie moeten hen niet zenden. |
GW 10603
≈≈ Lk
19:47 >> En dagelijks onderwees hij in de
tempel. Maar de overpriesters en de schriftgeleerden trachtten hem om te
brengen; zo ook de voornaamsten van het volk.
48 En zij vonden niet wat zij
moesten doen, want al het volk hing aan zijn lippen.
Nu ging hij vandaar op naar
Bethel. Terwijl hij de weg opging, kwamen er kleine jongens uit de stad,
en zij gingen hem beschimpen en bleven tot hem zeggen: Ga op, kaalkop! Ga op, kaalkop!
Ps 78:5 heeft ook GW 4100; aldaar krijgen we blijkbaar de verklaring voor Gods
oordeel over de 42 jeugdige beschimpers >> Hij dan richtte een vermaning op in Jakob, en een wet stelde hij in Israël, dingen die hij
onze voorvaders gebood, om ze aan hun zonen bekend
te maken. |
||
Ten slotte
keerde hij zich om en zag hen en smeekte kwaad over hen af in de naam
van YHWH. Toen kwamen er twee berinnen uit het bos en
verscheurden vervolgens tweeënveertig kinderen van hun aantal. Zie Kaalkop.
Jr 9:16 heeft ook GW 4446.
Zie het contextueel verband >> 13. En YHWH zei toen:
Omdat zij mijn wet die ik hun had voorgelegd verlaten hebben, en zij mijn
stem niet hebben gehoorzaamd en er niet naar hebben gewandeld, 14. maar zij bleven
wandelen naar de verstoktheid van hun hart en achter de Baälsbeelden
aan, waarover hun vaderen hen hadden onderwezen; 15.
daarom, dit heeft YHWH der legerscharen, de God van Israël, gezegd: Zie, ik
doe hen, dat wil zeggen dit volk, alsem eten, en ik wil hen gifwater doen
drinken; 16. en ik wil hen verstrooien onder
de natiën die noch zij noch hun vaderen hebben gekend, en ik wil hun het
zwaard achternazenden, totdat ik hen uitgeroeid zal hebben. |
||
En vandaar
ging hij verder naar de berg Karmel, en vandaar
keerde hij terug naar Samaria. |
GW 10807 ≈≈ Lk 7:42 >> Toen zij niet konden betalen, schonk hij [het] beiden vrijelijk kwijt. Wie van hen zal hem daarom meer liefhebben?
Ten slotte kwam Jehu naar Jizreël, en
Izebel zelf vernam het. Zij beschilderde toen haar ogen met zwarte verf
en maakte haar hoofd mooi en ging door het venster naar beneden kijken. |
||
En Jehu
zelf kwam de poort binnen. Zij zei nu: Is het goed gegaan met Zimri, de doder van zijn heer? |
||
Daarop hief hij zijn gezicht
op naar het venster en zei: Wie is met mij? Wie? Onmiddellijk keken twee of
drie hofbeambten naar beneden, naar hem. |
||
Hij dan zei: Laat haar vallen!
Toen lieten zij haar vallen, waarop er wat van haar bloed tegen de muur en
tegen de paarden opspatte; en hij vertrapte haar nu. |
||
Daarna ging hij naar binnen
en at en dronk en zei toen: Ziet alstublieft om naar deze vervloekte en
begraaft haar, want zij is de dochter van een koning. |
GW 15165
≈≈ 1Pt 5:10 >> Maar de God van
alle liefderijke gunst, die jullie heeft geroepen tot zijn eeuwige heerlijkheid
in Messias, hijzelf zal jullie - een korte tijd geleden hebbend - volledig
maken, bevestigen, sterken.
Vergelijk de
beschrijving van de Eindtijdfiguur Izebel. Tot de Joodse gemeenschap,
vertegenwoordigd door de gemeente Thyatira, zegt
koning Yeshua >>
Maar ik heb
tegen je dat je de vrouw Izebel laat
begaan, zij die van zichzelf zegt profetes [te zijn], en mijn slaven leert en misleidt
zij om hoererij te bedrijven en afgodenoffers te eten. Hoewel ik haar gelegenheid gaf tot inkeer te komen, weigert
zij berouw te hebben van haar hoererij.
Zie! Ik werp haar te bed en zij die
overspel met haar bedrijven in grote verdrukking, tenzij zij berouw hebben van
haar werken. En haar kinderen zal ik ter dood brengen door de pest. Dan zullen
alle gemeenten weten dat ik degene ben die nieren en harten doorvors, en dat ik
een ieder vergeld naar hun werken (Zie het uitgebreide commentaar
op Openbaring 2:18-29).
Dientengevolge zonden zij
die over het huis gingen en degene die over de stad ging en de oudsten en de
verzorgers een boodschap aan Jehu en lieten zeggen:
Wij zijn uw knechten, en al wat gij ons zegt, zullen
wij doen. Wij zullen niemand koning maken. Doe wat goed is in uw eigen ogen. |
||
Daarop schreef hij hun een
tweede brief, waarin stond: Indien jullie mij toebehoren en
mijn stem gehoorzamen, neemt dan de hoofden van de mannen die zonen zijn van
jullie Heer en komt morgen om deze tijd bij mij te Jizreël.
De zonen van de koning nu, zeventig man, waren bij de aanzienlijken van de
stad, die hen grootbrachten. |
GW 14338
≈≈ Allen die zich mooi willen voordoen
in [hun] vlees, juist zij noodzaken jullie besneden te worden, slechts om niet vanwege
de martelpaal van de Messias vervolgd te worden.
Nu gebeurde het dat zodra de
brief hen bereikte, zij daarop de zonen van de koning namen en [hen]
afslachtten, zeventig man, waarna zij hun hoofden in
manden deden en ze naar hem toe zonden te Jizreël.
|
||
Toen kwam
de bode en berichtte het hem en zei: Men heeft de hoofden van de zonen
van de koning gebracht. Hij
dan zei: Legt ze tot de morgen in twee hopen aan de ingang van de poort. |
GW
8707
≈≈ Hn 19:15 >> Maar de boze geest gaf hun ten antwoord: Ik ken Yeshua en Paulus is
mij bekend; maar wie zijn jullie?
Nu gebeurde het dat zodra de
brief hen bereikte, zij daarop de zonen van de koning namen en [hen]
afslachtten, zeventig man, waarna zij hun hoofden in
manden deden en ze naar hem toe zonden te Jizreël. |
||
Toen kwam
de bode en berichtte het hem en zei: Men heeft de hoofden van de zonen
van de koning gebracht. Hij
dan zei: Legt ze tot de morgen in twee hopen aan de ingang van de poort. |
||
Nu gebeurde het ’s morgens dat hij voorts naar buiten ging. Toen
bleef hij staan en zei tot al het volk: Jullie zijn rechtvaardig. Ziet,
ikzelf heb een samenzwering gesmeed tegen mijn heer en heb
hem ten slotte gedood; maar wie heeft al dezen neergeslagen? |
GW 12512
≈≈ Mt 26:13 >> Voorwaar, ik zeg jullie: Overal waar dit goede nieuws
in de gehele wereld wordt gepredikt, zal tevens ter gedachtenis aan deze
vrouw worden verteld wat zij heeft gedaan.
Nu gebeurde het dat zodra de
brief hen bereikte, zij daarop de zonen van de koning namen en [hen]
afslachtten, zeventig man, waarna zij hun hoofden in
manden deden en ze naar hem toe zonden te Jizreël. |
||
Toen kwam
de bode en berichtte het hem en zei: Men heeft de hoofden van de zonen
van de koning gebracht. Hij
dan zei: Legt ze tot de morgen in twee hopen aan de ingang van de poort. |
||
Nu gebeurde het ’s morgens dat hij voorts naar buiten ging. Toen bleef
hij staan en zei tot al het volk: Jullie zijn rechtvaardig. Ziet, ikzelf heb
een samenzwering gesmeed tegen mijn heer en heb hem
ten slotte gedood; maar wie heeft al dezen neergeslagen? |
||
Weet dan dat van het woord
van YHWH, dat YHWH tegen het huis van Achab heeft gesproken, niets ter aarde zal vallen. En
YHWH zelf heeft gedaan wat hij door bemiddeling van zijn knecht Elia gesproken heeft. |
GW 16351 ≈≈ Jh 9:24
>> Derhalve riepen zij de mens die blind was
geweest, voor de tweede maal en zeiden tot hem: Geef heerlijkheid aan God; wij
weten dat deze mens een zondaar is.
Het antwoord van de
blinde >> Of hij een
zondaar is, weet ik niet. Eén ding weet ik wel, dat ik, terwijl ik blind was,
op het ogenblik zie.
Bovendien
ging Jehu voort allen neer te slaan die te Jizreël van het Huis van Achab
waren overgebleven en al zijn aanzienlijken en
zijn kennissen en zijn priesters, totdat hij niemand van hem in leven
had gelaten. |
||
Toen
stond hij op en ging naar binnen, waarna hij zich op weg naar Samaria begaf. Onderweg was het [schapen-]bindhuis van
de herders. |
GW 5809
≈≈ diverse schriftdelen met een hint naar de Eindtijd.
En Jehu
zelf trof de broeders van Ahazia, de koning
van Juda, aan. Toen hij tot hen zei: Wie zijn jullie, zeiden zij vervolgens:
Wij zijn de broeders van Ahazia, en wij trekken af
om te vragen of alles goed is met de zonen van de koning en de zonen van
de Vrouwe. |
||
Onmiddellijk zei hij: Grijpt
hen levend! Zij grepen hen dus levend en slachtten hen af bij de regenput van
het bindhuis, tweeënveertig man, en hij liet niet één van hen overblijven. |
GW 8288
≈≈ Jh 11:17 >> Bij zijn aankomst dan bevond Yeshua dat hij [Lazarus] al vier dagen in het herinneringsgraf lag.
Opmerkelijk deze
associatie! Ze toont ons dat zulke vroege oordelen niet inhouden dat alle
levensvooruitzichten der betrokkenen nihil zijn. Integendeel! Ook voor hen
geldt Jh 5:28-29 >>
Jullie moeten je hierover
niet verwonderen, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven
zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen. Zij die goede
dingen deden, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen beoefenden,
tot een opstanding om [alsnog] beoordeeld te worden.
Toen hij vandaar verder
ging, trof hij voorts Jonadab, de zoon van Rechab aan, die hem tegemoet [kwam]. Toen
hij hem zegende, zei hij bijgevolg tot hem: Is jouw hart oprecht met mij, net
zoals míȷ́n
hart met jouw hart is? Hierop zei Jonadab: Ja.
Indien het zo is, geef mij dan werkelijk je hand. Hij gaf hem dus zijn hand.
Daarop liet hij hem bij zich op de wagen klimmen. GW 7457
is interessant. Dn 11:4 >> En wanneer
hij [Alexander
de Grote] opgestaan
zal zijn, zal zijn koninkrijk verbroken worden en naar de vier windstreken
van de hemel verdeeld worden [de 4 Hellenistische Rijken, waarvan
al vlug de Noordelijke Seleuciden en de Zuidelijke Ptolemëen], maar niet aan
zijn nakomelingschap en niet naar zijn heerschappij waarmee hij geheerst
had; want zijn koninkrijk zal uitgerukt worden, en wel voor anderen dan deze. Lk 1:1 >> Aangezien velen ondernamen een verslag [het Evangelie] samen te stellen betreffende feiten die zich onder ons
voltrokken hebben. Rm 2:19 >> En
van jezelf [een
joodse gesprekspartner] overtuigd bent een gids
van blinden te zijn, een licht van hen in duisternis. |
Toen zei hij: Ga toch met
mij mee en zie hoe ik geen mededinging ten opzichte van YHWH duld. En
zij lieten hem op zijn strijdwagen meerijden. GW 2435 is ook die van Gn
28:12; mbt Jakob >> Toen
droomde hij, en zie! er stond een ladder op de aarde en de top
ervan reikte tot aan de hemel; en zie! Gods engelen klommen daarlangs op en
daalden daarlangs af. Engelen waren zeker in de nabijheid van Jehu,
zoals zij ook bij aartsvader Jakob waren! |
||
Ten slotte kwam hij te Samaria. Nu sloeg hij allen neer die van Achabs [Huis] te Samaria overgebleven
waren, totdat hij hen verdelgd had, naar het woord van YHWH dat hij tot Elia gesproken had. |
GW 6264
≈≈ Mr 7:22 >> [Wat van de
mens uitgaat, dat verontreinigt de mens:] … overspel, hebzucht,
goddeloosheden, bedrog, een losbandig gedrag, een afgunstig oog,
lastering, hoogmoed, onredelijkheid.
Lk 21:5 >> En toen sommigen over de
tempel zeiden dat hij met fraaie stenen en gewijde voorwerpen was versierd, zei
hij: [Deze dingen die jullie aanschouwen − er zullen dagen
komen waarin hier geen steen op steen gelaten zal worden die niet gesloopt zal
worden].
1Jh 3:21 >> Geliefden, indien het hart niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid jegens God.
Voorts bracht Jehu heel het volk bijeen en zei tot hen: Achab heeft Baäl enerzijds weinig aanbeden. Jehu zal hem anderzijds zeer veel aanbidden. |
||
Nu dan, roept alle profeten
van Baäl, al zijn aanbidders en al zijn priesters bij mij. Laat er
niet één gemist worden, want ik heb een groot slachtoffer voor Baäl. Al wie
gemist wordt, zal niet in leven blijven. Wat Jehu
betreft, hij handelde sluw, met de bedoeling de aanbidders van Baäl te
verdelgen. |
||
Vervolgens zei Jehu: Heiligt een plechtige vergadering voor Baäl.
Bijgevolg kondigden zij die af. |
GW 8072
≈≈ Op 17:3 >> En hij voerde mij in geest weg naar een wildernis. En ik zag
een vrouw gezeten op een scharlakenrood Beest dat vol
was van lasterlijke namen, hebbend zeven koppen en tien horens.
Zoals we allen weten zag Johannes hier, in de Eindtijdtaferelen, Vrouwe Babel, in een dollemansrit op de rug van het Antichristelijke Beest. Dat geeft ons een idee tot wie de ontaarde Baälaanbidders van Jehu’s dagen behoorden!
Daarna zond Jehu [boden] door heel Israël, zodat alle aanbidders van Baäl
kwamen. En niet één bleef er over die niet kwam. En zij bleven in het huis
van Baäl komen, en het huis van Baäl liep vol, van het ene einde tot het
andere. |
||
Nu zei hij tot degene die
over de garderobe ging: Haal voor alle aanbidders van Baäl kleren te
voorschijn. Hij haalde dus de kledij voor hen te voorschijn. Moeten we wellicht aan onderstaande kledij
denken? Overigens
heeft de prachtige belofte in Js 32:3 eveneens de
GW Zie! Een
koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat
vorsten betreft, zij zullen als vorsten heersen voor louter
gerechtigheid. En een ieder moet als een wijkplaats voor de
wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als
waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots
in een uitgeput land. (3) En de ogen der zienden zullen niet dichtgestreken
zijn, en zelfs de oren der horenden zullen aandacht schenken. |
||
Toen ging Jehu met Jonadab, de zoon van Rechab, het huis van Baäl binnen. Hij zei nu tot de
aanbidders van Baäl: Onderzoekt zorgvuldig en ziet toe dat niet misschien een
van de aanbidders van YHWH hier bij jullie is, maar alleen de
aanbidders van Baäl. |
GW 9866
≈≈ 2Kn 23:27 >> Maar
YHWH zei: Ook Juda zal ik van voor mijn aangezicht
verwijderen, net zoals ik Israël [Samaria]verwijderd heb; en ik zal deze stad die ik uitgekozen heb,
ja, Jeruzalem, en het huis waarvan ik gezegd heb: Mijn naam zal daar blijven,
stellig verwerpen.
Toen ging Jehu met Jonadab, de zoon van Rechab, het huis van Baäl binnen. Hij zei nu tot de
aanbidders van Baäl: Onderzoekt zorgvuldig en ziet toe dat niet misschien een
van de aanbidders van YHWH hier bij jullie is, maar alleen de
aanbidders van Baäl. |
||
Ten slotte gingen zij naar
binnen om slachtoffers en brandoffers op te dragen, en Jehu
zelf stelde buiten tachtig man op over wie hij kon beschikken en zei
vervolgens: Wat de man betreft die ontsnapt van de mannen die ik in
jullie handen lever, de ziel van de een zal voor de ziel van de ander in
de plaats gesteld worden.
GW 6809 is
ook die van Ef 3:2 >> Indien
jullie tenminste hebben gehoord van het beheer van
de liefderijke gunst Gods, welke mij [Paulus]
met het oog
op jullie gegeven werd. |
GW
10000
≈≈ Mt 10:21; alsook Mr
13:12 >> Voorts zal de ene broer de andere
ter dood overleveren, en een vader zijn kind, en kinderen zullen tegen de
ouders opstaan en zullen hen ter dood laten brengen.
Vooral Mr 13:12 bevindt zich binnen een profetische context
van Eindtijdgebeurtenissen.
Nu gebeurde het dat zodra
hij klaar was met het opdragen van het brandoffer, Jehu
onmiddellijk tot de hardlopers en de adjudanten zei: Komt binnen, slaat hen
neer! Laat er niet één uitgaan. Toen sloegen de hardlopers en de
adjudanten hen met de scherpte van het zwaard en wierpen hen eruit, en
zij drongen door tot aan de stad van het huis van Baäl. Esther 7:7 heeft ook, zeker betekenisvol, GW 6076 >> (Wat
Haman – prototype
van de Antichristelijke Eindtijdmacht - betreft, hij kromp ineen van
schrik vanwege de koning en de koningin). Wat
de koning betreft, hij stond in zijn woede op van het wijnfeestmaal [en begaf zich] in de tuin van het paleis; en Haman zelf stond op om Esther,
de koningin, een verzoek te doen voor zijn ziel, want hij zag dat er kwaad
tegen hem besloten was door de koning. |
||
Vervolgens brachten zij de
heilige zuilen van het huis van Baäl naar buiten en verbrandden elk. |
||
Voorts braken zij de heilige
zuil van Baäl af en braken het huis van Baäl af, en zij hielden het
voor privaten afgezonderd tot op deze dag. Hs 1:10 (ook
met GW 4171) geeft aan dat een en ander gaat gebeuren ten tijde van Israëls
herstel >> En het getal van de zonen
van Israël moet worden als de zandkorrels der zee, die niet gemeten noch
geteld kunnen worden. En het moet geschieden dat op de plaats waar tot hen
gezegd placht te worden: Jullie zijn mijn volk niet, tot hen gezegd zal
worden: De zonen van de levende God. |
GW 12425
≈≈ Jh 7:8 >> Gaan jullie [Yeshua’s
broers] op naar het feest [het
Loofhuttenfeest van 32 AD]; ik ga nog niet op naar
dit feest, omdat mijn bestemde tijd nog niet volledig is gekomen.
Vervolgens brachten zij de heilige
zuilen van het huis van Baäl naar buiten en verbrandden elk. |
||
Voorts braken zij de heilige
zuil van Baäl af en braken het huis van Baäl af, en zij hielden het
voor privaten afgezonderd tot op deze dag. |
||
Zo verdelgde Jehu Baäl uit Israël. |
GW 7820
≈≈ Op
1:10 >> Ik geraakte in geest in de dag die de Heer toebehoort, en ik
hoorde achter mij een luide stem als van een bazuin.
-.-.-.-